Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 3(1828)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 223] [p. 223] Aan Victorine. Victorine lief, uw lonkjes Zijn zoovele minnevonkjes, Die ge me in den boezem werpt; 't Zijn vergulde minneschichten, Die zich naar mijn' boezem rigten, En door Amor zelf gescherpt. Maar die lonkjes, lust mijns levens, Geven mij het voorregt tevens Om te hopen op uw min, Dat ge mij in 't eind' zult loonen En mijn trouw welhaast bekroonen Met een' mingenegen zin. [pagina 224] [p. 224] 'k Zal, zoo 't kan, die vlam dan blusschen, Door gestadig u te kussen Op uwe oogjes, hals en wang; 'k Zal mij aan uw lipjes kleven, U doen sterven, doen herleven - De uwe zijn mijn leven lang. 'k Zal, in 't lommer der abeelen, Dan dien schoonen boezem streelen, Waar geen wit albast bij haalt! 'k Zal met kusjes dien beladen, Zonder me immer te verzaden, Als uw oog reeds kwijnend straalt. Dan zult gij me in de armen strenglen, D'adem met mijn' adem menglen, Mij doen rusten op uw borst; Mij doen leven, mij doen sterven, 't Zoetste zoet mij doen verwerven, Lesschen mijnen heeten dorst. [pagina 225] [p. 225] Als wij zóó elkaâr omvangen, Aan elkanders lippen hangen, D'adem menglen ondereen; Dan wordt ons 't geluk geboren, Dat ons Amor heeft beschoren: Liefde schenkt dan zaligheên. Dierbaar meisje, kom, wil deelen In Cupido's zoete spelen, Vat de u aangeboden hand; Wil die trouw aan mij betalen, Wil, ik smeek 't, niet langer dralen, Zie, hoe 't outer ginds reeds brandt. 'k Zal, eer wij ons gaan vermeijen, Meisje lief, daarheen u leijen Geven dáár en hand en ring, En daarna in 't bosch gaan dwalen, Om den eed dáár te herhalen Dien men voor 't altaar ontving. [pagina 226] [p. 226] Dáár zal, op een bank van zoden, Die tot rust schijnt uit te nooden, Onze sponde zijn gespreid; Daar verraadt mij dan uw blozen, Dat me, in dit prieel van rozen, Wacht de hoogste zaligheid. Dat niets ons genot koom storen; Stille rust zij ons beschoren, Liefde houd' voor ons de wacht! Gunne aan ons een blij ontwaken, Maar eer 'k u uit d'arm wil slaken, Zij nog 't offer u gebragt! brussel. M.V. Vorige Volgende