Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 1(1826)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Stellig. (Aan Edwin.) Stellig! stellig! dwaze speling Met een veelomvattend woord! Edwin! kent uw hoofd iets stelligs Dat op aarde thuis behoort? Is het menschlijk weten dan Iets hetwelk niet falen kan? Zeg mij: klimt de hoogste kennis, Die ons deel wordt hier beneên, Hooger op dan tot der dingen Uiterlijken schijn alleen? Zoo mijn oog de vormen ziet, Van hun geesten weet het niet. [pagina 160] [p. 160] Namen zijn het, Edwin, namen Die ge mij ten beste geeft. ‘Leven’ spreekt gij. Wat is leven? Zeg mij: hoe, waar door gij leeft? Leid mijn' geest op tot de pit Die er in het leven zit. Zeeën, roemt gij, klieft een bodem. Maar den aard van 't element, Dat hem wegvoert uit uwe oogen, Heeft uw wijsheid nooit gekend. Voor het denkbeeld: ‘water,’ suft Zelfs 't schranderste vernuft. 't Zij! die bodem volg' de sterren Spoorloos, langs een waterbaan; 't Zij! uw vinger moog een' graadboog Om den weg des hemels slaan; Maar de hemel is u vreemd Als het grassprietje op den beemd. [pagina 161] [p. 161] Noch wat boven is op aarde, Noch wat schuilt in haren schoot, Noch de loop der aardsche dingen, Noch het aanzijn, noch de dood, Zelfs niet wat uw hart gelooft, Is het weten van uw hoofd. Op den bol dien wij bewonen, Edwin, in het geen ge er vindt, In den toestand, dien wij wachten, Is het oog der menschen blind. Slechts eene enkle heldre ster, Ziet het oog der hoop van ver. 't Is de schoone ster des geestes, Die zich uitdrukt in 't gewrocht, Altoos voor den blik verborgen En toch nooit vergeefs gezocht; Altoos minnende, altoos goed, Schenkende uit zijn' overvloed. [pagina 162] [p. 162] Die met onmiskenbre wijsheid Neêrziet op der schepslen lot, Aller geesten kern en vader, Zelf de Hoogste en Eerste.... God! Edwin, slechts die heldre ster, Ziet het oog der hoop van ver. - Zonder God is menschlijk weten Stukwerk, dat van gistr'en is, En de wijsheid van deze aarde Troostelooze duisternis; Maar met God, alléén met Hem, Heeft de schepping ziel en klem! G. GRAVÉ, Jz. amsterdam, 1825. Vorige Volgende