De Belgische grondwet van 7 februari 1831
(1831)–Anoniem Belgische grondwet van 7 februari 1831, De– AuteursrechtvrijMet de wijzigingen van 7 september 1893, 15 november 1920, 7 februari, 24 augustus en 15 oktober 1921
[pagina 25]
| |
Geen last, geen heffing ten behoeve van de gemeente kan worden ingevoerd dan met de toestemming van de gemeenteraad. De wet bepaalt, ten aanzien van de provinciale belastingen en de gemeentebelastingen, de uitzonderingen waarvan de noodzakelijkheid uit de ondervinding blijkt.
Art. 111. - De belastingen ten behoeve van het Rijk worden elk jaar bij stemming vastgesteld. De wetten, welke ze invoeren, zijn, indien zij niet worden vernieuwd, slechts van kracht voor één jaar.
Art. 112. - Geen voorrechten kunnen op het stuk van belastingen worden verleend. Geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden toegestaan dan uit kracht van een wet.
Art. 113. - Behalve de gevallen door de wet uitdrukkelijk uitgezonderd, kan van de burgers geen vergelding worden gevorderd dan alleen als belasting ten behoeve van het Rijk, de provincie of de gemeente. Er wordt geen wijziging toegebracht aan de thans bestaande inrichting van de polders en wateringen, die onderworpen blijft aan de gewone wetten.
Art. 114. - Geen pensioen, geen gift ten laste van 's Lands kas kan worden toegekend dan uit kracht van een wet.
Art. 115. - Ieder jaar worden de rekeningwet en de begroting door de Kamers vastgesteld. Al de ontvangsten en uitgaven van het Rijk moeten op de begrotingen en op de rekeningen worden gebracht.
Art. 116. - De leden van het Rekenhof worden benoemd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers en wel voor de tijd bij de wet bepaald. Dit Hof is belast met het nazien en het vereffenen der rekeningen van het algemeen bestuur en van al wie tegenover 's Lands kas rekenplichtig is. Het zorgt er voor dat geen artikel van de uitgaven der begroting wordt overschreden en dat geen overschrijvingen geschieden. Het sluit de rekeningen der verschillende besturen van de Staat en brengt te dien einde alle nodige inlichtingen en rekeningstukken bijeen. De algemene rekening van de | |
[pagina 26]
| |
Staat wordt aan de Kamers onderworpen met de opmerkingen van het Rekenhof. Het Rekenhof wordt door een wet ingericht.
Art. 117. - De wedden en pensioenen van de bedienaren der erediensten zijn ten laste van het Rijk; het daartoe nodige bedrag wordt elk jaar op de begroting uitgetrokken. Zie artt. 14 tot 16, 114 en noot. |
|