| |
| |
| |
Boekennieuws en Kronijk.
Een gerechtelijk Drama in 1813, door Augustin Thys. Zaak Werbrouck en consoorten, naar onuitgegeven oorkonden. - Antwerpen, drukk. H. en L. Kennes, opv van L Gerrits, Markgravestraat, 17.- 1897.
‘De geschiedkundige oorkonden der stad Antwerpen, rakende het begin dezer eeuw’, - alzoo begint de Heer Thys zijn boek, - ‘leveren ons een der leerrijkste voorbeelden op der buitensporigheden, waartoe de onbeperkte heerschappij een staatsbestuur noodlottig heenbrengt. - Wij willen spreken van het rechtsgeding, op de aanhitsing van een agent van Napoleon, den algemeenen commissaris van politie, Bellemare, ingespannen tegen den maire van Antwerpen Werbrouck, alsmede tegen verscheidene onzer medeburgers, uit hoofde van zoogezegde onregelmatigheden in de ontvangst van het octrooi. De beschuldiging was zoodanig van allen grond ontbloot en de achtbaarheid der aangeklaagden zoo goed daargesteld, dat men zorg gedragen had de zaak voor het hof van assisen der Dijle (Brabant) om reden van wettige verdenking te doen verzenden... Zij liep echter op eene om zoo te zeggen zegepralende vrijspraak uit. - Het is alsdan dat Napoleon tusschenkwam... en de haat dreef dezen tot een der geweldigste aanslagen tegen de rechterlijke macht, waarvan de geschiedenis melding maakt...’
In die woorden ligt het onderwerp begrepen, dat de geleerde geschiedschrijver in 't lang en 't breed verhandelt Men kan daar aanstonds uit besluiten, dat dit nieuwe boek van den Heer Thys, evenals zijne vroegere bijdragen, niet zonder wezenlijk belang is, en, zonder uit te werden over de talrijke inwikkelingen van dit ‘gerechtelijk drama’, mogen wij zeggen, dat deze studie in menig opzicht helder licht spreidt over de Fransche overheersching te onzent en over de gesteltenis der gemoederen te dien tijde.
De historie schandvlekt naai verdiensten de verwijfde gelatenheid der Romeinsche senatoren onder de opvolgers van keizer Augustus; maar of de Fransche Senaat onder Napoleon meer eerbied verdient valt te betwijfelen. Meester en knechten gingen al menigmaal even eerloos te werk. Dit proces geldt ten bewijze. - En of de Belgen vrede hadden met de Fransche dwingelandij: och, neen; waar de gelegenheid voorkwam, schoot het nationaal gevoel wakker, en dit konnen de Fransche voetlikkers van den Korsikaan niet verkioppen; de Antwerpenaren bleven als ‘dwepers, als vijanden van Frankrijk, die men van niet te nabij kon bewaken’, in het krijt staan Doch gaf dit wonder? Wat zou men de Franschen in 't hert gedragen hebben! D'Argenson, de toenmalige prefekt van 't departement der Beide-Nethen, een man, met rechtveerdiger bedoelingen bezield, schreef over het hoofd der politie, den
| |
| |
beruchten Bellemare: ‘Hij gebruikt openlijk agenten, die voor het meerendeel mannen zonder eer zijn; in naam der algemeene politie doen zij aanhoudingen, schenden de woningen zoo bij dage als des nachts, geven geene rekening dan aan hem alleen, en zijn meest altijd buiten staat hunne zendingen te verrechtveerdigen’ (z. bl 12). Met mannen van dat slag valt niet veel goeds te verwachten. Wat al laags en schandigs zij in dit proces uitrichten, volge men bij den Heer Thys. Opmerkenswaardig is het ook wat hij op bl. 176 aanteekent over Bellemare's vertrek uit Antwerpen, en over de verraderije, waarmede deze het onbeperkt vertrouwen van zijnen keizer beloonde. Zijn naam prijkt zeker vooraan op de lijst dier ellendige verklikkers, die beurtelings bij Republiek, bij Keizer en bij Koning hunne trouw en hunne eer te koop droegen voor eene handvol penningen, vergetende dat Judasgeld door hert en ziele brandt en een onuitwischbaar merkteeken in de geschiedenis achterlaat. God lof, dat die geschiedenis toch ongenadig de eerloosheden wreekt, welke de menschen maar al te lichtzinnig of ondankbaar verontschuldigen!... Het werk des Heeren Thys is een werk van degelijke verdienste.
Het weze welkom, en de achtbare schrijver vinde in de belangstelling van het publiek eene eerste belooning voor zijnen onvermoeibaren ijver.
Kanunnik Muyldermans.
Zeggen en Doen is twee! Een praatje over 't Socialisme en zijne Gelijkheid - Peer, in Limburg, drukk. der Gebr. Smets, 1898. - Broch. van 52 blz. Prijs: 0.25.
Het socialisme is eene woekerplant, die overal zoekt wortel te schieten, en daarom mag nergens of nooit het oog gesloten, om dat onkruid te keer te gaan. Wacht er niet mede totdat de kiezing voor de deur staat, noch rust ook met, als die kiezing voorbij is. Dit nieuwe vlugschrift zij dus welkom. - Onder den vorm eener tweespiaak tusschen Jan en Pier, wordt de leering van het socialisme klaar uiteengedaan. Het gesprek is levendig, Jans bewijzen doorslaande, en die er naar luisteren wil zal erkennen, dat het socialisme waarlijk op onrecht en onzin steunt.
Men verspreide dit schriftje zooveel mogelijk; het kan niets dan goed stichten. Met zeker getal aangekocht, wordt het tegen prijsvermindering afgeleverd.
Van denzelfden schrijver en in dezelfde drukkerij blijft nog een ander degelijk vlugschrift voor handen: Op Wacht! Het Socialisme komt! Zijn strydplan tegen Godsdienst, Huisgezin en Eigendom.
Mechelen, 9 Mei '98.
Kan. Muyldermans.
S. Thomas van Aquino. Drie voorlezingen, door Dr H -J.-A.-M. Schaepman. Utrecht, Wed. J.-R. van Rossum, 1898. Een fraai in 4o van 103 bl.
‘Koninklijk’, ‘Vorstelijk’ is een bijnaam waar Dr Schaepman herhaaldelijk gebruik van maakt, en als 't ware met eene onbewuste voorliefde: treffender bijnaam kan ik niet vinden om 's mans woord te bestempelen.
In deze voorlezingen nog eens klinkt dit woord vorstelijk, koninklijk; op hoogen vollen toon, gemakkelijk en zwierig, niet om in zelfbehagen kracht en omvang der stem te toonen, maar om uit plichtbesef hoogedele gedachten en gevoelens in hunne adellijke weerdigheid te vertolken; niet om het handgeklap te wekken eener verblufte menigte, maar om uitgelezen geesten te laten verblijden in lichtstralende beschouwingen, om uitverkoren herten te ontvlammen van reiner, krachtiger liefde voor het Ware, voor het Goede, voor het Schoone.
| |
| |
Aard en schikking der behandelde stof schetst Dr Schaepman zelf, in dezer voege, op de eerste bladzijde der Aanteekeningen die zijne Voorlezingen toelichten:
‘Toen mij de uitnoodiging tot het houden dezer voordrachten gewerd, heb ik mij afgevraagd welke taak ik te vervullen had. Het scheen mij toe, dat ik in dezen kring (het Genootschap der Studenten van de Katholieke Hoogeschool te Leuven, onder de bescherming van den Heiligen Thomas van Aquino) moest spreken zooals dat tot kweekelingen eener Hoogeschool voegt. Het gold hier te leeraren, zoodat anderen konden leeren en tot leeren werden opgewekt. Docere werd eenigermate en naar mijn bevoegdheid mijne roeping; discere, een hooger lust tot leeren moest bij anderen worden opgewekt. De leer moest trekken door haar eigen kracht. Niet welsprekendheid te toonen was hier het doel, maar een groot man en eene grootsche leer te teekenen.
Deze opvatting besliste de keuze van den vorm. Geen leerredenen, maar voordrachten, die niet de gemakkelijke gemeenzaamheid hadden van sommige fransche Conférences, maar eer den stevigen ernst der engelsche Lectures Lacordaire kon ik met nastreven, het genie is éenling. Maar ik mocht, dit was ik mijn gastheeren schuldig, een eigen weg kiezen en een eigen gang
Dit was voor mij een te gebiedender noodzakelijkheid, omdat ik de bespiegeling niet van de historie scheiden kan. Om de leer en de ideeën te kunnen aangeven, moet ik eerst het beeld van den man en van zijn tijd voor mij zien. Zien, voorzeker, onder het alles overheerschende licht der beginselen, dat steeds hetzelfde is, altijd en overal, maar ook onder de wisseling van morgen en avond, van schaduw en zonneschijn, van storm en middaggloed. Alleen dan verschijnen de volle kracht en grootheid van den man en de onsterfelijke beteekems, de eeuwige majesteit van de boodschap, die hij aan de wereld heeft gebracht.
Om deze redenen heb ik de uitéénzetting der leer steeds aan de feiten uit het leven en de mededeeling der feiten aan de schets van de geestesontwikkeling gebonden. Niet in kronijk-orde, maar, naar ik hoop, ook niet op verwarrende wijze. Het was mijn taak en mijn doel met een leven van S. Thomas van Aquino te schrijven, ik had voordrachten te houden over leven en leer
Ziedaar eene korte en eerlijke rekenschap. Zij betreft alleen wat ik wilde, met wat ik deed. Betrof zij dit laatste dan zou ze moeten zijn een Confiteor. Maar, tenzij het wordt afgelegd voor God en Zijn plaatsbekleeders, heeft een Confiteor te dikwijls een bijsmaak van ijdelheid.’
Zoo min als de toehoorders, door den spieker in geestdrift verrukt en opgetogen, zullen de lezers aan de noodzakelijkheid van een Confiteor denken; ook zij zullen prijzend loven en danken.
Schoon, leerzaam inderdaad en stichtend boven alle waardeering is de schets ons in deze drie voordrachten geboden: nooit wordt nog het beeld van den H. Thomas uit ons geheugen gewischt.
‘Een krachtige, edele gestalte, rijzig en statig, vol kloeke mannelijkheid in zijn witte monnikspij. Een schoon geteekend gelaat, met een blank machtig gewelfd voorhoofd onder de kroon der zwarte haren, met een paar oogen, waar de kinderlach in speelt en de adelaarskracht uit straalt. Een bloeiende, gezonde verschijning, geadeld door de versterving, die aan den mensch zijn Paradijsschoonheid als hergeeft.
De glorie, die hem omhcht, is weêrgaloos.
| |
| |
Drie dingen zijn onsterfelijk: het ware, het goede en het schoone. Wie voor deze drie dingen wordt gehuldigd en gevierd, overleeft wereld en tijd. De openbaring van het ware is het weten, de wetenschap van God en van den menich. De openbaring van het goede is het gebed, het heilig, biddend leven De openbaring van de schoonheid is de kunst.
Deze drie openbaringen omstralen Thomas' hoofd.’
St.-Niklaas, 9 Mei 1898.
E.D.L.
Historisch verslag over Joannes Petrus Minckelers, uitgebracht door Jozef de Ras, stadsarchivaris van Maastricht. - In 15 bladzijden maken wij hier kennis met een hoogstverdienstelijk man, die in de voorgaande eeuw tot de geleerdste hoogleeraren der Lovensche hoogeschool gerekend en door de mannen van wetenschap ten zeerste gewaardeerd werd.
Natuurwetenschap was zijn vak. Toen in 1783 te Parijs de eerste proef genomen was met de opstijging van eenen luchtbal, werd onze geleerde, met Thysbaert, van Boekhoute, aanzocht om naar een goedkoop en licht gas te zoeken, waardoor de luchtballen gemakkelijk konden naar de hoogte stijgen. Reeds het jaar nadien waren de onderzoekers met hunne proef klaar, en de toepassing daarvan te Heverlee, Loven en Antwerpen gelukte volkomen.
Van meerder gewicht was de ontdekking van Minckelers nopens de ontvlambaarheid van het kolengas, dat reeds in 1785 (lees wel: 1785) in de leeszaal van den professor te Loven tot verlichting werd aaagewend. Men neme hier in aanmerking dat eerst in 1799 te Parijs, door Lebon, kolengas werd gebezigd, en niet vóór 1804 in Engeland, door de zoogeheeten ‘uitvinders’ Murdoch en Windsor. Lebon's verlichtingstelsel geraakte dadelijk vergeten, en dat van Minckelers verkreeg ook aanvankelijk geene algemeene toepassing. Dit belet evenwel met, dat de hoogleeraar der Lovensche hoogeschool met volle recht te beschouwen is als den uitvinder en den eersten toepasser van de verlichting met gas uit steenkolen.
De heer de Ras deed wèl, de verdiensten van zijnen geleerden stadsgenoot te doen kennen. Zijn goed geschreven boekje is klem, maar bijzonder zaakrijk.
De Kerk van O.L. Vrouw te Kortrijk, door Th. Sevens. De stad Kortrijk is den Heer Th. Sevens ieeds menige bijdrage tot hare geschiedenis schuldig en onlangs nog heeft deze verdienstelijke navorscher van archieven en rekeningen, deze ontcijferaar van zerksteenen, eene zeer belangrijke studie geleverd over ‘de O.L.V. Kerk van Kortrijk’ van den vroegsten tijd tot heden.
De O.L.V. Kerk is in alle opzichten veel interessanter dan de Sint Martens-Kerk aan welke de Heer Th Sevens ook reeds eene schets gewijd heeft. Zij is belangrijker aoor haren ouderdom en door haren bouwstijl. Zij bevat, naast schatten van godsdienstigen aard, het beroemde tafereel van Van Dyck: De Kruisiging, en in de kapel der graven van Vlaanderen, een heele reeks portretten van het grootste belang Jan van Hasselt schilderde er omstreeks 1374 een eerste reeks, eindigende met Lodewijk van Male; Melchior Broerlam, in 1407, een tweetal andere; Jacob Ovin in 1467, een onbekende in 1507, en Olivier Bert in 1559, en vervolgens een aantal andere schilders zetten de reeks voort, tot aan ‘Fiancis II, Roomsch keyser, koning van Hongarie en Bohemen, grave van Vlaenderen, door het
| |
| |
tractaet van Campo Formio, 17 Oct 1797, stond de Nederlanden af aen Frankrijk.’ Onder deze muurschilderingen zijn er die waarlijk kunstwaarde hebben, andere van weinig belang, doch het geheel is een merkwaardig document voor de geschiedenis. - Wat het tafereel van Van Dyck betreft, ik wil deze gelegenheid met laten voorbijgaan zonder ook te zeggen hoe diep het te betreuren is dat het eens zoo merkwaardig werk van Van Dyck, in zulk een slecht licht hangt - tusschen twee vensters - en in zulke een afschuwelijke omgeving: een grijze muur, met al zwarte leeuwtjes erop Alhoewel er van het gewrocht van Van Dyck met veel meer overblijft, het prachtig tafereel werd menigmaal zoo onbehendig hersteld, toch zou men wat meer eerbied moeten over hebben voor eene schilderij die eens onder de meesteislukken van Van Dyck gerekend werd. Er hoeft volstrekt een andere plaats in de kerk gevonden te worden, uit het dubbel licht dat op het doek valt, en ver van de ellendige zwarte leeuwtjes.
De studie van den Heer Th. Sevens is opgepiopt met documenten en uittreksels uit rekeningen en archieven, waaronder veel wetenswaardige dingen.
Een kleine opmerking: eene kaart is bij het werkje gevoegd, het poldergoed beschrijvend dat het kapittel van Kortrijk bezat in de omstreken van Hulst. De verschillende polders zijn aangeduid door nummers die verwijzen aan den voet van de bladz naar hunne namen. Het ware wenschelijk die namen rechtstieeks op de noodige plaats te laten drukken: de kaart zou er in helderheid bij winnen.
H. de M.
Six ans aux Congo. - Lettres de soeur Marie Godelieve. - Gent, bij A Siffer. - Boekdeel van 180 bladz versierd met talrijke zichten uit Congo, alsook met de portretten van Zuster Marie Godelieve. Mgr Van Ronslé, en van den eerw. pater De Deken. - Prijs: 2 frank.
Op verzoek van verscheidene bestuurders van ouderwijs-gestichten hebben de Zusters van Liefde, van Gent, in een prachtig boekdeel, de volledige verzameling uitgegeven der brieven van hare moedige medezuster Marie Godelieve zendelinge in den Congo, overleden te Luluabourg, na een schitterend en vruchtbaar apostolaat
Ter gelegenheid van dit overlijden schreef de Baron de Hauleville in de Journal de Bruxelles een artikel over de heldhaftige Zuster, dat het aangekondigde werk als voorwoord dient.
Daarin zien wij dat Zuster Marie Godelieve, geboortig uit de omstreken van Poperinge, den 6 Juni 1892 naar den Congo is vertrokken, met nog vier andere Zusters van Liefde uit het moederhuis van Gent.
Zij ontscheepte te Banana den 10 Juli 1892. Na een jaar overgebracht te hebben in de huizen harer orde te Moanda en te Nemlao vertrok zij in September 1893, met vier harer medezusters naar de zending van den eerw. pater Cambier.
Na eene vermoeiende reis van tien weken kwamen de vijf zusters, in 't begin van 1894 aan te St-Jozef van Luluabourg Na vier en half jaren, als zendelinge, reverig werkzaam te zijn geweest is Zuster Marie Godelieve in den zetel van die bloeiende zending overleden.
Te midden harer menigvuldige en vermoeiende bezigheden vond Zuster Marie Godelieve nog den tijd om in uitgebreide brieven hare medezusters te Gent op de hoogte te houden van den toestand en de vorderingen der zending.
Het boek, deze merkwaardige brieven bevattende, moet zijne plaats hebben in de boekenkas van allen die belang stellen in het werk der
| |
| |
Zendingen van het zwarte werelddeel. Het is tevens een der beste werken welke men als prijsboek kan geven in colleges en pensionaten.
Zooals wij hooger melden kost het boek 2 fr. per exemplaar. Het wordt verkocht ten voordeele der Zendingen.
Horand de Zanger, zangspel in vier bedrijven. Tekst door J.-H. Scheltema. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1897.
't Is verdienstelijk onderwerpen voor het tooneel uit onze nationale overleveringen te putten. Indien bovengenoemd gedicht er iets toe bijbrengt Goedroen op meuw te doen lezen en liefhebben, dan heeft de schrijver reeds veel bereikt.
Moge eenmaal het hs. van Goedroen teruggevonden worden, gelijk het voorzeker op de kusten van Vlaanderen in het Nederlandsch heeft bestaan.
Hier is alleen het eerste gedeelte van het episch gedicht behandeld; de bruidstocht van Wate en de zijnen om de hand van Wilde, de rersche prinses, voor koning Hetel van Hegehngeland te verwerven, die, betooverd door Horand's zang, zich laat medevoeren.
Tegen storting van fl 25, ten voordeele der Maatschappij tot opvoeding van de weezen in het huisgezin, is er toestemming te bekomen van den schrijver, Borneostraat, 29, 's Gravenhage, het gedicht in muziek te zetten.
Beknopte Geschiedenis des Boerenkrijgs, door J Fr Pallemaerts, Mechelen, 1898.
Het eeuwgetijde van den Boerenkrijg, den Vendeeschen oorlog der Belgische provincien, heeft eenen tocht van geestdriftige bewondering voor de zoogenaamde Brigands aangeblazen. Tot herdenken van dien strijd, zijn in Vlaamsch-Belgie algemeene en plaatselijke comiteiten tot stand gekomen om in den loop van den zomer de gesneuvelden en dezei christene en vrijheidslievende gevoelens te verheerlijken. Woord en schrift, dicht en geschiedenis, tooneel- en toonkunden wedieveren onderling om de Boerenkrijgers om 't meest te huldigen. Voor het muziek o.a. componeert Wambach, op woorden van Hilda Ram, eene Cantate: Boerenkrijg, Benoit bewerkt, op tekst van Hiel, zes liederen over hetzelfde onderwerp. Het eeuwfeest van den Boerenkrijg doet als bij tooverslag eene gansche letterkunde uit den grond rijzen De katholieke pers, zoo fransche als vlaamsche, wijdt tal van aitikels aan het herdenken dier gebeurtenis, in alle katholieke veieenigingen worden over dit onderwerp voordrachten gegeven door geestelijken en wereldlijken, b.v. door Pater Verstraeten s.J., den eerw. heer E. Claesen, en den heer Lodewijk Van Boeckel, op honderden plaatsen voert men tooneelstukken op met hetzelfde inzicht, als ‘Besloten Tijd’ van Kervijn en Van Britsom, in Januari door het Davidsfonds uitgegeven. Orts en Thys (Les Conscrits Belges) hadden de feiten verhaald, Conscience in den Boerenkrijg, Smeders in Onze Boeren hadden den opstand gedramatiseerd, Hiel had Wilm de Lantsheere bezongen; Kanunnik Muyldermans had Sansculot en Brigand geschreven Nu zagen het licht over die episode onzer geschiedenis, schriften van Van Caneghem (in het fransch), Robyns, Pattyn, - drie priesters, - Van Laeken, Opde Beeck, Sevens, Thijs (La persécution religieuse en Belgique pendant la domination française, Antwerpen, Kennis, 1898, 3 fr)
Iets meer wil ik zeggen over de beknopte geschiedenis van den Boerenkrijg door den eerw. heer J.F. Pallematrts, leeraar in 't Klein Seminarie te Mechelen (Mechelen, Van Velsen, 80 bladz, 1 fr)
Kanunnik Muyldermans van Mechelen schreef ter inleiding een puik
| |
| |
voorwoord, waarin hij de redenen opsomt van den opstand der boeren tegen de uitheemsche dwingelandij. Die opstand, waarbij de wet op de loting eene bijoorzaak kon zijn, neemt zijnen oorsprong in de liefde tot het vaderland en in de trouw aan den godsdienst. Ten gevolge van dien strijd bleef de zucht naar vrijheid en zelfbestaan in het herte van ons volk levend.
De schrijver wil zoo eenvoudig en kort mogelijk, achtereenvolgens in de verschillige streken waai de Jongens optraden, den dag des opstands aanteekenen, de wisselvalligheden van den strijd verhalen en de benden Patriotten volgen tot den dag, waarop zij door de Fransche soldaten uiteengeslagen of verpletterd werden. Zoo leidt de heer Pallemaerts ons beurtelings door het Land van Waas, dan naar Boom, dan in Klein Brabant, voorts naar Edingen, Hal, Ninove, Ronse, Kortrijk en Izegem, Duffel, Mechelen, Lier en omstreken, Turnhout en Herenthals, Aarschot, Diest en Leuven, Geel, Meerhout, Mol en Diest, Hasselt en het Departement der Wouden. Tot slot dient een belangrijk en tot heden onuitgegeven stuk van den E H. Pastoor De Winter, van Mariakerke.
Die beknopte maar treffende bijdragen over den Boerenkrijg verdienen bijval en waardeering!
K.J.A.M.C.
Onder het Schrikbewind, eene heromgewerkte, merkelijke vermeerdeide uitgave van De Beloken Tijd, door Fr de Potter. - I. van der Poorten, Gent. - Deze uitgave, aan welke de heer van der Poorten zijne beste zorgen heeft besteed, zoodat ze wel eene prachtuitgave mag heeten, is versierd met 16 platen van den heer L. Geens, de gruwelijkste tooneelen voorstellende uit de sombere dagen van de Fransche tirannij.
Het verhaal van den Boerenkrijg, in Vlaanderen, Brabant, Antwerpen en Limburg komt natuurlijk in het werk voor, dat wij ten zeerste aanbevelen voor Leesbibliotheken, vlaamschlezende huisgezinnen en ook om als prijs aan scholieren en studenten in handen te geven
Schriften van het slag als het hier aanbevolene, die het godsdienstig en vaderlandsch gevoel opwekken en verkloeken, behooren onder het volk in ruime mate verspreid te worden, nu vooral, dat een hoop verdwaalden denzelfden uitzinnigen kreet slaken tegen God, Vaderland, Familie en Eigendom als vóór honderd jaren Een goed werk moet het heeten, het volk te waarschuwen tegen de valsche profeten, die het willen terugstooten tot de eeuwen van barbaarschheid en dwingelandij, met beloften van eene onmogelijk te verwezenlijken aardsche zaligheid..
Het schoon, op zeer net papier gedrukt boek is aan een betrekkelijk goedkoopen prijs verkrijgbaar.
L.
De Brigands van 1798, beknopte geschiedenis van den Boerenkrijg, door Osw. Robyns, priester Prijs fr 1.00 Te bekomen bij den schrijver, onderpastoor te Exel (Limburg).
Vreemd mocht het heeten, dat de geschiedkundige werken over den Boerenkrijg, die hoofdzakelijk 't Vlaamsche land voor tooneel had, tot heden alle in 't Fransch geschreven waren. Wel werd aan deze bijzonderheid onzer nationale geschiedenis, door onze Vlaamsche schrijvers eenige bladzijden toegewijd; maar een oorspronkelijk geschiedkundig werk in Nederlandsche taal geschreven, uitsluitelijk den Boerenkrijg behandelende, bezaten wij tot nu toe nog niet Ik zeg ‘bezaten’, want thans is deze leemte aangevuld door de verschijning van het hier boven vermelde werk. Ook zal dit boek bij lederen Vlaming welkom zijn, en wij weten
| |
| |
het hoofdcomiteit tot herdenken van den Boerenkrijg onzen dank te betuigen, medegeholpen te hebben aan het Vlaamsch publiek een handboek te bezorgen, waardoor ons volk op de hoogte gesteld wordt van de voorvallen des Boerenkrijgs.
Het werk van den eerw. heer Robyns ontrolt voor de oogen van den lezer het tooneel dat over honderd jaren plaats greep tusschen onze vrijherdminnende voorouders en de Republikeinsche verdrukkers en onheilstichters. Dit alles is zoo levendig beschreven, dat men de voorvallen als 't ware waant, onder zijne eigene oogen te zien gebeuren. - Dit boek vol leven en gloed van de eerste tot de laatste bladzijde, verwekt in den lezer eenen diepen afkeer voor de republikaansche dwingelanden en eene echte bewondering voor onze heldhaftige Boeren.
Dit zoo degelijke werk dient verspreid te worden, ten einde ons volk bekend te maken met de daden van moed en zelfopoffering onzer kloeke voorouders.
't Vaandel met het roode kruis, door Huibrecht Haenen, Hasselt, Eug. Leen. Prijs: fr. 1.00.
Veel is er reeds over den Boerenkrijg geschreven geworden: geschiedkundige werken, verhandelingen, romans, novellen en schetsen; doch een werk in verzen is er tot nu toe met verschenen. Insgelijks het onze willende bijdragen tot verheerlijking der helden van 1798, zegt de schrijver, bieden wij thans den lezer een dichterlijk verhaal aan.
In eene groote afwisseling van versmaat geschreven, komen er idyllen, beschrijvingen, oden, episoden en gevechten in voor, en is het op zulke wijze behandeld, dat het afwijkt van al wat er tot nu toe over den Boerenkrijg verschenen is, en eigenlijk als meuw en oorspronkelijk mag beschouwd worden.
Het geschiedkundig wit vaandel met het roode kruis speelt er de hoofdrol in en is als de spil waar om al de personen en toestanden zich bewegen. Ons werk is als het epos van dit vaandel, dat terzelfdertijd de verpersoonlijking is van Godsdienst en Vaderland, het hoofddoel van den krijg der boeren.
Hun leste strijd, het bloedbad van Hasselt, wordt er omstandig in bezongen en beslaat de twee laatste hoofdstukken.
De Kongozending. - Dit is de titel van een gedicht door kanunnik S. Daems, opgedragen aan den hoogwaardigen heer F. Adrianus Deckers, abt der Norbertijner zending in Kongo, bij zijne zegening den 19 Maart 1898.
Edele poezie vol gloed en lyrisme, onberispelijke vorm, gelijk al de werken van den geleerden en zangerigen Norbertijn.
De behoudsgezinde partij tegenover het land, bilan van 1884 tot 1898. - Het boekje van 188 bladzijden, is keurig gedrukt, vatbaar geschreven, en al de feiten en cijfers zijn eenvoudig gegroepeerd en duidelijk aangegeven. Het is als een spiegel, waarin men de daden ziet van de veertienjarige katholieke regeering, daden van bevrediging en van gerechtigheid, van zorge voor vrijheid en zelfbestuur, van bezorgdheid voor het welzijn van den mindere, van wijs beleid met 's lands gelden, van durvende ondernemingen, die den algemeenen welstand moeten verzekeren, en wij zullen 't in éen woord zeggen, van nationaal bestuur
Wil men de opgave van eenige hoofdstukken; men zal er genoeg aan zien dat de katholieke regeering op deugddoende daden mag wijzen: Herziening der grondwet; - Maatregels betrekkelijk den maatschappelij- | |
| |
ken toestand, - Geldelijke toestand, - Maatregels wegens landbouw en nijverheid, - Landbouw: onderwijs, vergoeding voor afgemaakt vee, verbetering der rassen, voordrachten, leergangen van melkerij, enz. - IJzeren wegen, tiams, kalsijden, landelijke wegen. - Bijzonder fonds van 10 miljoen (fonds Beernaert.) - Hooger, middelbaar en lager onderwijs. - Vergoeding aan de milicianen Enz., nog veel andere dingen.
Deze korte opsomming is, ons dunkt, de beste aanbeveling. Eén exemplaar, 25 cent, 100 exempl., 10 frank; 500 exempl., 25 frank. A. Siffer, St -Baafsplaats, Gent Deze bilan is ook in het Fransch verschenen.
Davidsfonds. - Algemeene Vergadering. Op 20 Mei heeft te Leuven, in eene der zalen der Katholieke Hoogeschool, de algemeene jaarlijksche vergadering van het Davids-Fonds plaats gehad. Meest al de afdeelingen hadden den oproep beantwoord.
De heer de Potter, algemeene secretaris, gaf lezing van het verslag over de werken van het Midden-Bestuur gedurende het veiloopen jaar. Hij herinnerde de uitstekende diensten aan de maatschappij bewezen door wijlen piofessor Willems, algemeenen voorzitter, zoo onverwacht aan het Davidsfonds, aan zijne leerlingen en aan zijne talrijke vrienden ontrukt, en stelde aan de vergadering, in naam van het Midden Comiteit van 't Davids-Fonds, den meuwe voorzitter, den heer Helleputte, voor, die, ofschoon nog betiekkelijk jong, zich sedert jaren als een man van verdienste heeft doen kennen Begaafd met een groot talent en bezield met toewijding heeft hij zijne riddersporen verdiend in de groote veldslagen voor de geestelijke en zedelijke belangen van het volk.
Lange en eenparige toejuichingen begroetten die woorden, en verzekerden den nieuwen voorzitter dat zijne benoeming in de wenschen van allen lag.
In zijn verslag, zette de heer de Potter de afdeelingen vurig aan, om het hunne bij te dragen tot het welgelukken der herinneringsfeesten van den Boerenkrijg, die dit jaar zullen plaats hebben te Hasselt, Overmeire, Tielt, Mol en elders, om de groote betooging bij te wonen die, te Gent in de hoofdstad der Vlaanderen, bereidt wordt, om de stemming der Wet Coremans en De Vriendt te vieren. Hij beval dringend de sectien aan om bij te dragen tot de kosten voor het Monument J.-Fr. Willems, den vader der Vlaamsche beweging, en riep de aandacht der leden op de feesten die het Davids-Fonds schikt toekomende jaar in te richten, ter gelegenheid van zijn jubelfeest van 25-jarig bestaan
Na lezing van dit verslag, meermaals door de toejuichingen der vergadering onderbroken, nam M. Helleputte het woord Met gloed, in gevoelvolle woorden en in eene verhevene taal, sprak hij over de diensten welke het Davids-Fonds reeds bewezen heeft en over het doel, welk, volgens hem, die groote maatschappij moet najagen, om al het goed voort te brengen dat de Katholieke en Vlaamsche zaak nog van haar verwachten. Hij beloofde het Davids-Fonds zijne werkzame en verknochte toewijding, hopende het nog te zien aangroeien.
Op wetgevend gebied is de Vlaamsche zaak gewonnen, alle grieven zullen hersteld worden, welhaast zal het onrecht den Vlamingen aangedaan op de krijgsraden, volkomen verdwijnen, doch dit alles is met voldoende. De Vlamingen moeten den zege behalen op hen zelven en zelven meer en meer Vlaamsch worden in geest en zeden, in handel en wandel, zooals Dr Claeys het zoowel gezongen heeft in zijn heerlijk gedicht in het laatste Belfort verschenen. Inderdaad quid leges sine moribus?
Alhoewel overlast met bezigheden van allen aard, zegde hij ook, heeft hij zijne aarzeling tot het aanvaarden van den eerepost hem aangeboden slechts overwonnen op het aandringen der Vlaamsche vrienden en inzonderheid op dit van den Vlaamschgezinden Bisschop van Gent, die in
| |
| |
alle omstandigheden getoond heeft hoe nauw het Davids-Fonds hem aan het harte ligt.
De redevoering van den heer Helleputte, geestdriftig toegejuicht, maakte een diepen indruk op de vergadering.
De zitting eindigde met de bespreking van de rekeningen en de begrootingen, het onderzoeken van eenige huishoudkundige zaken, alsmede van verschillige zaken in betrekking tot de Vlaamsche zaak; waarna de leden zich naar het Hôtel de Barcelone begaven, waar het jaarlijksch banket plaats had.
De toast tot den meuwen algemeenen voorzitter gericht werd gedaan door den eerw. heer Dr Claeys, ondervoorzitter. Onnoodig te zeggen hoe de uitmuntende redenaar zich van die taak kweet Wij hebben zeldzaam een zoo welsprekenden heildronk gehoord.
De heer Helleputte muntte insgelijks uit in zijn antwoord. Te nederig, verklaarde hij, gelijk in de zitting van 's morgens, met genoeg aanspraak te hebben om het Davids-Fonds voor te zitten - een eerepost, en terzelfdertijde eene zware taak. Hij herinnerde vervolgens de groote diensten aan de inrichting bewezen door den waardigen ondervoorzitter, den eerw. heer Dr Claeys. De vergadering bevestigde door vurige toejuichingen de woorden van den voorzitter, en deed meer en meer de overtuiging op dat de heer Helleputte de rechte man is om de Katholieke Vlaamsche zaak te leiden De voorzitter eindigde zijne heerlijke redevoering met de gezondheid voor te stellen der leden van het bureel en van het Midden-Comiteit, en met te drinken aan den vooruitgang van het Davids-Fonds.
Die vergadering is zeer hartelijk geweest. De goede woorden die er gezegd zijn, zullen zonder twijfel uitmuntende vruchten voortbrengen, in gansch het Vlaamsche land, waarvan het Davids-Fonds het getrouwe beeld is: gewijd aan godsdienst, het Vaderland en aan de taal des volks. Dit land (men heeft het Zondag laatst gezien!) is en zal blijven het katholieke Vlaanderen.
Om 5 uren, zijn de leden uiteengegaan, na het zingen van het Lied van het Davids-Fonds, woorden van den heer professor Opdenbosch, muziek van een ander lid der sectie van Borgerhout
Kon. Vlaamsche Academie. - Op voorstel van den heer Obrie zal bij de Regeering de wensch uitgedrukt worden tot het inrichten van een voorbeeldigen dienst voor de vertaling der wetten. Dr Claeys stelt voor, dien wensch te volledigen met een adres van dank aan Minister Begerem voor zijne kloeke houding in de veidediging van het wetsvoorstel van J de Vriendt en Ed. Coremans
Vervolgens wordt verslag uitgebracht over de verhandelingen, die op de uitgeschreven prijsvragen werden ingezonden
Eindelijk komt in behandeling een voorstel der commissie voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal, strekkende tot het uitgeven door de Academie van het Vocabulaer van Noel de Berlaimont (1542) en van het Vocabilario para aprender Franches Espannol y Flamincq (1520).
Varia. - Van het groot Woordenboek der Nederlandsche Taal is de elfde aflevering van het tweede deel verschenen, bewerkt door Dr. A Kluyver, ze omvat het vervolg van de letter B, van Beklappen tot Belust.
Zooals bekend is, kost het Woordenboek slechts 85 1/2 cent hollandsch, ongeveer 1,60 fr., en kan men tegen zeer voordeelige voorwaarden al de verschenen afleveringen koopen, als men voor 't vervolg inteekent.
- Van Woordenschat is verschenen afl. 4: Nobele-Pakirn.
| |
| |
- De eerw. heer Wouters, gewezen leeraar in het St.-Rombautcollege te Mechelen, is bekroond met den prijs De Keyn, voor zijn werk over physica
- Onze landgenooten Valère Gille en Burggraaf Charles de Spoelberch de Lovenjoul zijn in de Fransche Academie te Parijs bekroond, de eerste met zijn werk ‘La Cithare’, de tweede met ‘Autour de Honoré de Balzac.
- Ter gelegenheid van haar 425 jarig bestaan richt de aloude hoofdrederijkerkamer ‘Het Kersouwken’, te Leuven, op 26 Juni, een tooneelen zangkundigen wedstrijd uit.
- De Noorwegers zijn voornemens den 70sten verjaardag te vieren van hunnen nationalen schrijver Ibsen
- Te Clermont in Frankrijk gaat een gedenkteeken der kruisvaarten opgericht worden, Charcot, de vermaarde dokter der Salpétrière, wordt te Parijs vereeuwigd in brons, Louis Veuillot krijgt eenen herinneringssteen in de keik van het H. Hert van Montmaitre, te Parijs.
Theulegoed - Wij lazen onlangs in het Staatsblad de benoeming van Ridder.. de Theulegoet tot enz.
Theulegoet, ik las nog eens, meenende mij bedrogen te hebben. Wis en waar, er staat Theulegoet
Wat is Theule? Niets van beteekenis.
Wij kennen het dorp Heule, alsmede een oudheerlijk goed van dien naam te Meenen en te Kuurne.
De Ridder bezit, of een van zijn voorzaten bezat het goed te Heule, in oude acten weleens, bij verkorting, t Heulegoed geheeten. 't Zal wel zulk stuk zijn, dat den Heraldischen Raad voldoende zal geschenen hebben om den Ridder te machtigen bij zijn naam dien van Heulegoed te voegen, maar daar noch de Heraldische Raad, misschien ook de Ridder, onze taal met bijzonder machtig is, of de beteekems van 't Heulegoed met kenden, gaf men oo lof tot het dragen van eenen naam, die, gespeld zooals hij in het Staatsblad voorkomt, louter eene dwaasheid is.
Het woordje de is hier ook onzin Men zegde met: heer de Heulegoed, maar heer van In Duitschland is von met buiten 't gebruik geraakt en voor velen een teeken van adeldom, hier klinkt van te Vlaamsch (te gemeen?) en 't moet de zijn, al klinkt het ook valsch.
Er zijn, beweert men, meer adeltitels verleend naar slechte, gebrekkig gespelde plaatsnamen. Is er eenig voordeel om onze historische namen in een belachelijk kleed te steken?
D P.
Vaderlandsliefde. Die zijn vaderland bemint, is geen wees. -
De vaderlandsliefde is de liefde tot het land waar wij het eerste levenslicht aanschouwd hebben, waar onze voorvaderen met heldhaftigen moed gestreden en geleden hebben, waar wij de gezegende vruchten van hun zwoegen en slaven genieten, het is nog de verkleefdheid aan de plek waar wij de melk uit de borst eener teergeliefde moeder hebben gezogen, waar wij, gedurende de zoete kinderjaren, zooveel onuitsprekelijke geneugten hebben gesmaakt, waar wij uit den mond van eenen schutsengel de eerste lessen van Christus' goddelijke leer hebben aanhoord
Die liefde, die verkleefdheid is den mensch ingeboren; elkeen, ten ware hij een steenen heit bezate, moet onwillekeurig zijnen geboortegiond eene vurige genegenheid toedtagen, eene zekere vereering toewijden.
De wildste, de onbeschaafdste volkeren hebben te allen tijde de stieek, die zij van hunne voorouders erfden, met wonderbare koenheid verweerd; zij hebben met geaarzeld hun bloed te plengen en met stoische fierheid te sneuvelen om hun land te verdedigen en tegen de onmenschelijke wreedheid en baatzucht der overweldigers te beschutten.
| |
| |
En wij, die in eenen stroom van licht en beschaving varen, wij zouden ons lief Belgenland de verschuldigde hulde met brengen, de billijke achting en verknochtheid met schenken?..
Die onderstelling - ik beken het - is zeker kwetsend voor de echte vaderlanders, voor die helden die elken stond hun leven veil hebben tot bescherming van Belgie. Edoch - wie zou het durven loochenen? wij zijn heden ten dage getuigen der droevigste en schandelijkste feiten. Vuige lafaards, die den naam van ‘socialisten’ dragen, spannen al hunne krachten in om den gloed der vaderlandsliefde in de herten, der edele en roemrijke Belgen uit te dooven, om in dezer aderen een goddeloozen haat voor der vaderen erf te spuiten. Schaamtelooze huichelaars, zij willen zich wereldburgers noemen, en zij zouden, indien het in hunne macht was. gansch de wereld en tevens hun eigen land verdelgen. Maar God dank hunne pogingen zullen verijdeld worden; die verachtelijke wanschepsels zullen vergaan als de rook; verpletterd onder de algemeene versmading zullen zij in het zand moeten bijten, en het vaderland zal van hunne listen en lagen verlost wezen.
Welaan, fiere Beigen die wij zijn, hebben wij het land onzer geboorte hef met dien vurigen gloed, die in onze minnende boezems blaakt. Wezen wij steeds bereid om Belgie, dit uitverkoren land waar wij reeds vioeg de teederheid der veirukkelijkste betrekkingen genieten, waar wij onze toekomst verzekeren, onze levensdagen verlangen door te brengen, en zooveel geluks pioeven als eenen sterveling kan geschonken worden, wezen wij bereid, zeg ik, om het altoos met raad en daad, met hand en tand te beschermen; en indien de omstandigheden het ooit vergen mochten, trekken wij alsdan, gelijk de roemweerdige Boeren die op het einde der verledene eeuw de Fransche bloedhonden bekampten, met vromen moed ten strijde en redden wij het Vaderland ten koste van ons leven.
Geene bloodaards, geene verraders in onze gelederen! allen dapper, indien de nood ons dwingt, - hetgeen echter de God des vredes verhoede! - het harnas gegespt, de wapenen gevat, ten slagvelde gevlogen!!
Herinneren wij ons de krachtige verzen des Vlaamschen dichters
En dorst een dwingland spreken: ‘Kniel!’
Dan bruise 't vrije bloed,
Dan keere in elk der vaadren ziel,
Of vall' de Belg op 't eerebed,
Gestreden en geleden voor God en Vaderland! Dit weze onze leuze!
Leuven.
Julius Laurens, student.
† Gladstone, de groote Engelsche staatsman en schrijver. - A. Nothomb, Belgische staatsminister en verdienstelijke schrijver. - Maurice Hovelacque, Fransch wetenschappelijk man. - John Gilbert, Engelsche geschiedschrijver. - L. Lalanne, Bibliothecaris van het Fransch Instituut en schrijver van verscheidene geleerde werken. - Graaf Antoine Zichy, Hongaarsche letterkundige van naam. - Frederik Muller, te Weenen, schrijver van ‘Allgemeine Ethnographie’ en van ‘Grundriss der Sprachwissenschaft’ - Edward Bellamy, Amerikaansche socialistische schrijver, bijzonder vermaard voor zijn werk ‘Looking Bockward’ en zijn boek ‘Equality’.
† Mevrouw weduwe Cogen, dochter van dichter Ledeganck; onder den deknaam van Johanna Filips schreef zij in verscheidene tijdschriften van Noord en Zuid menige verhalen en schetsen van hooge letterkundige waarde.
|
|