Titel V. De gewapende macht.
Art. 118. - De wijze van aanwerving van het leger wordt bepaald door de wet. Deze regelt eveneens de bevordering, de rechten en de verplichtingen der militairen.
Art. 119. - De legersterkte wordt elk jaar bij stemming vastgesteld. De wet die ze bepaalt is, indien zij niet wordt vernieuwd, slechts voor één jaar van kracht.
Art. 120. - De inrichting en de bevoegdheden van de Rijkswacht worden bij een wet geregeld.
Art. 121. - Geen vreemde troepen mogen in dienst van de Staat worden aangenomen, het grondgebied bezetten of doortrekken dan krachtens een wet.
Art. 122. - [De inrichting van een burgerwacht wordt bij voorkomend geval geregeld door de wet.]
Gewijzigd 24 augustus 1921; de tekst van 1831 luidde: ‘Er bestaat een burgerwacht; haar inrichting wordt door een wet geregeld.’
Art. 123. - [Ingetrokken.]
Ingetrokken 24 augustus 1921; de tekst van 1831 luidde: ‘De burgerwacht kan slechts krachtens een wet gemobiliseerd worden.’
Art. 124. - De militairen kunnen uit hun graden, ererechten en pensioenen niet ontzet worden dan op de bij de wet bepaalde wijze.