Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 4(1829)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] Aan mijne Gade, Bij de geboorte van ons Dochtertje Maria, Paulina, Josephina, op den 22 Januarij 1828. Lieve, die Gods gunst mij gaf, Wend den blik van 't grafjen af, Door uw tranen nat bekreten; 't Drietal, dat onz' echt weêr siert, Doe u vroeger ramp vergeten, 't Wil dat moeder hoogtijd viert. 'k Heb uw oog zoo vaak bespied, Als er 't moederlijk verdriet Beêvaart hield op zilte wangen; Duizend maal uw' strijd herdacht, Als 'k uw ziel aan 't wicht zag hangen, Reeds voorlang naar 't graf gebragt. [pagina 197] [p. 197] O, wie schat uw heil niet groot! Turende op uw' zwangren schoot; Mogt wel eens de Hoop u voeden; Doch, hoe ras verdween haar vonk, Bij 't onzekre van 't vergoeden, Wat aan d'echtkrans eens ontzonk. Goede God, heb dank er voor! 't Kleinood, dat ons hart verloor, Heeft uw hand ons weêr gegeven; Elke trek van 't vroeger wicht Staat gelijkend ingeweven, Op 't gelijkvol aangezigt. O, hoe klopt ons 't harte blij! O, wie is meer rijk dan wij, Met het Dochtertje ons geboren! Hemelvader, moog deez spruit Rijper leeftijd zijn beschoren, Eer Ge uw' Hemel haar ontsluit. [pagina 198] [p. 198] 't Groeije tot Uwe eer in deugd; 't Strekke ons verder pad tot vreugd'; 't Strooije er bloempjes om ons henen; 't Stemm' tot dankbaarheid ons hart, 't Doe den traan van blijdschap weenen: En verbann' de vroegre smart. dordrecht. P.J. DE BOSSON. Vorige Volgende