| |
| |
| |
Boekennieuws en Kronijk.
Een Hollandsch Panthéon. - Maar al te dikwijls leeft een groot gedeelte van het volk niet genoegzaam het leven mede van zijn land. Die geestelijke afzondering moet natuurlijk zijne ontwikkeling in den weg staan, doch die onwetendheid is aan het publiek zelf juist niet te wijten aangezien die, welke de cultuurmiddelen in handen hebben, er soms te weinig op bedacht zijn om het daarvan deelachtig te maken.
In die orde van gedachten heeft de firma Nijgh en Van Ditmar van Rotterdam, het goede idee opgevat van boekjes uittegeven waarin met portretten en levensberichten allen vooikomen, die zich verdienstelijk of bekend gemaakt hebben op het gebied der politiek, der kunsten en der wetenschappen.
Dat hunne onderneming zal slagen, daaarvoor spreken borg de groote belangstelling welke zich allerwegen meer en meer veropenbaart, de zorg besteed aan die soort van galerij van vermaarde mannen en de genadelijke prijs waaraan die werkjes verkocht worden.
In der waarheid, deze uitgave mag een Hollandsch Panthéon genoemd worden, Panthéon waar allen die op den voorgrond staan hun borstbeeld hebben, Panthéon omdat die lieve boekjes in het bereik staan van iedereen.
Wanneer volgt een uitgever van hier dat voorbeeld en schenkt hij ons op zijne beurt een Belgisch Panthéon?
Wij hebben ter recensie ontvangen Onze Musici (f. 1,40), Onze tooneelspelers (f. 1,60), Onze Hoogleeraren (f. 1,90), Onze afgevaardigden (f. 1,40), Onze Ministers (f. 0,50), de vier eerste elk met ongeveer 150 portretten. In het eerste werkje hebben wij met genoegen b.v. het levensbericht gelezen van den meester Richard Hol; in het tweede, waarin van het meeste deel de afbeelding ook staat in de rol die zij geschapen hebben, maakten wij nader kennis met eene Beersmans, met Bouwmeester en Van Zuylen; het derde, waarin al de mannen van wetenschap voorkomen der vijf Hollandsche Universiteiten: Leiden (gesticht in 1575), Groningen (1614), Utrecht (1636), Amsterdam (1877, atheneum illustre 1632), de vrije hoogeschool van dezelfde stad (1880) en de ludische Instelling van Delft (1864).
Onze schrijvers en Onze schilders zijn ter pers.
Om een staal der bewerking te geven, ziehier b.v. de berichten rechtover de portretten geplaatst van Dr Ten Brinck en van Dr Schaepman. Deze laatste zal ongetwijfeld als letterkundige besproken worden in de reeks die aan de belletrie zal gewijd worden.
‘Dr. Jan ten Brink werd 15 juni 1834 te Appingedam geboren. Na de lagere school te Tjamsweer, de Fransche school en het gymnasium te Appingedam te hebben bezocht, werd hij in 1853 student te Utrecht en kreeg daar uitsluitend prof. Opzoomer tot leermeester.
| |
| |
Na in 1860 gepromoveerd te zijn tot doctor in de theologie op een proefschrift, getiteld: Over de Zedeleer van D.V. Coornhert, werd hij benoemd tot leeraar aan de H.B.S.m. 5 j.c. te 's Gravenhage, uit welke betrekking hij in Mei 1885 zijn benoeming ontving tot hoogleeraar in Geschiedenis der Nederl. Letterkunde en Aesthetische Critiek aan de universiteit te Leiden. Zijn ambt aanvaardde hij in Juni, met een rede: De Geschiedenis der Nederl. Letterknnde en hare leerwijze.
Prof. Ten Brink, die R.N.L., L.K.V.A. en L.A.O.G. is, was meermalen vertegenwoordiger der Nederl. regeering bij verschillende congiessen. Van zijn hand verscheen een Geschiedenis der Noord-Nederl. Letterkunde in de XIXe eeuw (Amsterdam 1889); Oost-Indische Dames en Heeren (roman); Kleine Geschiedenis der Nederl. Letteren (1877; 3e druk 1891); Onze Hedendaagsche Letterkundigen; Literarische Schetsen en Kritieken; De Oude Garde en de Jongste School; tal van novellen, historische-, aesthetische- en letterkundige studiën, critieken, enz.’
‘De heer Schaepman werd geboren te Tubbergen, provincie Overijssel, den 2en Maart 1844. Zijn vader was burgemeester van Tubbergen.
De heer Schaepman genoot zijne opvoeding aan het gymnasium te Oldenzaal, aan het seminarie te Kuilenburg, aan dat te Rijsenburg, Driebergen, en werd den 15en Augustus 1867 tot priester gewijd te Utrecht.
Dr. Schaepman vertoefde van 1868 tot Juni 1870 te Rome en werd aldaar doctor in de theologie in het jaar 1869; in 1870 werd hij aangesteld als hoogleeraar te Rijsenburg. In 1888 werd de heer Schaepman door het distriet Breda afgevaardigd naar de Tweede Kamer, en in 1888 tevens te Wijk-bij-Duurstede gekozen; hij opteeide voor Wijk-bij-Duuistede, doch werd daar in 1891 niet herkozen. Kort daarna vaardigde het kiesdistrict Almelo hem af, dat bij de Juni-verkiezingen van 1897 zijn mandaat vernieuwde.’
S.F.
De Tuin. - Kunst. Letterkunde. Tooneel. Muziek. Politiek-Sociologische wetenschappen en Maatschappelijk werk. Uitgevers H. Kleinmann en Cie: Haarlem. - 1ste jaargang, 1ste aflevering. (Mei 1899 )
Dit eerste nummer van een nieuw kunst- en letterkundig tijdschrift uitgegeven door de HH. Kleinmann en Cie, te Haarlem, is wel éen der mooiste tijdschriften die in Noord-Nederland het licht zien. Het formaat, dat buitengewoon groot is, laat aan de uitgevers toe de platen uit te voeren op groote schaal en in deze eerste aflevering komen er waarlijk meesterlijke platen voor.
Een fragment, teekening van de Forgeron, (Verhaeren) van Johan Thorn Prikker. - Een studie van Jan Toorop. - Een reproductie van de Lezende vrouw van Johannes Vermeer in het Rijksmuseum te Amsterdam. - Twee platen van Floris Verster en éen van Matthys Maris. Dit alles onberispelijk als uitvoering. De HH. Kleinmann en Cie zijn immers niet ‘novices’ in het uitgeven van prachtwerken. Hunne uitgaven: Teekeningen van oude meesters der Hollandsche school. - Sterkwater platen naar Rembrandt-teekeningen uit de 15, 16 en 17 eeuw, en een prachtige uitgave van photographische afbeeldingen der werken van Hans Memling, waarover we wellicht later eens breedvoeriger spreken, hebben reeds de proef gemaakt van wat de HH. Kleinmann en Cie, op gebied van kunst uitgaven kunnen leveren.
Wat het letterkundig gedeelte van De Tuin betreft, het is jong en stout. Zoo moet het ook. Enkel wil ik aanstippen dat Stijn Streuvels, onze West-Vlaamsche novellist, medewerkt aan het nieuwe tijdschrift.
H. de M.
| |
| |
Aardrijkskunde voor Middelbaar en Lager Normaal onderwijs. I. Europa, door A. Vermast, I. Vanderpoorten, Gent.
Een oprecht nuttig werk, dat de warmste aanbeveling verdient, even als al de ernstige wetenschappelijke Nederlandsche werken die het licht zien. Men kan nooit genoeg de leeraars die de Nederlandsche taal machtig zijn, en een goede wetenschappelijke basis bezitten, men kan ze nooit genoeg aansporen om hunne krachten te wijden aan het aanvullen van den voorraad Nederlandsche wetenschappelijke wei ken, veeleer dan dat ze hun tijd verliezen in het aaneenflansen van rampzalige versjes.
Dit eerste deel der aardrijkskunde, dat Europa behandelt, is uiterst volledig, zonder verwarring, en met veel methode opgesteld. De schrijver heeft er vooral naar getracht zooveel mogelijk de dorheid der cijfers weg te nemen; zoo b.v. in de opgave der oppervlakte der landen, gebruikt hij de vergelijking: b.v. Italie. Oppervlakte: 9½ maal Belgié. Elders, voor de studie van den oeconomischen toestand der streken gebruikt hij schemas die de waarde der cijfers vatbaarder doen uitkomen.
Een zeer groot getal platen, behalve de kaarten en de schema's, versieren het boek, en geven van ieder land of de kleedij der inwoners, of een belangrijk monument, of een typisch landschap dat aanstonds gansch de streek kenschetst.
Dit verdienstelijk werk wordt tot een algemeen gebruik geroepen in het middelbaar onderwijs, en ook door lieden die niet meer ‘school gaan’ maar die toch willen weten waar ze wonen en wie er op dit klein aardbolletje naast hen woont, zal dit werk van den heer Vermast, met genoegen geraadpleegd worden.
H. de M.
De verdwijning der Alvermannekens, door J. Lenaerts, Antwerpen, Buschmann, prijs: 2.50 fr.; prachtuitgave: 5 fr,
Een werk van eersten rang in een keurig kleedje gedost. Men weet niet wat meest te bewonderen den inhoud of de omlijsting. De heer Buschmann heeft een echt artistiek werk geleverd, met het sierlijk drukken en illustreeren van dit sierlijk en puik gedicht. De teekeningen werden vervaardigd met dezen geestdrilt, die een mengsel is van liefde en vereering. Hier geen spraak van gewone printjes ter broodwinning door gewone drukkers uitgegeven, maar een echt kunstwerk, waardig van den inhoud.
Doch wat gezegd van dien inhoud? Hoe die frischheid van toets, van opvatting, van verbeelding niet ontglansen? Hebben wij waarlijk te doen met een schrijver van deze naar verval hellende eeuw, en staat niet voor ons een dichter van de eerste, oorspronkelijke tijden, vol morgenlicht en glansgetoover?
Toen, over eenige jaren, het werk van den reeds grijzen en nog onbekenden Weber, Dreizehnlinden, in 't licht kwam, ging een lange kreet van verbazing, van geestdrift, van blijdschap door geheel Duitschland. In eens was een dier werken ontloken, die eeuwig bloeien in de bekoorlijkheid hunner frissche jeugd.
Niet beter kunnen wij De verdwijning der Alvermannekens kenteekenen dan met ze bij Dreizehnlinden te vergelijken. Een zelfde adem waait door de twee boeken, een koele tocht vol oorspronkelijke, geurige, ongekunstelde poëzie, eene zelfde lachende frischheid.
Hier ook, gelijk in Webers werk, hebben wij het epos van gansch een volk, de beschrijving tot in het nauwkeurige toe - en in de dichterlijkste taal - van de zeden en gebruiken van dit volk, het samensnoeren van al de overleveringen, sagen, legenden van een ras, en dit ras is het onze, dit volk is ons volk.
| |
| |
Eere dan aan den schrijver, die zulk een standaard-werk kon leveren en onder het dichterlijke kleed zulke schatten van geleerdheid en belezenheid verbergt; ja, die met de bescheidenheid van het echt talent, niet eens duldde dat zijn naam op zijn boek zou staan!
Moge deze naam des te meer in eere komen onder het volk, en niet éen kenner onwetend blijven dat in den heer Lenaerts een groote dichter schuilt!
(Dietsche Warande.)
M.E.B.
Schema's en wenschen als bijdrage tot de practische kennis der nieuwere paedagogiek door Pol Anri (Gent, Sifter en Hoste, 1899). Onder de eerste rubriek worden de verschillende kenschetsende punten der nieuwere paedagogiek gebracht, eigenlijk niet met uitvoerige of ingewikkelde theoretische beschouwingen, maar met eenige piactische voorbeelden als toelichting. Onder de tweede rubriek worden de toepassingen aangestipt, die den schrijver in 't onderwijs hier te lande zoo goed als onmiddellijk uitvoerbaar voorkomen. Vooraf spreekt hij een woord over Herbart, zijne voorgangers en zijne voornaamste volgelingen; daarna over de gedachte die aan Herbartiaansche opvoedkunde ten grondslag ligt. De stellingen der nieuwere richting kunnen tot drie groepen gebiacht worden; de eene heeft betrekking op het leerplan; de andere op de zonderlinge verbinding der leervakken, die te zamen een organisch geheel dienen te vormen; de derde op den leergang die moet worden doorloopen bij het volkomen toeeigenen en grondig verwerken van de kleine afdeelingen, waarin men de leetstof dient te sphtsen. Na een hoofdstuk over opbouwend onderwijs, toont schrijver in het tweede gedeelte van zijne verhandeling eenige wenschelijke toepassingen aan, waar vervolgens deze vraagpunten o.a beschouwd worden: cultuurhistorische trappen, concentratie, aanschouwing, inductie, zelfwerkzaamheid, practisch zijn, formeele leertrappen, karaktervorming.
Eene verdienste die niemand den heer Anri betwisten zal, is dat in de Zuidnederlandsche school-litteratuur zijn boek het eerst zoo volledig het Herbartiaansche stelsel uiteenzet. Mag ik hier ook de artikels vermeiden uit het ‘Bulletin bibliographique et pédagogiqne du Musée Belge der twee laatste maanden van 1898 en der twee eerste van 1899, getrield ‘Les principes didactiques de l'école d'Herbart’, application à une ode d'Horace, par J. Krekelberg, préfet des études à la Louvière?
De aard van dit tijdschrift brengt niet mede hier over methodeleer uit te weiden daarom ook is het overbodig hier aan te geven wat al voor of tegen Herbart pleit. Het boek van Pol Anri verzoekt en verdient studie van al wie met het onderwijs en de opvoeding uitstaans heeft. Daar Herbart's systeem zoo openlijk afbreekt met den traditionneelen slenter, en ook hier en daar met goedgekeuide methoden, dient de gulden spreuk van den H. Paulus tot vermaning: ‘Beproeft alles, behoudt wal goed is’. Mij deed 's schrijvers rechtzinnige hulde aan de verdiensten mijns meesters, Hglr. Collard van Leuven, innig genoegen.
(Dietsche Warande.)
Dr C.C.
De Bloedschuld of Philips van Artevelde, drama in vier bedrijven (Antwerpen, Bouchery, 1899), door M. Brants, leeraar in 't Atheneum van Doornik. Dit drama is als het vervolg van Conscience's Jacob van Artevelde. Psychologisch en hartstochtelijk is het drama, niet vaderlandsch
| |
| |
bovenal. In het eerste bedrijf zijn de toestanden en de karakters zeer wel afgeschetst; maar of de aandacht en het gemoed, bij de opvoering, gedurende de drie volgende bedrijven gestadig zouden gespannen blijven, daar sta ik niet voor in: zoo weet ik niet of er na het derde bedrijf nog wel een climax in de toestanden mogelijk is. Lijdt ditzelfde bedrijf ook geen gebrek aan waarschijnlijkheid? Het slot is indrukwekkend. Verscheidene tooneelen zijn aangrijpend. De samenspraak is doorgaans welgeleid. De vereerende onderscheiding, door den schrijver in den derden driejaarlijkschen wedstrijd der stad Antwerpen genoten, zal door de lezers of toeschouwers der Bloedschuld bekrachtigd worden.
M.
Zelf help en Vooruitzicht is een aardig boekje van Joz. Moulckers, met 25 plaatjes, leefregels en werken met zedelessen voor de jeugd.
Gulden spreuken, briefjes, verzen, vaderlijke raadgevingen, moederlijke vermaningen en dat alles opgeluisterd door wekkende prenijes dat is schering en inslag van het mooie werkje.
Het weze warm aanbevolen. Prijs fr. 0,25.
Esquisses flamandes et hollandaises, par L. Van Keymeulen.
De heer Van Keymeulen is een Vlaming die het goede denkbeeld opgevat heeft onze letterkunde in Frankrijk te doen kennen en daartoe Nederlandsche studiën afkondigt in de groote Fransche tijdschriften, zoo als ‘Revue des Deux mondes’, ‘Revue encyclopédique’, ‘Nouvelle Revue’.
Het zijn deze artikelen in bundel vereenigd, welke het voorwerp uitmaken van deze ‘Esquisses.’
Hij bespreekt Willems, Van Ryswyck, Van Beers, Pol de Mont, De Geyter, Vuylsteke, Hiel, Loveling, Van Dioogenbroeck, Antheunis, De la Montagne, De Vos, Hélène Swarth, Multatuli, Louis Couperus en levert drie schetsen getiteld ‘Un village flamand’, Le Zuyderzee’ en ‘Le Pays Hollandais’.
Later komen wij op dit uitmuntend boek terug, doch zeggen van nu af dat de schrijver met gezag en met talent zijn oordeel uitspreekt, dat hij vol waardeering is voor onze geestesproducten, zonder nochtans zich door het chauvinisme, een weinig eigen aan de Vlamingen, te laten misleiden en alles te aanzien als opperbest in de opperbeste wereld.
Zijn verschenen, en te verkrijgen bij St Augustinus' Maatschappij, te Brugge, Gent, Antwerpen, Rijssel enz.
1o Levensschets van den H. Franciscus van Assisíë, door twee Minderbroeders, in-8o, met 17 platen, allerschoonste prijksboek, 128 bladzijden, geldende slechts 0,34 frs. per dozijn voor alle kloostergemeenten, onderwijsgestichten, kollegiën en scholen.
2o Kern van de Geschiedenis der drie Orden van den H. Franciscus van Assisië, door twee Minderbroeders, insgelijks met 17 platen versierd, in-8o, netjes ingenaaid, 128 bladzijden tegen 0,34 frs. per dozijn ten gunste van dezelfde kloostergemeenten, onderwijsgestichten, kollegiën en scholen.
Koninklijke Vlaamsche Academie. - Zitting van 19 Juli. Op voorstel van den heer de Pauw wordt nog eens beslist de uitgaven der Academie naar de Provinciale Tentoonstelling te zenden, de brief door het Bureel aan het Bestuur der Expositie gezonden tot dit doel, onbeantwoord gebleven zijnde.
Worden benoemd tot leden der commissie belast met het voor- | |
| |
stellen van prijsvragen: de heeren Coopman, Broeckaert, de Vos, Sermon en Bols.
Door den heer Prayon wordt gewezen op de noodzakelijkheid der benoeming van eenen hulpsecretaris, immers door het toenemen der werkzaamheden wordt de taak van den bestendigen secretaris met den dag zwaarder en meer uitgebreid.
De heer de Potter zal de Academie vertegenwoordigen bij het aanstaande Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, te Gent.
De heer Simons houdt eene voordracht over ‘De kleine Johannes’ van Frederik Van Eeden.
Davids-Fonds. - Worden heden aan de inschrijvers verzonden vier platen over den Boerenkrijg. Zij zullen met vrucht, tot stichting en verheerlijking, in de huizen aan de wanden gehangen worden.
In den gang gestoken door het vieren van de helden van den Boerenkrijg, hebben dit jaar meest al de afdeelingen van het Davids-Fonds zich beijverd om feestelijk onze helden van 1302 te herdenken. Den 11 Juli wordt meer en meer een nationale dag. Zele hield de dezer gelegenheid eene algemeene vergadering waarop den heer Van Hemelryck het woord voerde.
† Mgr. Ridder de Harlez, prof. van Oostersche talen aan de Universiteit van Leuven. Zijne bevoegdheid was zoo groot dat priesters van Zoroaster, oneens op de verklaring van zekere teksten van hunne gewijde boeken, Mgr de Harlez tot scheidsman namen. Chineesch, Mandchousch, Japansch, Sanscrit, Zend, Pelvi, Malgache, hadden geene geheimen voor hem. Een honderdtal werken, studiën, memoriën, spraakkunsten enz. zijn van hem verschenen, waaronder: La religion en Chine et Poésies chinoises bij den uitgever dezes. - Mgr de Harlez was te Luik geboren in 1832, hij was ook Dt in de rechten. - Zijn oom, de kanunnik de Hailez, schreef letterkundige stukken in 't Waalsch (Hypocundes) en was de eerste om Grétry aan te moedigen en vooruit te helpen.
† Pieter De Mol, eere bestuurder der Muziekschool en kapelmeester van Sint Marten te Aalst. In 1853 behaalde hij den tweeden prijs van Rome met zijne cantate Le dernier jour d'Herculanum. Hij schreef nog een opéra comique Quenten Metsijs, een Te Deum, de cantate Festin de Balthazar, een oratorio Sinte Cecilia en twaalf quatuors voor snaarspeeltuigen. Fetis, Samuel en Guillaume schreven over de werken van De Mol met zeer veel waardeering.
† Emiel De Beule, een veel belovend jonge Vlaamsche letterkundige. Hij schreef in verschillende tijdschriften, onder andere in het Belfort, novellen die zeer opgemerkt werden en bewijs gaven van grooten aanleg. Wanneer de dood hem komen verrassen is, legde hij de hand aan eenen bundel schetsen die met vaardigheid en schranderen opmerkzaamheidsgeest van het leven afgekeken waren. Hij was pas 30 jaar en hij was de broeder van den gekenden beeldhouwer Aloïs De Beule, met wien hij overigens samen arbeidde. Hij gaf ook uit bij den drukker dezes: De zoon van den boerenknecht en De Werkstaking.
† Remi Moroy, geneesheer te Moorsel, oud 58 jaar. Van zijne jongelingsjaren af was hij voorstaander van de moedertaal en beoefenende hij de Vlaamsche letteren. Te Leuven was hij leerling en vriend van Vader David.
| |
| |
In het bestuur van Met Tijd en Vlijt, aan de Alma Mater, en later als lid van het Hoofdbestuur van het Davidsfonds, bewees hij de beste diensten aan de katholieke Vlaamsche zaak.
Het Davidsfonds eenen prijskamp uitgeschreven hebbende over Kanunnik David, werd het werk van den heer Moroy, met dat van Prof. J. Van de Weghe, bekroond. Beide studiën verschenen in éen boekdeel in de reeks van de uitgaven van het Davidsfonds onder den titel: Het leven en de werken van Kanunnik J.-B. David.
De overledene schreef in verschillende tijdschriften en liet onder andere in Het Belfort artikelen verschijnen over de abdij van Affligem, den Boerenkrijg enz. Ultima Thule, dat in deze aflevering verschijnt, werd hem in proef gezonden gedurende de ziekte die hem den 7 Juli laatstleden ten grave bracht.
Wij bevelen zijne ziel in de gebeden van de lezers van Het Belfort.
† Pater Duboé, algemeene overste der Paters van Lourdes, opsteller van Annales de Lourdes en schrijver van eene geschiedenis van O.L. Vr. van Lourdes.
† Heyrmans, van Bornhem, die in Amerika te Depere (Wisconsin) den Deperestandaard, Onze Standaard en De Volksstem gesticht heeft. Deze Vlaamsche bladen worden ginds door duizenden Vlamingen en Hollanders gelezen, en onderhouden bij hen den nationalen geest.
† Chesnelong, onafzetbare Fransche Senator, groote katholieke redenaar, rechtsschrijver van gezag en hoog aangeschreven staatkundig man. Hij was 80 jaar oud.
† Ridder Leopold von Blumenkron, opsteller aan het Fremdenblad te Wien, de nestor der gazetschrijvers, hij was 96 jaar oud.
|
|