Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 5(1830)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] De Gewonde. 't Was zomerdag; het zonnevuur Verschroeide bloem en kruid; En Lize koos de koelste plek In 't bosch, tot rusten, uit. Maar naauwlijks luikt zij de oogjes digt En sluimert zoet en zacht, Of zie, een nijvrig bijtje naakt En houdt om haar de wacht. Al gonzend zwerft het ginds en her, Of 't nergens ruste vond, En daalt - en steekt - en stort zijn gif Op Lize's rozenmond. [pagina 124] [p. 124] Naauw' treft zijn angel 't purperrood, Of, Lize ontwaakt met een En ijlt, als met gewiekten voet, Naar haren Damon heên. ‘Ach lieve Damon!’ kermt zij luid, ‘Mijn beste! ik ben gewond; Een wreede bij, terwijl ik sliep, Stak fel mij op den mond!’ ‘Geen nood,’ riep Damon, ‘lieve meid! 't Zal wis geen doodwond zijn!...’ En gaf, tot balsem voor de smart, Ze een kusje op 't lipsatijn. ‘Vergeef,’ zei Damon, ‘'t schuldloos dier; 't Heeft weinig u misdaan; Het zag u, lieve Lize! slechts Voor 't schoonste Roosjen aan!’ A.J. TEN HAGEN, Jz. gorinchem. Vorige Volgende