Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 3(1828)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] De Nederlandsche Druif. Roemt, Franken, op uw wijngaardtwijgen, Roemt op uw geestrijk nat; Roemt, dat in elk der vier gewesten Uw Nektar doorgaat voor den besten, Dien heel Euroop bevat. Eerlang ziet gij dien roem verduistren Door 't vrije Nederland; Daar wordt, in de altijd vruchtbre gronden, De breede wijnstok ook gevonden, Door Bacchus zelf geplant. Bij 't rijzen van de morgenglansen, Als ons het herfstgroen streelt, Zien wij de rijke trossen zwellen Der ambergeurge muskadellen, De vrucht van Neêrlands teelt. [pagina 217] [p. 217] Door d'adem van het westewindje, Dat blaast van Thetis' plas, Zien wij het ritslend blad bewogen, Waardoor voor 's vreemdlings zoekende oogen De schat verborgen was. Juicht vrij dan Wezemaalsche velden, Juich, Ronsen, om uw' wijn! Dat voorregt moog u 't hart ontsteken, Uw vrije grond mag druiven kweeken, Ten spijt van Seine en Rijn! Weldra zult gij uw loon ontvangen, Als 't schuimend vocht ons wenkt: De Nederlander zal zich buigen, En drinkende u zijn' dank betuigen Daar gij hem Nektar schenkt. Maar, dan zij ook met milde teugen, En onbeklemde borst, De schaal ten boorde vol geschonken, En Neêrlands wijn op 't heil gedronken Van Vaderland en Vorst! oudenaarden. D'HUIJGHELAERE. Vorige Volgende