| |
| |
| |
Boekennieuws en Kronijk.
Heertant, kluchtig spel in vier vertooningen, door den schrijver van ‘Verdwijning der Auwelen.’ Hasselt, Ceysens, 1888. Prijs: 0,50 fr. Te verkrijgen bij H.J. Lenaerts, Leopoldsburg.
Al bezit onze letterkunde weinig werkjes maar die wedijveren kunnen in eigenaardigheid, frischheid en aantrekkelijkheid met het lieve sprookjesverhaal dat ons nu twee drie jaar geleden werd geschonken door een ongenoemden Limburgschen jongen priester, naar verteld wordt, van de kanten van Leopoldsburg, de ‘Verdwijning der Auwelen’ werd nauwelijks opgemerkt. De verschijning van een nieuw werkje van denzelfden schrijver, een geestig en vlug geschetst tooneelstukje, verschaft ons de gelegenheid nogmaals de aandacht te vestigen op den eersteling van een begaafden en beminnelijken Limburger, die zoo innig en warm, en in een taal zoo beeld- en kleurrijk zijn Kempen bezong en ons uit den rijken schat der sagen en vertelsels zijner vriendelijke geboorte gauw een zoo heerlijk parelensnoer aaneenreeg.
Voor alwie de ‘Auwelen’ las en genoot kon geen betere aanbeveling voor ‘Heertant’ gelden dan de vermelding dat een zelfde schrijver het ons aanbiedt.
Het stukje speelt ergens in Limburg, lang, lang geleden, in de jaren dertig. Een rustend onderwijzer - oom; - een pas gepromoveerde jonge geneesheer, zijn neet, - Bertrand; - een snippig jong juffertje, - Lucie, zuster van Bertrand; - een verliefde schoolmeester, een burgemeester en zijn zoon die ook verliefd is, stadswachten, een barbier, een boodschapper: ziedaar de reeks personages welke met enkele tooneelbenoodigdheden. - voornamelijk een hooge, zeer hooge hoed, - 't beeld van Claar - de Heertant - omlijsten, 't kwade wijf, de vrouw die baas speelt, de feeks die het ingeboren talent bezit om elkeen 't leven zuur te maken die met haar te stellen heeft. Dat belet niet dat Heertant waant door elkeen vervolgd en verongelijkt te worden. Het ‘meester’ maken, het baas spelen, het overal de wet stellen en het hooge woord voeren en het onder de pantoffel houden van de anderen, zit er in, onuitroeibaar. Daaraan heeft zij 't verdiend achter den rug te worden ‘Heertant’ genoemd. ‘Heertant’, zooals op zeker oogenblik Karel - de op Lucie verliefde burgemeesterzoon - aan de hem niet persoonlijk bekende tante Claar zelf de vleiende benaming verklaart:
Karel. - Mevrouw! Zou ik mijn vader, den Burgemeester, mogen spreken!
| |
| |
Claar. - O! Ik hoor zoo geerne beleefde, deftige jongelui: Ik ben de tweede moeder van den Heer Doctoor en de Juffrouw!
K. - O zóó! Ik wist niet dat er nog eene tweede moeder was; eene ‘Heertant’ ja, dat wist ik.
C. - Heertant! Heertant! Wat zwetst gij van: Heertant.
K. - Mevrouw, weest niet verstoord: Ik wist ook niet wat zulks was, maar juffrouw Lucie heeft mij dat eens verklaard.
C. - Zóó? Die verklaring zou ik wel eens willen hooren.
K. - O, Mevrouw, als hier eene dienstbode is die spreekt van de hennen van Mijnheer Doctoor, die Mijnheer Doctoors eieren leggen, dan is dat eene meid; spreekt zij van onze hennen die onze eieren leggen, dan is dat eene huishoudster; maar spreekt zij van hare hennen die hare eieren leggen, dan is dat eene Heertant!
C (Op zij). - Ik zal u eieren leggen!
(Hard). Jonge Heer, ik heb u slecht nieuws aan te kondigen.
K. - O Mevrouw!
C. - De Heer Burgemeester heeft een huwelijksaanvraag gedaan.
K. - Juist, Mevrouw; en 't was afgesproken dat ik mijnen vader zou komen afhalen.
C. - Hij is met den bessem buiten gekeerd.
Wie buitengekeerd wordt, ten slotte, is zeker niet de afgelooze Karel, maar wel ‘Heertant’ in persoon. Jammer dat er na zoo veel plaats te hebben ingenomen met de toelichting van den ietwat vreemden titel voor de beknopte ontleding van de handeling geen ruimte meer overblijft.
Lucie, Bertrand en Karel uitgezonderd, zijn al de opgevoerde personnages met gewilde overdrijving geteekend: dit drijtal vriendelijke en sympathieke wezens bewegen zich in het midden van de wonderlijkste verzameling menschelijke caricaturen, de booze Heertant primo, den sukkelachtigen Oom, rustend onderwijzer van 't jaar 1833, Hozemans, den gekken schoolmeester, beurtelings verslingerd op Lucie en op Heertant zelf. Burgemeester, barbier, boodschapper en wachten komen achteraan. De tooneelen zelf, behendig aaneengeschakeld, zitten vol leven en tafereeltjes als dat van 't scheren van 't jonge doctoortje of dat andere van Hozemans liefdedeclaratie tot Lucie, zijn wel van aard om den meest verstokten philosoof niet alleen te doen grim- of glimlachen, maar te doen lachen luidkeels, uit volle borst, tot tranen.
Leuven.
F.
Au Congo. Improssions de voyage (Getrokken uit ‘Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage’) ‘Te Gent verscheen dezer dagen bij den uitgever A. Siffer een hoogst belargrijke reisbeschrijving uit Congo. Een bekend journalist, de heer Pierre Verhaegen, is er de schrijver van. Het is geen studieboek, doch een werk dat aan zijn titel beantwoordt Au Congo, impressions de voyage. Het zijn reisindrukken, waarvan vele ons doen denken aan de brieven, die onze geachte Lingongo uit het zwarte werelddeel nu en dan aan het Dagblad richt. Doch wat de groote charme van het werk van den heer Verhaegen uitmaakt, is dat het boekdeel versierd is met bijzonder gelukkig uitgevallen penteekeningen en reproducties van meer uitgewerkte schetsen, alles van de hand van den schrijver zelf. De kleinste, de meest eenvoudige teekeningen geven een volkomen impressie weder van de afwisselende landschappen in dit merkwaardige land. Wij kunnen dan ook kennis-
| |
| |
making met dit werk onzen landgenooten in vertrouwen aanraden.’ Prijs fr. 2,00.
Wat zei, wat zong, dat kwezeltje, Hilda Ram. Diukkerij J.E. Buschmann. Rijnpoortvest. Antwerpen 1898. Bundel onuitgegeven gedichten van ruim 120 bladz, in-16o, op schoon scheppapier Van Gelder, in twee kleuren gedrukt, opgeluisterd met eene titelplaat van E. Van Mieghem, beeldletters en bloemsieraden, in lederen band, met opzettelijk vervaardigden stempel. Bibliofielen-uitgave, 5 fr. Zoo luidt het prospectus. Inderdaad om zijnen eigenaardigen, antieken band, om zijnen verzorgden druk, is deze bundel een echt juweeltje. Jammer dat juweelen het aandeel zijn van enkele gegoeden.
Hilda Ram is Hilda Ram gebleven: altijd gevoelig aan de schoonheden der natuur en der kunst, haar eigen hart en dat van haren evenmensch grondig kennend, best slagend in het uitdrukken van stille gevoelens, ernstig, weerdig, maar - waar het zijn moet - vol kracht en welsprekendheid.
Enkele verhalen komen in het boek voor; de dichteres weet anders zoo boeiend te vertellen! Het rijm wordt meer dan vroeger gebezigd, het vers blijft vloeiend en zangerig.
De titel doet aan Anna Bijns denken; hij is niet zonder opzet gekozen; de Antwerpenaar die over Hilda Ram spreekt, denkt aan het Antwerpsche Beggijntje uit de XVIe eeuw. Dat is de hedendaagsche dichteres veel eer bewijzen, en toch spant, dunkt mij, Hilda Ram nog de kroon.
C.C.
Onze Boeren van 1798, strijders voor God en Vaderland. - Lofrede op het eeuwfeest van den Boerenkrijg te Mechelen, den 23 October 1898, uitgesproken door Kanunnik J. Muyldermans, Schoolopziener. Briefwisselend Lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Mechelen, Drukk. Dierickx-Beke Zonen, 1898. Prijs 0,30 fr.
Den naam van Kanunnik J. Muyldermans te hooren, waar 't de vereering van Onze Boeren geldt, baart geen opzien, maar doet iets degelijks verwachten. Wie heeft zijn Sansculot en Brigand niet gelezen? Dezelfde schrijver die in dit prachtig boek de pen voerde tot verheerlijking van Onze Boeren, heeft hier, met hetzelfde doel, het woord gevoerd. Een gloeiend en boeiend, een opbeurend woord.
De spreker leert, in de warme, meesleepende taal, hem zoo eigen, dat de Boeren van 1798 onze hulde verdienen, dat zij streden voor God en Vaderland, dat hun verzet rechtmatig en bewonderenswaardig was, dat hun strijd, met een woord ‘de losbarsting was van gramschap en wraak, die in den schoot des volks kookten om reden van onzeglijk wee en onrecht, de losbarsting van 't nationaal gevoel tegen den vreemden dwingeland.’ Dit alles wordt met bewijzen gestaafd en met gloed voorgedragen. Laat ik terloops onze professors van humaniora opmerkzaam maken op het puike stuk ter voordracht geschikt: Het strijdvaandel der Boeren.
In de redevoering zelve, en in het aanhangsel, deelt de geleerde schrijver zeer wetenswaardige en nieuwe bijzonderheden mee over den Boerenkrijg.
In 't kort een zeer schoone en leerrijke lofrede, waarover wij den vaderlandslievenden kanunnik hartelijk gelukwenschen, en die wij aan alle Vlamingen even hartelijk aanbevelen.
Mechelen.
G.J.
| |
| |
Eeuwfeest van den Boerenkrijg, Lofrede uitgesproken te Haasdonk, door den eerw. heer Th. De Rycke. Sint-Nicolaas, Van Haver-Martens.
Het is wellicht de eerste redevoering, onder de menigvuldige die dit jaar zijn uitgesproken over den Boerenkrijg, welke in haar geheel en afzonderlijk verschijnt. De spreker heeft op gepaste wijze voordeel getrokken uit de gunstige omstandigheden waarin hij zich bevond: de bekendheid van een aantal moedige strijders en gesneuvelden, de tegenwoordigheid van verschillende afstammelingen dier helden, voornamelijk van Tassijns. Dit gaf aanleiding tot roerende herinneringen, waaraan de spreker niet is te kort gebleven. Zijn woord was treffend en met gloed gesproken. Moge dit voorbeeld navolging vinden, en mogen weldra ook de andere redevoeringen over dit onderwerp aan het licht komen. Zoovele gedenkteekens te meer ter eere van roemwaardige mannen die lang genoeg zijn verguisd geweest.
E.S.
Verstrooide Perels, door A. Janssens, lid der Kon. Vl. Academie. A. Siffer, Gent.
Eene nieuwigheid in onze letteren! De heer A. Janssens van Sint-Nicolaas, bereidt een eigenaardig werk, de uitgave eener zoo volledig mogelijke reeks teksten van oude beeldekens of santjes. Om het belang dezer uitgave te doen uitschijnen, heeft de schrijver eene lezing gehouden in de Kon. Vl. Academie, het hier aangekondigd vlugschrift, waarin hij de letterkundige waarde van menige dier teksten met bewijsvoeringen en voorbeelden duidelijk maakt en tevens opzoekingen doet naar de namen der kunstwerkers en dichters, die de beeldekens geprent, verlicht en gedicht hebben. Verschillende namen uit de Antwerpsche kunstgeschiedenis zullen in eer gesteld worden. Toen ik, in dit voorberetdend werkje, de beschrijving las van de bedoelde santjes: zoo wat 10 centimeters op 7 1/2 groot, de eene in perkament, de andere in oud papier, de bovenhelft met eene kleine kopersnede, de onderhelft met een twaalftal verzen versierd, herinnerde ik mij vroeger nog enkele zulke oudheden bezeten te hebben. Ik doorsnuffelde eenige oude papieren en vond, tusschen drie, vier andere, een der schoonste santjes, door den heer Janssens bedoeld: Het stelt vóor de bloedige wonde van Jesus aan den rechter voet Van onderen staan twaalf zwierige verzen en de naam van den plaatsnijder Cornelius De Bondt, die meest op zulke beeldekens voorkomt en gewerkt heeft te Antwerpen van 1687 tot 1735. Ik stel het ter beschikking van den schrijver, voor zooveel hij hetzelfde nog niet bezit, met andere die ik alreeds bij vrienden en kennissen heb opgedaan.
Immers, de heer Janssens doet, aan het einde van zijn vlugschrift, eenen oproep tot het publiek, als volgt:
‘Mocht mijn nederig werk de aandacht van meer geleerden op een te veel verwaarloosd punt onzer lettergeschiedenis vestigen, mocht het de verzamelaair, met wie ik nog niet in betrekking kwam, aanzetten om mij hunne schatten bekend te maken, opdat de heruitgave, die ik bereid, zoo volledig mogelijk weze, dan ware mijn vurigste wensch vervuld.’
Ik meen dat die hoop niet zal teleurgesteld worden.
Gent, 27 November.
E. Soens, pr.
Bloemen uit den Kinderhof en Jonge Helden, twee boekskens uit het Duitsch vertaald door eenen Priester van het Aartsbisdom van Mechelen, en bevattende eene reeks legenden of levensbeschrijvingen van jonge Heiligen, die aan de Katholieke jeugd ter navolging worden voorgesteld.
| |
| |
De legenden hebben in Duitschland op weinige jaren niet min dan zes uitgaven gehad. Wij durven de hoop koesteren dat zij ook in het Vlaamsche land welkom zullen zijn.
De werkskens beslaan elk ongeveer 170 bladzijden in-12o, en zijn vooral bestemd om in scholen, catechismussen, enz. als prijzen gegeven te worden.
Prijs: 1 ex, ingenaaid 0,55. - ingebonden met vergulden omslag 0,60. - 50 ex., ingebonden met vergulden omslag 25,00.
Om van dit voordeel te genieten mag men 25 ex. van 't een werk en 25 ex., van 't ander vragen.
Uitgever R. Van Velsen te Mechelen.
Davids-Fonds. Gentsche afdeeling. - De wedstrijd voor een blijspel is zonder gunstigen uitslag gebleven. Van de 17 ingezonden stukken is er geen bekronenswaardig bevonden Schier allen zijn klucht- in plaats van blijspelen, alsof de mededingers geen onderscheid kenden tusschen beide vakken. Enkele niet onverdienstelijke stukken konden daarom voor de uitgeloofde prijzen niet in aanmerking komen.
Ook komt het der jury voor, dat er mededingers zijn die meenen een tooneelstuk te kunnen schrijven zonder het tooneel te kennen, en dat het volstaat, eene opeenvolging van gesprekken te leveren, waar plan, logisch verband, karakterstudie, eenheid van handeling en tooneelschikking te vergeefsch in te zoeken zijn. Een goed drama of blijspel zal alleen geleverd worden door schrijvers, die het tooneel kennen, niet alleen door studie van de groote meesters, maar door bijwonen van tooneelvoorstellingen door uitmuntende spelers.
De ingezonden handschriften mogen schriftelijk terug gevraagd worden, mits levering van het bewijs, dat het gevraagde stuk door den briefschrijver is opgesteld, of mits toelating om het naambriefje te openen.
- Den 11 December geeft Zele een tooneelkundigen avond; ‘Broeder Jacob’ en ‘De tamboer van 't keurregiment’ zullen opgevoerd worden.
Gent viert hare prijsuitdeeling aan de bekroonde leerlingen in hare prijskampen den 12 December. De eerw. heer Dr H. Claeys zal het woord voeren.
- St. Truiden heeft ook zijn Boerendag gehouden dank aan de plaatselijke afdeeling van het Davids-Fonds dat geheel het land door de spil en de ziel geweest is van de hulde bewezen aan de martelaren van 1798. Redevoeringen van de heeren Boelen, voorzitter, Duchateau, leeraar, eerw. pastoor Veltmans; mis, stoet, onthulling van eenen gedenksteen aan het Stadhuis en opvoering van het drama door het Davids-Fonds uitgegeven ‘Besloten tijd’.
Met genoegen vernemen wij dat door de zorgen van het Comiteit van den Boerenkrijg en van het Davids-Fonds een boek zal uitgegeven worden waarin een volledig verslag zal voorkomen van al de Boerenfeesten in het land gevierd, met den tekst der uitgesproken redevoeringen, de beschrijving der plechtigheden, de afbeeldingen der monumenten en gedenksteenen enz. Dit zal de verwezenlijking zijn van den wensch door Broeder Alexis in de pers uitgedrukt, en dit boek zal op zijne beurt een blijvend herdenken zijn van het heuglijk jubeljaar.
- Vergadering van het Hoofdbestuur, 10 November. - Dezer dagen zullen, als toemaat voor 1898, aan de inschrijvers vier gekleurde platen over den Boerenkrijg gezonden worden.
| |
| |
De uitgaven voor 1899 worden, voorloopig, volgenderwijze bepaald Jaarboek, Mengelingen, Oude Nederlandische geestelijke liederen met een klavierbegeleiding, bezorgd door Fl. van Duyse, Verhalen uit het Meetjesland, door Ed. Pattyn en een deel der Vaderlandsche historie van David.
Een wetenschappelijk werk door kannunik Martens, een boek over Congo door P. de Mey, eene beschrijving van Zuid-Vlaanderen, door Th. Sevens, zijn in bewerking; andere handschriften zijn in lezing. Nooit was er zulke voorraad van handschriften.
Men besluit, telken jare op den dag der algemeene vergadering te Leuven eene mis te doen lezen voor de afgestorvene leden.
Toekomende jaar zal het Davids-Fonds plechtig zijn vijf-en-twintigjarig bestaan vieren en eerstdaags zal een voorloopig programma opgemaakt worden.
Gelijk voor de standbeelden aan van Duyse en Ledeganck, werd eene toelage van 1000 fr. gestemd voor het gedenkteeken aan Jan-Frans Willems.
In beginsel beslist men, een zeker getal afdruksels aan te koopen van het liederboek, dat de Vlaamsche studenten van Leuven zich voorstellen uit te geven.
In eene latere vergadering zal men de som bepalen als bijdrage voor het monument, in 1902 op te richten op Groeningekouter, alsmede een voorstel tot het uitschrijven van eenen prijskamp voor reisbeschrijvingen, in populanen zin, en een ander wegens het inrichten van een dienst van bibliographie en het toelaten aan de leden om voor hunne bijdrage eene keus te mogen doen uit eene op te maken lijst van boeken.
Eene nieuwe afdeeling is gesticht te St-Martens-Lennik en eene te Ath.
- De Vlamingen, die in de provincie Henegouw arbeiden, zijn te tellen met duizenden. Hun lot laat veel te wenschen, zoo in verstandelijk als in stoffelijk opzicht Vooral de katholieke Vlamingen leven daar als verloren te midden eener gansch Waalsche en meestendeels ‘liberale’ of socialistische bevolking. Voor hen wordt niets gedaan, en met de moedertaal verliezen zij allengskens de christelijke gewoonten en de goede Vlaamsche zeden hunner kinderjaren.
Meer en meer kankert het socialismus in, verzwelgende stilaan de eenvoudige landlieden, die hier door niemand tegen het gevaar worden gewaarschuwd Wat eiger is: de kinderen diei lieden, ofschoon geboren Vlamingen van vader en moeder, leeren doorgaans geen Vlaamsch; zij staan onder den rechtstreekschen invloed van slechte gezellen, hooren meestal niets anders dan verderfelijke theorieen en zijn dan voor de heilige zaak van godsdienst en taal verloren.
Getroffen door dien hachelijken toestand en ondersteund door het Bureel van het Hoofdbestuur van het Davids-Fonds, is et te Ath eene afdeeling dezer Vereeniging tot stand gebracht. Met groote geestdrift werd het voorstel daartoe door de meeste Vlamingen in genoemde stad aangenomen, te meer, daar schier al de verkiezingen te Ath geschieden onder den kreet van A bas les Flamands! en een der punten van het platform der beide ‘liberaal’-socialistische gekozenen is geweest: ‘Afschaffing der wet De Vriendt-Coremans’. Er is in genoemde stad zelfs eene Ligue Wallonne gesticht, welke de Vlaamsche zaak hevig bekampt.
De nieuwe afdeeling telt nog maar een gering getal leden, maar de personen, aan wie de taak is toevertrouwd om ze groei en bloei
| |
| |
te verzekeren, zullen zich met volkomene toewijding van dezen vaderlandschen plicht kwijten.
Vlaamsche Academie. - In hare zitting van 16 November kiest zij tot bestuurder in 1899 den heer E. van Even en tot onderbestuurder den eerw. heer kanunnik S. Daems.
Eene taalkundige studie, aangeboden door den heer P. Tack, leeraar aan het Atheneum van Hoei, zal door de bevoegde commissie onderzocht worden.
Bekroond. - De Koninklijke Academie van Belgie die in 1893 de Geschiedenis van het Vlaamsche lied, door den heer Florimond Van Duyse, bekroonde, heeft nu den prijs voor de vraag: Geschiedenis van het bijzonder muzikale deel van het Vlaamsche lied, insgelijks aan dezen verdienstelijken musicoloog toegekend.
De jury bestond uit de heeren Benoit, Mathieu en Gevaert. De heer Gevaert is tot verslaggever benoemd en hij maakt den grootsten lof van het werk des heeren Van Duyse.
De heer Mathieu heeft den wensch uitgedrukt dit werk in de beide landstalen te zien uitgeven.
Woordenschat. - Verklaring van woorden en uitdrukkingen onder redactie van Taco De Beer en Dr Laurillard. Van dit uitmuntend woordenboek uitgegeven in den ‘Haagschen Boekhandel’ is aflevering 16 verschenen gaande van Proe-adamieten tot Rogate.
† Kanunnik P. Van Damme, leeraar van het H. Schrift in het Seminarie van Gent. Als taalgeleerde en musicoloog schitterde hij op den eersten rang, hij stichtte Musica sacra aan den Gregoriaanschen zang gewijd, en gaf een aantal stukken kerkmuziek uit, als zijn: Ordinarium Missae met begeleiding van orgel, Vesperae et laudes vespertinae, Psalmi vesperarum, Adore te, Ise eonfesser enz. enz. - De Castro, uitgever en opsteller van ‘De Klok van het land van Waas’ en schrijver van novellen en geschiedkundige studien - Dr de Sileh te Triest. Hij was in Mexico Keizer Maximiliaan's lijfarts; hij schreef eene zeer gewaardeerde océanographie. - Lucien Brun, legitimistisch politiek man, groote redenaat en rechtsgeleerde. Hij schreef Introduction à l'histoire du droit.
|
|