Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 1(1826)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] Vergelding. Aan het eindperk van dit leven Lacht de rust der ziel ons aan, Waar de dierbre schimmen zweven, Die ons reeds naar beter dreven Vreugdevol zijn voorgegaan. Hij slechts zij te regt geprezen, Die naar 't pad der deugd zich rigt; Moge 't steil en hobb'lig wezen, Aan den eindpaal staat te lezen: ‘Heil hem! die op 't spoor nooit zwicht.’ Kalm zal hij dien stond zien naken, Die hem van deze aarde scheidt; Juichend zal hij eens ontwaken, Hemelvreugd zijn hart doen blaken, In de spheer der heerlijkheid. [pagina 207] [p. 207] Maar hoe zal eens hij verscheiden, Die hier roekloos de ondeugd dient, Zich in 't kwade kan verblijden, Lacht en juicht waar and'ren lijden, Met de zonde naauw bevriend. God! wat lot staat hem te duchten In de toekomst.... Hemel!.... 'k beef! Mogt hij tijdig tot u vlugten, En niet onverhoord verzuchten: God der liefde! ach, vergeef! - Hemelvreugd is hem beschoren, Die zich aan de deugd hier wijdt; Nooit - neen nooit - gaat hij verloren; Reeds heeft God hem uitverkoren Tot de hoogste zaligheid. Want aan 't eindperk van dit leven Lacht hem 't reinst genot reeds aan; Waar de dierbre schimmen zweven Zal hij eens in zaalger dreven Met hen voor Gods aanschijn staan. M.J. LELYVELT. rotterdam, 1825. Vorige Volgende