Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2(1827)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] Rouwklagt bij het ontijdig afsterven van eenen dierbaren vriend. Zoo treur ik bij uwe asch, zoo pleng ik op uw graf Een' ongeveinsden traan, o vriend, te vroeg verloren, De dood blies u, zoo jong, den levensbloesem af; Geliefde schim mijns vriends, kondt gij mijn zuchten hooren! Waarom verlengt het lot den rampspoedvollen tijd Dien ik op aard' moet zijn, om steeds om u te klagen; Te klagen, zeg ik, neen! gij juicht in de eeuwigheid, Dáár keert in vreugd de smart, door u op aard gedragen. [pagina 108] [p. 108] Gij, die mij alles waart in 's werelds jammerdal, Mij thans, helaas, ontrukt, o dierbaarste aller vrinden! Hoe reikhals ik naar 't uur, dat ons vereenen zal, Dáár zal geen nijdig lot den vriendschapsknoop ontbinden. Rust zacht, geliefde vriend, in 's aardrijks stillen schoot, Ontvang mijn laatst vaarwel, mijn afscheids snikken tevens; Dra zijn wij met elkaâr vereenigd door den dood, Die leidt ons zeker tot de vreugd eens bet'ren levens. Gent. W. VAN VASTRIK. Vorige Volgende