Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 1(1826)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Alexis. Alexis zat te treuren, Te treuren op het graf Van haar, die eens, zoo blijde, Hem 't plegtig jawoord gaf. Hij sloeg den blik naar boven, En zuchtte keer op keer, Of wrong van spijt de handen En zag wanhopend neêr. Zoo sleet hij vele dagen In bitt're rouw en smart, En schrikbrer werd de wanhoop Van zijn gefolterd hart. [pagina *7] [p. *7] [pagina 39] [p. 39] Eens op een' lieflijk' avond, Bij 't kwijnend licht der maan, Zat hij meer rustig neder En minder aangedaan. Zijne oogen blonken helder, Als sterren in den nacht, Zijn droefheid scheen geweken, Zijn lijden scheen verzacht. ‘Hoe is mijn ziel zoo helder!’ Riep hij verwonderd uit; ‘Wie heeft op eens mijn rouwe, Mijn ziele-smart gestuit? Zijt gij het, vriend'lijke engel, Waar heel mijn hart aan hing? Zijt gij het, mijn beminde, Thans blijde hemelling? Zijt gij het, die in 't zuizen Van 't windje mij omzweeft, [pagina 40] [p. 40] En aan mijn droeve ziele Vernieuwde veerkracht geeft? Zijt gij het, die mijn tranen Terug houdt in heur bron, Als of uw oor mijn snikken Niet langer hooren kon? Zijt gij het? - ja, voorzeker! Gij zweeft deez grafzerk rond: Ik hoor uw wiekgesuizel, Voel d'adem van uw' mond. O kom mij na en nader, Vertoon u aan mijn oog, En laat mij dan u volgen, U volgen naar omhoog!’ Hij zwijgt, en laat nog eenmaal Zijn' blik in 't ronde gaan, En ziet zijn zielsverlangen Nog in dat uur voldaan. [pagina 41] [p. 41] Een Engel uit den hoogen Streek aan zijn zijde neer, En gaf zijn lijk aan de aarde, Hem aan zijn meisje weer. J.G. GREB. rotterdam, 1825. Vorige Volgende