Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 3(1828)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Het afgeslagen verzoek. Een zeker boer, een domme kwast, Kocht voor het geld, dat hij aan winst had meêgedragen, Een koe, en vond, te regt, zich daar voor in den last Van 't dorp te meerder aangeslagen. Verstoord roept hij zijn' zoon, een lummel en die pas Van 't kostschool was naar huis gekomen, En zendt hem naar den schout, om rond en zonder schromen Te vragen, of die som niet iets te korten was. De jongen kloedt zich fluks, gaat zich op weg begeven, Komt bij den schout, en spreekt op zulk een wijs hem aan, Dat dees zich 't hart van toorn voelt beven, Door zoo veel domheids, als hij thans voor zich ziet staan. [pagina 194] [p. 194] ‘Hoor,’ spreekt hij, ‘bengel, zeg uw' vader, Dat een vermindring ons niet mooglijk is geweest, Dewijl deez' winter en zijn stal en huis te gader Nog is vermeerderd met een beest.’ antwerpen. J.P. KORTHALS. Vorige Volgende