Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 3(1828)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *16] [p. *16] Ich auch... Wil meinem Vatterland eröffnen rund und frey, Dasz ewre Poësie der meinem Mutter sey. Mart. Spetz [pagina 181] [p. 181] Daniel Heinsius. De Duitsche Dichtkunst was vergeten en verloren, Wij wisten zelve naauw uit wien te zijn geboren; Die spraak, den vijand vaak verschriklijk door haar kracht, Vergaten wij met vlijt; zij werd als wind geacht. Totdat uw grootsche ziel in eedlen ijver blaakte, En elk voor de oogen bragt, hoe schandlijk hij verzaakte Wat allen dierbaarst was. Wij spraken goed Latijn, En ieder schaamde zich een Duitscher nog te zijn. Dees had ver over zee doorreisd de Grieksche streken, Die had Italië, die Frankrijk heel doorkeken, Dees praalde hier in 't Spaansch. Met spot zaagt ge op hen neêr, En onze Moederspraak gaaft gij haar waarde weêr. Hierom ook is uw' lof onstoorbre bloei beschoren, 't Gerucht van uwen naam doet eindloos van zich hooren, [pagina 182] [p. 182] Van daar de gouden zon gereed ter opvaart staat, Tot daar zij nederwaarts met hare paarden gaat. Ik ook, dewijl uw schrift mijn veder wist te ontvonken, Ik zal, wat eer mij wordt door 't Duitsch gedicht geschonken, 'k Zal 't voor mijn Vaderland erkennen onverbloemd, Dat onze Poëzij uw Dichtkunst Moeder noemt. amsterdam. C. LOOTS. Vorige Volgende