| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Bijdragen over Opvoeding en Onderwijs, door P.A. De Vos en Fr. Willems. Lier, J. Van In. 1896.
Al wie dit werk ernstig leest, zal mij van overdrijving vrij pleiten, wanneer ik zeg dat het een buitengewoon schoon en buitengewoon nuttig boek is. Buitengewoon schoon om de verhevene gevoelens die er in doorstralen, en de edele taal, waarin die gevoelens zijn uitgedrukt. Buitengewoon nuttig om de kostbare raadgevingen, die er zoo talrijk en gepast in voorkomen.
‘Het noodzakelijkste (voor den onderwijzer) om in zijn ambt wel te slagen, is voorzeker de onderwijs- en opvoedingsleer.’ Zoo spreekt Fr. Willems en zoo spreken allen die het met de school, met de leerlingen en met den onderwijzer zelven wel meenen.
Welnu de Bijdragen geven onderwijs- en opvoedingsleer, en wel op treffender wijze dan het beste schoolboek zulks kan doen. Het schoolboek houdt, ja, de waarheid voor. Maar het is eerst en voorall eerend, en wordt alzoo van lieverlede afgemeten en koud. In de Bijdragen klinkt dezelfde waarheid, maar tijd en plaats laten haar toe met zulke warmte van toon te trillen, dat niet enkel de geest, maar ook het hert geraakt wordt. Het schoolboek, dat onderwijs- en opvoedingsleer mededeelt, blijft steeds als eene inleiding tot de eigenlijke, diepe, overwogen studie, die later kan en moet komen.
Wanneer de onderwijzer als dusdanig in zijn ambt is aangesteld, wanneer bij, van eigene leerlingen omgeven, in bepaalden kring werkt, dan is voor hem het uur gekomen, waarop hij, zijn dagelijksch handelen aan de wet van waarheid en plicht toetsend, de studie der onderwijs- en opvoedingsleer met onverdroten ijver moet voortzetten.
Dan eerst leert hij grondig ‘waarom hij zoo en met anders handelt,’ dan leert hij ‘reke schap geven van al wat hij verricht’ en ‘op voorhand het waarschijnlijk gevolg van elke daad, het doel van elk middel aantoonen.’
Onze onderwijzers zullen het boek lezen, daar twijfel ik niet aan. Ik wil het echter bijzonder aanbevelen aan onze eerweerde priesters, die in de catechismussen, in de zondagscholen, en vooral in de college's onderwijzen. Dat zij allen het boek ernstig lezen, herlezen, ja bestudeeren.
Waarom zouden zij het niet doen? Is de tijd nog niet voorbij, waarop het valsch en noodlottig gedacht heerschte tusschen lager en middelbaar onderwijs ligt een afgrond? Onze priesters-professors leeren immers, alle dagen, beter en beter inzien, dat lager en middelbaar onderwijs zeer nauw verwant zijn; dat het middelbaar onderwijs moet voortbouwen op de grondslagen door het lager onderwijs gelegd; ja, dat de vooruitgang voor het middelbaar enkel mogelijk is, met langs de baan van slaafsche navolging en blinde aanwending van hetgeen in andere landen gedaan wordt, maar wel langs de baan van die methodeverbeteringen, die ons lager onderwijs zoo schitterend hebben opgebeurd, en die, met inachtneming van eigen aard, zoo gemakkelijk op het middelbaar onderwijs kunnen toegepast worden.
| |
| |
Neen, neen! wie in het middelbaar onderwijs op den leeraarsstoel zit, zie niet met minachting neer op den onderwijzer die vóór de kleine banken staat! Bij dezen is veel, zeer veel te leeren! De methodeleer, die dezen tot verdienstelijk, kundig vakman vormt, geldt ook, mutatis mutandis, voor genen. En zoo zal, bij name, menig opstel der Bijdragen ook den eerweerden professor van Fransche, Latijnsche, ja Grieksche taal de waarheid, de noodige waarheid, voor oogen leggen, en hem doen bekennen, wil hij rechtzinnig oordeelen: het is net alsof 't voor mij geschreven was.
Moet ik hier nog uitdrukkelijk bijvoegen, dat de Bijdragen uitmuntend geschikt zijn, om in de wetenschappelijke vergaderingen onzer eerweerde professors, d.i. in hunne conferentien, gebezigd te worden? Hetgene voorgaat heeft dit genoeg aangetoond.
De lezing van het boek is gemakkelijk. Het geheele werk is verdeeld in opstellen, die met te lang zijn, en de voorgestelde waarheid in duidelijke taal behandelen.
Dat er twee schrijvers, elk met hun eigenaardig talent, als woordvoerders in optreden, maakt wel eene aantrekkelijkheid te meer.
Het schoone hoofdstuk ‘Karakter’ doet aan beide schrijvers denken.
Zij zijn als tweelingbroeders, beiden blakend van liefde voor hunne moeder, de christene waarheid, gehuldigd in de christene school
Als broeders hebben zij vele trekken gemeen: zuiver katholieken geest, levend geloof, werkende overtuiging, grondige kennissen, warme behertiging van het onderwijs, welgemeende genegenheid voor de meesters, verlichte liefde voor de kinderen.
Beiden zijn vrome denkers, en beiden hebben, om hunne overtuiging voort te planten, die meesterschap over de taal, die den stijl zwierig en krachtig, klaar en bondig maakt.
Beiden behandelen de meest verscheiden onderwerpen over opvoeding en onderwijs, maar behandelen ze elk met eigenaardig talent.
Willems is de goede vader, die den waarschuwenden toon zijner aanspraak door welgemeende hertelijkheid tempert.
De Vos is de wijze, ondervindingrijke professor, die het bittere der vermaning door het bewijs hater nuttigheid verzoet.
Willems is altijd dichter. Ongetwijfeld behandelt hij met evenveel kennis als ernst de praktische toepassingen, doch hij verwijlt met voorliefde bij het ontwikkelen eener stelling, het beschouwen eener waarheid, en hij weet dan ook, met den aandrang zijner dichterlijke ziel, die waarheid door anderen te doen bewonderen.
De Vos wil vooral praktisch zijn. De beschouwing is bij hem een middel, geen doel. Hij neemt liefst eene reeds vastgestelde waarheid tot grondslag zijner bespreking, en gaat dan recht op het doel, de praktische gevolgtrekking, af.
Willems is gewoonlijk zacht ernstig, en vervordert zijne bespreking met voorzichtig langzame schieden. Met kalmen ijver ontwikkelt hij zijne gedachten, en vlecht daartusschen de gemoedelijke opwekking om de waarheid te doen toepassen. Terwijl hij op den geest werkt, verwaarloost hij geenszins het hert, maar weet dit, soms op zeer verrassende wijze, tot het bovenaardsche zóó op te richten, dat het te zamen met den schrijver God huldigt als de bron aller waarheid, en Jesus looft als het volmaakste voorbeeld des onderwijzers. Als gij den goeden, doorgoeden schoolopziener gekend hebt, dan zal het u, evenals mij, bij het lezen zijner opstellen, soms voorkomen, alsof hij daar met zijne ranke gestalte vóór u stond, alsof zijne droomerig zachte oogen u aanstaarden, en van zijne lippen die lichte, ietwat trillende stem klonk, die den aanhoorder tot in het hert drong.
De Vos is opgewekter. Wat hij leert is niet min ernstig, niet min
| |
| |
doeltreffend. Maar hij weet, op het gepaste oogenblik, aan zijne voordracht die klem te geven, die de gevormde overtuiging vasthecht. Hij kent, als een kunstschilder, de weerde der schaduw om licht op zijne beelden te doen tintelen. Hij heeft, als een echt teekenaar, de vastheid van trek, om ook uit sobere lijnen een treffend beeld te scheppen. Hij is de professor, die tot zijn geliefd auditorium spreekt, en het door levendigheid van voordracht, kernachtigheid van uitleg, aanschouwelijkheid van voorstelling, tot aandachtig luisteren dwingt. Hij beheerscht zijne toehoorders, leest den twijfel of de aangroeiende overtuiging in hunne blikken, en weet zijne smijdige taal zoo te plooien, dat hij het beoogde doel bereikt. Hij ziet scherp, weet de juiste plek te vinden, waar het gebrek schuilt, en kan het zoo verrassend juist, zoo geestig raak blootleggen, dat gij hem glimlachend moet toeknikken, zelfs dan wanneer gij in zijne hekelende schets uw eigen beeld erkent. Want is zijn leerend woord met koud, zijn geestige zet is nooit stekend, en over al zijne opstellen zweeft een verkwikkende adem van oprecht christelijke goedheid. Lees zijn ‘Hertelijk woord’, en zeg mij of hij die hoedanigheden niet in juiste mate vereenigt.
Wat Willems dus met zijne gemoedelijkheid overweldigend in uwe ziel stort, dat grift De Vos met zijne klaarheid en snedigheid u vast in het hert. Zij bereiken beiden, langs verschillenden weg, het gemeene doel: nuttig zijn, goed stichten.
Een woord nog over het laatste opstel.
‘Een honderdtal bladzijden van dit boek (Bijdragen) waren afgedrukt, toen plots de nare tijding klonk: ‘Willems is bediend. - Willems is dood!’ Zoo begint De Vos het roerend hoofdstuk, dat hij aan de nagedachtenis van zijnen medewerker wijdt, en als een lauwer neerlegt op zijn graf.
Droeve, ingrijpende, maar zielverheffende bladzijden, die den betreurden schoolopziener in het volle daglicht zijner verdiensten stellen, hem hooger doen schatten, hem blijvend doen beminnen; bladzijden, die tevens ook getuigen van de trouwe vriendschap welke de beide opstellers door wederzijdsche waardeering aaneensloot.
Waar twee ervaren schoolmannen, in liefde tot het goede vereenigd, zoo edel door hun gedrag de leering bevestigen, welke zij voorhouden, daar geven zij ons niet enkel een voorbeeld van hetgene trouwe samenwerking tot stand brengt, maar zij leveren ook het beste bewijs van de oprechtheid hunner bedoeling, de degelijkheid hunner poging, en de onbetwistbare weerde van hun werk.
Antwerpen.
G.J.
Essai de philologie musicale. - Etudes d'histoire et d'esthétique comparées sur la musique à travers les âges, par Paul d'Acosta. - Bij A. Siffer, Gent, 1896.
't Is 20 jaar geleden dat het eerste boek over antieke muziek het licht zag, en sedert hebben mannen als Gevaert, Kufferath e.a. dit vak der kunstkennis met reuzenstappen doen vooruitgaan. Westphal's ontdekkingen, en de synthetische ontleding der oude stukken, deed de Helleensche muziek naar waarde schatten, en de lust ontstaan de ware elementen der grieksch-romeinsche muziek, die de Kerk zich heeft toegeeigend, op te sporen. Het boek van Mr P. d'Acosta gaat nog verder naar het ontstaan van den kunststroom op, nl. bij de Chinezen, Mongoliers en Indiers. Het ware wenschelijk, dat niet alleen kunstenaars, maar ook alle personen, die in kunst belang stellen, dit boek ernstig bestudeeren; het biedt ons inderdaad in eene sobere taal een schat van on- of weinig bekende dingen aan. De muziek en de
| |
| |
poëzie staan in zulk nauw verband, dat men de twee moeilijk van elkander kan scheiden; en de kennis van gene draagt tot het genieten van deze oneindig bij.
Mr P. d'Acosta leert ons van welk alomvattend belang de muziek bij de Chinezen was. Hunne geheele wetgeving had tot doel: de volken in deugd behouden door de muziek; deze speelde in de dramatische kunst eene eerste rol; zij diende om de pathetische deelen om zoo te zeggen te onderlijnen De Chinezen bezaten, 2000 jaren vóor onze tijdrekening, een muziekaal systema, op vaste grondbegrippen gesteund, hielden zich echter alleen bij diatonen, de vijf eerste die zij als ‘eenig volmaakte’ beschouwden. De Mongoliers, die hunne Noordsche broeders in de muziek schijnen te hebben ingewijd, waren hun hierin vooruit: zij gebruiken tonen, halve tonen en zelfs vierden tonen. Het systema van Rameau heeft met deze antieke grondbegrippen veel gemeens. Ook over de antieke Grieksche muziek deelt Mr P. d'Acosta ons wetenswaarde bijzonderheden mede.
Een hoofdstuk waarop ik inzonderheid de aandacht van toonkunstenaars en dichters wensch te roepen, is dat, getiteld: ‘le Rythme antique.’ De hedendaagsche muziek, en nog meer de hedendaagsche dichtkunst, hebben het gevoel van rythmus verloren. En nochtans, ‘l'on pourrait dire qu'il (le rythme) est l'âme de toute composition poétique ou musicale, car il est la forme dans le mouvement; étant de nature purement métaphysique, il s'attache au tempérament et devient une qualité esthétique de notre être; et de fait, quelles sensations agréables n'éprouvons-nous pas à entendre un discours bien rythmé?’ Van den dag af, dat wij den schat des rythmus ons weder zullen eigen gemaakt hebben, zal eene kunstomwenteling van onvoorzienbaren invloed plaats grijpen.
Na een kort woord over Oud-Romeinsche muziek, krijgen nog eene studie over de ‘plain-chant’, waarover schrijver ons, niettegenstaande het onderwerp door Gevaert in zijn ‘La mélopée antique’ schijnt uitgeput, met menige nieuwe beschouwing bekend maakt; zoo komen wij geleidelijk tot de middeleeuwsche muziek, wier ontwaken hier met recht een ‘débâcle’ wordt genoemd, doch die, der kerk toevertrouwd, op hare wedergeboorte, die Karel de Groote geroepen was te veroorzaken, wachtte. Wij zien de muziek in de 16e eeuw in Italie bloeien; wij zien ze in Vlaanderen bij de Rederijkers in hooge eer staan; wij krijgen, na eene bladzijde over de ontdekking van ‘l'accord dissonant’ door Monteverde, weldoordachte studien over den monodischen zang en de moderne lierische kunst. In deze vluchtige beoordeeling kan ik ze alleen noemen; zij zijn echter allen kunstenaars hoogst aan te bevelen.
P d'Acosta wijst in het voorwoord van zijnen ‘Essai de philologie musicale’ op eene leemte in ons muziekonderwijs, die het verdient, er eene wijl bij te blijven stilstaan. De practische zijde van dit onderwijs wordt bereikt; maar zijn onze jonge musici vertrouwd met de aesthetische? Zij kennen niets van oude muziek; of wat zij er van kennen, is het uitsluitend noodige voor het practische van hun vak; zij weten niets van de geschiedenis der wording hunner kunst. ‘L'absence de notions sur le caractère des compositions des siècles précédents, fait que les artistes musiciens se traînent perpétuellement dans l'ornière de la routine. C'est la rhétorique musicale qui devrait vivifier la science des formules, c'est le cours d'histoire qui seul pouira créer des musicistes, maîtres dans leur art. ‘Het stichten van cursussen van muziekgeschiedenis en rhetorica ware inderdaad zeer wenschelijk.
Gent.
O.R.
| |
| |
Nederduitsch Leesboek ten gebruike van lager en aanvankelijk middelbaar onderwijs, verzameld door J. Bols en J. Muyldermans, Mechelen, Boekhandel Raym. Van Velsen.
Met wie men verkeert wordt men geeerd. Toon mij de boeken die gij leest, en ik zal zeggen welk uw karakter is en met welke gevoelens gij bezield zijt. Van jongs af heeft het kind het dubbel gezelschap noodig van ervaren menschen en goede boeken, om zijn karakter te vormen en zijneopvoeding te maken.
Een goed leesboek is een ware vriend; wat hij gisteren was, die vriend, dat is hij heden, dat zal hij morgen zijn: verduldig, opbeurend, getrouw! In droefheid en ongeluk, als de wereldvrienden ons verlaten, dan blijft het leesboek daar, om zooveel te inniger en troostvoller aan onze herten te spreken.
De ouderdom vindt bij hem opbeuring en zoet herdenken aan lang vervlogen jaren, en de jeugd heeft hem noodig tot ontspanning en onderricht des geestes. Dit voelde ik zoowel toen ik, kleine jongen, op de banken zat van school en college; dit wisten zij wel, mijne studiemakkers, als we samen, al was het dan ook gestolen, een uurtje aan onzen leertijd ontnamen om een deugdelijk en aangenaam boek te lezen.
Dit wisten zij ook, en beter nog, na jaren ondervinding, de heeren Bols en Muyldermans; en daarom verzamelden zij met zooveel zorg en kunde het ‘Nederlandsch Leesboek’: een echte Kindervriend.
Beiden, Bols en Muyldermans, hebben hunne beste jaren bij de studeerende jeugd gesleten, zij hebben haar hunne talenten en een deel hunner gezondheid opgeofferd; beter dan iemand waren zij dus in staat te weten welke hoedanigheden een kindervriend noodig heeft om aangenaam en degelijk te zijn. En weet ge welke hoedanigheden zij aan dien vriend der jeugd, - hun papierenkind- gaven? Zij deden hem God en godsdienst beminnen, zij gaven hem eene vrome ziel, een sterk en gezond lichaam, zij bezielden hem met liefde voor Huisgezin en Vaderland, zij lieten hem de grootheid verheerlijken der schepping en de wonderen bezingen der Natuur: ziedaar de hoofdhoedanigheden van Bols' en Muyldermans Kindervriend, de vijf verdeelingen van hun leesboek.
Bij dichters en prozaschrijvers, uit Noord en Zuid, zijn zij uittreksels en bijdragen gaan halen, die tot heden, in verzamelingen van dien aard nog niet te vinden waren. Veel hebben zij bijgedragen van eigen werk, 't zij van oorspronkelijken aard, 't zij vertalingen uit Duitsch of Engelsch. Vele stukken zijn met printen opgesierd: het boek wordt er aangenamer en liever mede. Alle wendingen, woorden en uitdrukkingen die moeilijker of vreemder voorkomen, zijn van onder aan de bladzijde uitgelegd. Opvoeden en onderwijzen, karakters vormen en geesten verlichten, ziedaar de dubbele bedoeling waarmêe dit nieuwe leesboek schijnt opgesteld: de leeraren die het willen lezen en studeeren zullen met mij bekennen dat dit tweevoudig en edel doel ten volle bereikt is. Mogen de Eerw. heeren Bols en Muyldermans, die zooveel reeds gewrocht hebben voor opvoeding en onderwijs, nog lange jaren die sterke gezondheid genieten die zij noodig hebben om hun reuzenwerk te voltrekken: de nakomelingschap zal hunne namen - immer vereend en nooit te scheiden - in eere houden en eerbiedigen.
Brussel.
Lod. Mercelis.
Zelfhulp en Werkmansbeweging, door R. Schryvers, Leuven, E. Carpentier. Prijs fr. 2,50.
Dit werk is eene studie over de verschillende inrichtingen, die kunnen worden tot stand gebracht en die onmiddellijk hulp verschaffen
| |
| |
aan de geringere standen der samenleving, eene studie namelijk over de werkliebonden in het algemeen, over de ziekenkassen en lijfrentkassen, over de werkbeurzen, over de spaarmaatschappijen, over de maatschappijen tot het bekomen van een eigen huis, over de samenwerkende maatschappijen van verbruik, over de vakvereenigingen, over de samenwerkende maatschappijen van voortbrengst, enz.
Ziehier wat Mgr de Harlez aan den steller van dit verdienstelijk boek gewaardigt te schrijven: ‘Waarde heer, Het is ongetwijfeld een uitmuntend gedacht in een klein boekwerk de aanwijzingen nopens de verschillige inrichtingen, die ten voordeele der werklieden kunnen worden tot stand gebracht, uiteen te zetten. Talrijk zijn de lieden, dien belangrijken stand der samenleving gansch genegen, en niets beters wenschende dan gehoor te geven aan de stem van de kerkvoogden, die hen aan zetten mede te werken aan den bloei van werkmansinstellingen. Maar, die lieden weten niet hoe zij moeten beginnen, welke de kringen zijn, die met dat doel kunnen worden ingericht en welke de beste middelen zijn om die krîngen krachtdadig te kunnen doen leven. Het is dus een uitstekende dienst aan de maatschappij bewijzen: Den rever dier edelmoedige zielen voor te lichten en hun den weg af te bakenen met eene korte en klare uiteenzetting van de beginselen, die tot grondslag moeten staan van de werkliebonden.
Ik kan daarom niet anders dan u geluk wenschen, waarde Heer, omdat gij mijne vraag hebt ingewilligd en mijne wenschen verwezenlijkt op eene wijze, die aan de eischen van eenieder moet voldoen.
Wat gij hebt ondernomen, dat hebt gij met welslagen ten uitvoer gebracht.
Die verschillige inrichtingen zijn niet overal van toepassing, de eene volstaan in dezen aard van gemeenten, in dezen aard van omstandigheden, de andere in gemeenten en omstandigheden, die van de eerste min of meer verschillen.
Eenieder zal kunnen kiezen wat het best overeenstemt met zijne middelen en met de behoeften der gemeente, welke hij met eene aangeéigende maatschappij wil ten nutte strekken.
Gij hebt hen in staat gesteld het goede op de beste wijze te doen en te werken aan het heil der samenleving.
Er blijft mij slechts u te wenschen dat uwe werkzaamheid worde beloond met goede uitslagen; dat uw uitmuntend geschrift worde verspreid en dat het daardoor er toe bijdrage om meer en meer nuttige maatschappelijke instellingen in het leven te roepen.
Gij verlangt niet anders; moge God u zulks in eene ruime mate vergunnen.
De Verzoeking van den H. Antonius, naar Gustave Flaubert. Fragmenten door Louis Couperus.
Men kan het niet eens zijn met de litéraire tendenz van G. Flaubert, die in enkele romans, tot de ergste naturalistische school behoort, men kan ook wel niet instemmen met zijn moraal, maar het is niet te ontkennen, dat sedert de klassieke periode, de fransche letterkunde geen schrijver bezat, die zoo meesterlijk de fransche taal behandelde, die haar zoo wist tot de slavin van zijn schitterende, maar tevens beredeneerde fantaisie te dwingen. De stijl van Flaubert is breed, tintelend als facetten van diamanten, gedreven als in goud en zilver, onberispelijk is zijn vorm, onberispelijk als de prachtigste periode van een latijnsch klassiek schrijver. Het zal den lezer van de laatste werken van Louis Couperus niet verwonderen, dat de Hollandsche meester,
| |
| |
een vertaling beproefde van éen van Flaubert's werken, want merkelijk is de overeenkomst tusschen den stijl van Flaubert en dien van Couperus in Majesteit en Wereldvrede. Ik zeg ‘overeenkomst’, omdat ik nog de gelegenheid niet had, na te zoeken of het niet ‘invloed’ is.
Couperus koos uit de serie werken van Flaubert, éen der prachtigste als stijl, éen der verhevenste als philosophie: het wijsgeerig drama: La Tentation de St Antoine. Hij vertaalde slechts fragmenten, maar deed zijn keus op die wijze, dat men zich een tamelijk volledig denkbeeld vormen kan van het geheel: hij vertaalde de Verzoeking van den H. Antonius door het vleesch, de verzoeking door het geloof, de verzoeking door wetenschap en philosophie.
Het was zeker een moeilijke en tevens gevaarlijke taak de vertaling te beproeven van een werk waaraan Flaubert, even als aan al zijn werken overigens, lange jaren besteed had. Men weet immers dat de fransche meester zijn handschrift honderd en honderd maal overwerkte om de onberispelijkheid van taal en vorm zoo nabij mogelijk te komen en een tiental jaren niet te veel achtte tot het opstellen van een roman - (dit strekke onze schrijvers tot voorbeeld) - Couperus volbracht die taak der vertaling op uitstekende wijze, en zijn vertaling die tevens een model is van fijnen onberispelijken stijl en van sierlijken vorm, bewijst dat voor de smedigheid onze taal voor geen andere moet onder doen en ook welk een overgrooten woordenschat onze Nederlandsche taal bezit - wat Burgersdijk in zijne vertaling van Shakespeare's werken reeds zoo meesterlijk bewezen heeft.
De Verzoeking van den H. Antonius werd door den heer L.J. Veen (Amsterdam) uitgegeven, en dit is een waarborg van onberispelijke executie.
H. de M.
Maria Du Caju. De verbreiding der instellingen van Vooruitzicht door het Onderwijs: De Spaarkas, de Lijfrentkas, de Onderlinge Bijstand in de school. - Nieuwe uitgave fr. 0,30.- Zelfde werk in het Fransch, nieuwe uitgave fr. 0.25
Dit werk werd door het Ministerie van Nijverheid en Arbeid vereerd met eene inschrijving ten voordeele van de Beschermcomiteiten der Instellingen van Vooruitzicht; van de Bibliotheken der Normaalscholen en de cantonale Bibliotheken voor Onderwijzers; van de Nijverheids-, Beroeps-, Huishoudings- en Landbouwscholen.
Encensoirs, par Jean Casier. In 12 Engelsch. Gent, A. Siffer. Prijs fr. 1.00.
Negentien gedichten waarvan de zuivere wierook brandt in liefde en vereering tot God, ziedaar het nieuw bundeltje van den heer Casier, waarvan wij reeds hebben Harmonies Chrétiennes, Poésies Eucharistiques, La Mort, Au Ciel, Flammes et Flammèches en Scintillements.
Even als zijne vorige dichterlijke uitboezemingen zijn deze vol eenvoudig gevoel en geloof; hooge vlucht hoeft gij er niet in te zoeken doch teedere en zalvende godsvrucht. Zij stichten en bewegen het hart.
Les enfants dans la mutualité, par l'abbé B. Truyts, curé de Machelen. Vilvorde, L Verelst.
Nog een vraagstuk van hoog belang in de maatschappelijke kwestie, hier met bevoegdheid zeer duidelijk en breedvoerig behandeld.
Wie zich met sociale studie bezig houdt zal dit werkje met vrucht en belangstelling lezen.
| |
| |
Estella, volksverhaal, door Lodewijk Scheltjens. Drukk. Scheurman, te Temsche. Prijs fr. 1.00.
Het is met een waar genoegen dat wij dit lief werkje gelezen hebben en wij zijn gelukkig het warm ter lezing aan te mogen bevelen.
Goed geschreven, veel gang en beweging, prachtige beschrijving der werkstaking, alleenlijk zouden wij wat meer waaischijnlijkheid gewild hebben, immers schijnt het ons nog al voorbarig bij een twintigjarig meisje die ingeving van het bouwen der werkmanshuizen.
Nog een voortreffelijk boekje dat met veel genoegen en belangstelling zal gelezen worden.
Waar is de Kerk van Christus? door M. Van der Hagen, S.J. (10de Duizendtal)
Een Hollandsch propagandaboekje, sierlijk gedrukt en goedkoop (25 cent. ingenaaid); flink en gemakkelijk geschreven; dienstig eerst voor rechtschapen Protestanten; dan ook voor Katholieken, die in een Protestantsche omgeving leven, en zelfs heel nuttig voor onze katholieke broeders in Vlaanderen Zonder over het minste steentje des aanstoots te struikelen, zullen zij aan de hand van den Eerw. Schrijver een aangenaam uitstapje doen, en opgebeurd worden door zijn gul gekout. Ik wensch aan velen het genoegen dat ik uit de lezing van dit werksken haalde.
E.D.L.
Het Sint-Marcoensboekje. - Dit is een werkje door een Hollandsch priester uitgegeven; het levert korte levensschetsen van de HH. Eligius en Marculphus, alsmede Novenen, Litaniën en Gebeden. Stichtend boekje dat wel geschreven is
Heremans' zonen. - Ter pers ligt (om tegen Nieuwjaar te verschijnen) een letterkundige bundel door de T.L.G. de Heremans' zonen uit te geven ter herdenking van zijn tienjarig bestaan, bundel die heel belangwekkend belooft te zijn. Hij zal met eene prachtige titelplaat verschijnen, door een lid van ‘Kunst en Kennis’ geteekend, op stevig getint papier, en ongeveer 160 bl beslaan. Wij hebben het genoegen gehad, de inhoudstafel te doorloopen, en stippen de volgende medewerkers aan: P.-J. Mennekens (van welken over kort een bundel gedichten ‘Azuur’ verschijnt), J.-S. Willems, Tobie Jonckheere, Herman Ceirlinck, F. Stockmans, R. De Cneudt, F. Dumoleyn, H. Balieus, J. Van Hauwaert, Jef Hinderdael, Walter Kersmans (van Ieperen), Lod. Billiet, Laura ten Hoey (van Amsterdam), A. Van Luyten, R. De Potter, E. Monck, Beaet uten Hove, Leo Van Nerum, Carlo. Men ziet het, er is de grootste verscheidenheid van stof; de bundel belooft eene ware kunstuiting te zijn. Niettegenstaande de zware kosten, die de Heremans' zonen voor deze uitgave te bestrijden hebben, kost het boekje slechts 1,50 fr. Men sture inschrijvingen aan Octaaf Roelants, Ursulinnenstraat, 5, Gent.
Koninklijke Vlaamsche Academie. Zitting van 18 Nov. Baron de Maere is bestuurder gekozen voor 1897 en hoogleeraar Alberdingk Thijm, onderbestuurder.
Lezing van eene verhandeling: Charybdis en Scylla, door den heer Prayon-van Zuylen, tegen de verduitsching van ons land, aanbevolen door Dr Harold Graevell in Vlaamsch en Vrij. De heer Génard zendt een opstel, getiteld: Hoffmann von Fallersleben bij H. Conscience. Beide studien zullen verschijnen in de Verslagen en Mededeelingen.
| |
| |
Aan de leden werd door den heer W. de Vreese een afdruksel overhandigd van zijn antwoord aan zeker Gentsch doctrinair weekblad, dat een leelijk artikel tegen de Kon. Vl. Academie, ter gelegenheid van 's Prinsen bezoek, had afgekondigd. Onze lezers kennen dit antwoord, flink en goed geschreven, maar toch eenen volzin behelzende, waarmede het Belfort niet kan instemmen. 't Is namelijk deze, waar gezegd wordt dat de liberale van Beers, en nog een ander lid, nobel handelden, toen ze uit de Academie wegtrokken. Als dit nobel moet heeten, dan was de handeling der tegenstrevers van de opgedrongen liberale candidaten niet nobel, dus berispelijk.
De heer de Vreese, neme het ons niet kwalijk, maar wij deelen, op geenerwijze, in die meening.
Wel is waar verklaart de schrijver dat het woord nobel enkel slaat op het feit dat de heeren Van Beers en consoorten lieten verstaan dat de niet benoemde letterkundigen waardiger waren dan zij zelven, doch de heer De Vreese moest zulks duidelijker uitgedrukt hebben.
Davidsfonds. - Het Hoofdbestuur in zijne zitting van 26 Nov. heeft beslist dat er in 1897 zullen uitgegeven worden: Het Jaarboek, een bundel Mengelingen, een werk van Kanunnik Martens over de electriciteit, een roman en een deel der Vaderlandsche historie van David.
In 1897, denkelijk in Augustus, zal het standbeeld van David te Lier opgericht worden, te welker gelegenheid in die stad eene plechtige vergadering zal gehouden worden - De bereidselen voor het vieren van den Boerenkrijg beginnen allengskens een bepaald karakter te krijgen. - Vertoogschriften zullen door alle afdeelingen gezonden worden aan de katholieke Senators om ze dringend te vragen de wet van De Vriendt en Coremans, in de Kamer reeds aangenomen, onveranderd te willen stemmen. Gewaakt, want de Ligues wallonnes bewegen hemel en aarde om ons te ontrukken wat wij eindelijk na zooveel en zoolang streven bekomen hebben. - Een adres van dank en gelukwensching werd gestemd voor de heeren Coremans, De Vriendt, Van Cauwenberghe en de andere verdedigers van het Vlaamsch in de Kamer. - Een prijskamp wordt uitgeschreven voor teekeningen betrekkelijk den Boerenkrijg. (Zie hooger tijdschrift bl. 389)
- Den 30 Nov. hield de afdeeling Gent de plechtige prijsuitreiking aan de bekroonde leerlingen in hare prijskampen. Uitvoering van puik muziek en opvoering van De Familie Wandels, drama, door I. Albert, bekroond in den wedstrijd door deze afdeeling uitgeschreven. Het feest werd besloten door eene merkwaardige voordracht gehouden door den zeer eerw. heer De Gryze, Pastoor-Deken van Kortrijk. De gevierde socioloog sprak in welsprekende bewoordingen over De Betooging van 1902. Die puike voordracht heeft diepen indruk teweeg gebracht en zal in blijvend herdenken blijven bij de talrijke toehoorders. Wij geven ze in onze volgende aflevering.
- Brussel gaf den 18 Nov. een avondfeest door Minister Schollaert en Brusselsche volksvertegenwoordigers bijgewoond. Professor Julius Van der Voort van Antwerpen, hield eene voordracht ‘De Vrouwenfiguren der hoogere Letterkunde’. De afdeeling-Brussel is wederom in vollen bloei, en 70 leden zijn dit jaar aangeworven. Ja, willen is kunnen.
- De afdeeling Vilvoorde heeft den 15 Nov. zijnen leden een tooneelkundig feest aangeboden bestaande uit de opvoering van het drama ‘De lichttoren’ en het blijspel ‘Duive’.
- Ons geschreven uit Borgerhout: Deze bloeiende afdeeling is
| |
| |
haar 11de levensjaar ingetreden en heeft elk jaar vier goede feesten gegeven voor talrijke leden met de meest uiteenloopende eischen. Vóór elk nieuw feest ontstaat bij het Bestuur eenige vrees de leden in 't geheel niet of maar half te bevredigen. Deze vrees is echter tot hiertoe nog niet verwezentlijkt geworden. Den 16 dezer had het 1e feest van dit jaar plaats in de ruime zaal ‘Kattenhof’. Geestelijke en wereldlijke overheden waren aanwezig en menigvuldige leden verdrongen zich reeds lang vóor 't uur des aanvangs. Het Bestuur had met goeden uitslag de medewerking verzocht van vijf kunstenaars, en deze deden het feest op ongemeene wijze gelukken.
De heer Hector Minne betooverde letterlijk de toehoorders door zijn bij uitstek fijn, net en gevoelvol klavierspel. Hij munt uit door vlugheid, nauwkeurigheid, frazeering en warmte. Onder zijne vingeren verliest de piano al hare dor- en koudheid. Ook hield ieder zijnen adem in om geene enkele van die kristalheldere, zwevende klanken te verliezen.
De heer Segers (vioolcel) lokt uit zijn speeltuig ingrijpende, treffende, dichterlijke tonen. Losheid en ongedwongenheid van houding en boogtrek, mekanism en bezieling kenmerken zijn spel. De heer Van Tricht (viool) munt vooral uit door teederheid en gemoedelijkheid. De mazurka van Winiawsky mocht wat sneller gespeeld worden; de Andante religioso van Godard werd meesterlijk uitgevoerd. De trio van W. Niels Gade werd flink, met overtuiging en vervoering voorgebracht.
De heer J. Van Cauteren wordt eens eene tweede Herman Leon, die nog met den grootsten bijval optrad nadat de ouderdom zijne stem had gedoofd. Indien echter de heer Van Cauteren niet rasser veroudert als hij tot heden deed, zal de stem nog in lang niet verwelkt zijn. Immers vóor 30 jaar reeds was hij de gevierde tenor-solo in alle groote muziekfeesten te Gent, te Brussel, enz. Wij hebben hem in die lange tijdruimte dikwijls bewonderd Welnu, zijne stem is nog zuiver en krachtig en dient den kundiger zanger steeds nog altoos getrouw om het publiek in begeestering te brengen.
Mevrouw Lundgren-Piqueur, leerares aan de muziekschool van Antwerpen, heeft eene aangename, mollige stem, eene duidelijke uitspraak en eene flinke houding. In het aria uit de Vergissing liet zij vermoeden waartoe de buigzaamheid harer stem in staat is, maar ongesteldheid verhinderde haar de volle uitbreiding en kracht er aan te geven.
Het muzikaal gedeelte werd voorafgegaan door eene feestrede van den heer E. Ossenblok, ondervoorzitter der afdeeling en lid van 't Hoofdbestuur. Om al het schoone zijner welgelukte rede te doen uitschijnen zou men ze geheel moeten weergeven Wij zullen enkel de punten aanhalen:
Het Davids-Fonds heeft voor doel, de liefde voor de taal te ontwikkelen: Dat deed de afdeeling door talrijke voordrachten en lezingen. - De rechten der taal te doen handhaven: De afdeeling belegde meetingen en zond petitiën naar de bevoegde overheden. - De Vlaamsche kunst te doen kennen en vereeren: Dat deden wij door onze puike feesten en medewerking aan 't vieren van bekroonde kunstenaars. - Onze groote mannen huldigen van het heden en 't verleden: Wij schonken milde bijdragen voor jubelfeesten, oprichting van borsten standbeelden. - Nog voegden wij uit eigen beweging de liefdadigheid er bij, en brachten door een enkel feest ruim 800 fr. voor de noodlijdenden aan.
Hoe is nu dat alles mogelijk geweest: 1e door de goede ver- | |
| |
standhouding en den iever der bestuurleden; 2e de getrouwheid waardoor de leden de pogingen van 't Bestuur blijven ondersteunen; 3e de bereidwilligheid der dichte schare kunstenaars en sprekers, van hoog gehalte die ons hebben geholpen.
Hier zwaait spreker eenen geestdriften dank en lof toe aan al die kunstvolle en welwillende medewerkers.
Zoo is het Davids-Fonds geweest in 't verleden. Zoo zal het blijven. Sterk door de overtuiging dat het eene edele, vaderlandsche zaak beievert en door de genegenheid van een groot getal leden.
De heer Ossenblok leest ten slotte een ‘Lied van 't Davids-Fonds’ door hem gedicht. Dit lied, vloeiend, kernig en meesleepend, wordt luide toegejuicht. Dat een compomst er eene even begeesterende muziek op schrijve, het zal bij alle leden van 't Davids-Fonds en ja, bij alle Vlamingen, welkom zijn,
A.M.
Van een standbeeld, een borstbeeld en een portret. Algemeen is het gekend, dat de stad Gent een standbeeld heett opgericht aan den invoerder, uit Engeland, der mekanieken voor de katoenfabricatie, welke, gedurende eene halve eeuw, den grootsten bloei aan de stad verzekerde en thans nog een zeer aanzienlijk deel harer bevolking het brood laat verdienen.
Toen het beeld gemaakt zou worden, ging men op zoek naar een model. Niemand kende er een: er bestond geene schilderij, geen borstbeeld dat Bauwens' trekken weergaf en waar de beeldhouwer zich van bedienen kon. Toen, of korten tijd nadien, moest ook een portret van Bauwens geschilderd worden door Felix Cogen, die op zijne beurt rechts en links uitzag naar documenten om eene beeltenis te kunnen maken - welke iet of wat aan den eersten Gentschen katoenfabrikant zou gelijken.... Alles was vruchteloos.
Algemeen dacht men, dat er nooit een poitret van Lieven bestaan had, hoewel de heer Bauwens, Lieven's broeder en vader van den heer Bauwens-de Lichtervelde, nog in leven, het tegenstrijdige staande hield.
Waar was het portret? Niemand kon op die vraag antwoorden.
Wat gedaan? Men raadpleegde eenige ouderlingen, die Lieven Bauwens gekend hadden, en op hunne aanduiding gingen beeldhouwer en schilder aan het werk.
Jaren verliepen en niemand dacht nog aan een portret van Lieven Bauwens, toen, kort geleden, 't gerucht verspreid werd dat er een afbeeldsel ontdekt was, namelijk bij de Broeders van St.-Jan-de-Deo, in 't voormalig Kartuizersklooster, waar Bauwens zijne fabriek vestigde. De dagbladen maakten er aanstonds gewag van, maar wat zij verzwegen is de naam van den ontdekker, den heer Maillet, muziekleeraar ter stede, door wiens bemoeiing het belangrijk stuk, bij middel van steendruk, dezer dagen werd vermenigvuldigd.
Er bestond echter meer dan een portret!
Korts na het overlijdeu van Lieven werden de meubelen van het sterfhuis verkocht, namens de weduwe, die zich te Brussel ging vestigen; daar deze zelve niet op de veiling aanwezig was, werd, buiten haar weten, ook een plaasteren borstbeeld van wijlen haren echtgenoot op de tafel gebracht en.... door eenen oudkleerkooper, of zoo iets, aangekocht voor de som van.... 1 frank.
Toen de weduwe dit vernam, beproefde zij, herhaalde keeren, zelve en door tusschenkomst van vreemde personen, om het borstbeeld weer in bezit te krijgen, doch het gelukte haar niet: de kooper, ziende dat men er zoo erg aan hield, meende dat het goud waard was, en liet het maar niet los.
| |
| |
't Is ook de heer Maillet, die op het spoor van het boistbeeld gekomen is Hij kocht het voor de som van 100 frank en maakte de familie met zijne vondst bekend.
Maar nu de gelijkenis van standbeeld en portret met het oorspronkelijke?
Het schijnt dat de aanduidingen, aan de kunstenaars gegeven door de geraadpleegde ouderlingen, nauwkeurig en goed geweest zijn, althans men kan in beide kunstgewrochten de meeste trekken terugvinden, welke aan het borstbeeld op te merken zijn.
De stad Gent heeft, ja, haren tol van dankbaarheid aan Lieven Bauwens betaald; maar het komt ons voor, dat een afgietsel van het echte beeld in het Museum, of in eenig ander openbaar gebouw - of tuin - wel zou mogen geplaatst worden.
Intusschen - aller Gentenaren dank aan den heer Maillet!
D.
Huisduinen. - Bij de verklaring van den plaatsnaam Heusden, die onze hoogst verdienstelijke medewerker Eerw: Jul. Claerhout, in zulk eenen degelijken vorm, op bladz. 285 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift, onder het opschrift ‘Een Keltisch woord op Dietschen bodem’ heeft gegeven, had, dunkt mij, ook de naam moeten vermeld worden van het Oud-Friesche dorp Huisduinen, dat aan den uitersten noordelijken hoek van het vaste land van West-Friesland (noordelijk Noord-Holland) gelegen is. In eene oorkonde van den jare 960 staat deze naam als Husidina geschreven.
Het dorp Huisduinen ligt inderdaad midden in de Noordzee-duinen, nabij het strand der Noordzee, en nabij de oude helledeur, de hedendaagsche zeehaven Helder. Bij dezen naam heeft men enkel aan huizen in het duin, dus aan huis-duinen te denken, en geenszins aan het Keltische woord dûnon, het Germaansche tun, tuin, town, of zaun.
J.W.
Wet De Vriendt-Coremans. (Tekst gestemd in de Kamer.)
Art. 1. De wetten worden gestemd, bekrachtigd, afgekondigd en bekend gemaakt in de fransche en in de vlaamsche taal.
Art. 2. De bekrachtiging en de afkondiging der wetten geschieden op de volgende wijze:
‘Leopold II, Roi des Belges,
A tous présents et à venir, Salut.
Les chambres ont adopté et nous sanctionnons ce qui suit:
(Loi.)
Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soit revêtue du sceau de l'État et publiée par le Moniteur.
Leopold II, Koning der Belgen.
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden Heil!
De Kamers hebben aangenomen en wij bekrachtigen hetgeen volgt:
(Wet.)
Kondigen de tegenwoordige wet af, bevelen dat zij met s'Landszegel bekleed en door den Moniteur bekend gemaakt worde.’
Art. 3. De wetten worden, na hunne afkondiging, opgenomen in het Staatsblad, de fransche tekst en de vlaamsche tekst tegenover elkander
Ze zijn verplichtend in gansch het Rijk te rekenen van den tienden dag na den dag harer bekendmaking, ten ware de wet een ander tijdverloop bepale.
| |
| |
Art. 4. De koninklijke besluiten worden insgelijks bij middel van het Staatsblad bekend gemaakt, de fransche tekst en de vlaamsche tekst tegenover elkander.
Ze zijn verplichtend bij het eindigen van het tijdsverloop in voorgaand artikel bepaald, ten ware het besluit een ander tijdsverloop stelle.
Art. 5. Niettemin worden de koninklijke besluiten, waarbij niet de algemeenheid der burgers belang heeft, verplichtend van den stond af dat ze beteekend zijn aan de belanghebbenden.
Deze besluiten worden, daarenboven, bij uittreksel en binnen het tijdsverloop bepaald in voorgaand artikel, opgenomen in het Staatsblad, uitgezondeid diegene wier bekendmaking, zonder eenig karakter van openbaar nut op te leveren, bijzondere belangen zouden kunnen krenken of schadelijk zijn voor de belangen van den Staat.
Er wordt niet afgeweken van de in krachtzijnde wetsbepalingen die, daarenboven, eene andere bekendmaking voor soortgelijke besluiten vergen.
Art. 5bis. De ministeriëele besluiten en omzendbrieven, die bij middel van het Staatsblad worden bekend gemaakt, verschijnen insgelijks in de twee talen, de fransche tekst en de vlaamsche tekst tegenover elkander.
Art. 6. Het Staatsbestuur doet de wetten en besluiten, waarbij niet de algemeenheid van het land belang heeft, in het fransch en in het vlaamsch herdrukken in de ‘Verzameling der wetten.’ Die uitgaaf wordt gezonden aan de gemeenten en deze zijn verplicht er op in te schrijven.
Art. 7. der wet van 26 Februari 1845, gewijzigd door die van 23 December 1865, is afgeschaft.
Heil de heeren De Vriendt en Coremans! Hoezee de Vlaamsche Beweging! Een gewichtigen stap is onze zaak vooruitgegaan; gewerkt en gezwoegd op dat al onze grieven trapsgewijze, tot de laatste toe, welhaast verdwenen zouden zijn. Brengen wij ook hulde aan ons katholiek Vlaamsch Ministerie, dat in alle omstandigheden zich beijvert de Vlamingen in hunne rechten te herstellen.
Met genoegen vernemen wij dat eene eer- en dankbetooging ingericht wordt te Brussel voor de heeren Coremans, De Vriendt en den verslaggever der wet den heer Van Cauwenberghe.
Varia. Alfred Mame, te Tours, heeft eene prachtuitgaaf van den Bijbel uitgegeven met 400 teekeningen, door James Tissot in Palestina gemaakt. Slechts 1000 exemplaren zijn getrokken, elk kost 1500 frank. De geweven stof, waaruit de band vervaardigd is, kost 50,000 fr. De platen zijn in 12 kleuren gedrukt.
Pol de Mont heeft te Berlijn in het Alldeutsche Verbund eene voordracht gehouden over de Vlaamsche Beweging en de Verbroedering der Germaansche volkeren. Een paar zijner gedichten heeft hij er ook in het Vlaamsch gelezen en er uitbundigen bijval mede ingeoogst.
In de laatste aflevering kwam een gedicht voor ‘Een wondervogel’ geteekend J.-A. van Droogenbroeck, het is J.-F. van Droogenbroeck dat men wel zal willen lezen.
Zijn bekroond met den prijs des Konings de heeren Noël, vroeger hoogleeraar te Leuven en nu te Gent en Frédéricq hoogleeraar te Luik, met hunne verhandeling over levensleer door hen te samen geschreven. Deze vijfjaarlijksche prijs beloopt tot fr. 5,000.
| |
| |
† Mgr Maurice Leroye d'Hautecoeur baron d'Hulst, Rector van het Katholiek Institut te Parijs. In 1870 volgde hij Pater Monsabré op als vastenprediker in Notre-Dame, en in 1872 verving hij, voor Brest in de Fransche Kamers, den overleden Bisschop van Angers, Mgr Freppel. Mgr d'Hulst was van eene edele familie met de Merode's aanverwant en waarvan de voorouders in het Kortrijksche verbleven hebben; hij zelf kende onze taal en onze uitgever zegt mij dat hij hem nog verschillende Vlaamsche boeken geleverd heeft.
Eenige zijner werken: Vie de la mère Marie-Thérèse, fondatrice de la Congrégation de l'Adoration, Instruction obligatoire, Que vont devenir nos facultés libres? De la Crèche au Calvaire, Le droit chrétien et le droit moderne, L'Education supérieure, Du progrès en philosophie, Organisation de la vie Chrétienne, Conférences de Notre-Dame, Retraites de Notre Dame, Mélanges oratoires, M. Renan, l'abbé de Broglie, Une dme royale et chretienne, enz. enz.
Zijne welsprekendheid, wars van poesie en bloemspraak, de carakteristiek van zijnen voorganger in den kansel van Notre-Dame, was krachtig en overtuigend door hare logiek en haar betoogend en bewijzend karakter.
Mgr. d'Hulst was slechts in de 50 jaar.
† Lodewijk Janssens, de schrijver van Het valkennest, Reginald van Valkenburg, Koning der Boschjagers, Ark van Noe, Wat een vader lijden kan, Hilperic en Fredegonde, De Vagebond, Lauweren en doornen, Gouden hart, Heideroosje, In den Schutpennink, Smishamer, Arm Grietje enz.
Hij werd in 1842 te Antwerpen geboren, was achtereenvolgens beeldhouwersgast, politieagent, medewerker aan ‘Het Handelsblad’ en boekhandelaar. Zijne werken zonder op allerhoogste verdienste te mogen roemen zijn er nochtans verre van af van letterkundige waarde ontbloot te zijn en worden in het algemeen gretig gelezen in de volksbibliotheeken.
† K. Van Lancker, pastoor van St.-Antelinckx, schrijver, onder den naam van K.-L Van Voordenhove, van de dramas Robrecht van Eine en Boudewijn van Gent, van de alleenspraak Pieter Van den Bossche en van de verhandeling in het Belfort verschenen: Vlaamsche tapijten en Gobelins.
† Valkenburg, Hollandsch landschapschilder.- Tisserand, bestuurder van het observatorium te Parijs en lid van de Academie van wetenschappen - Emile Delpérée, Luiksche landschapschilder. - Alexis Petowitch Bogolouboff, Russische kunstenaar belast met de schilderij de aankomst meldende van den Czaar te Cherbourg. - Pater Charles Georges, S J, secretaris van La société scientifique en haar orgaan Revue des questions scientifiques - Dr Gustaaf Carton, schepene van Wyngene, schrijver van Historie van Wynghene en opsteller van het geschiedkundig maandschrift ‘Fragmenta’ - Paul Henrard, Luitenant-generaal, geboren te Luik, schrijver van geleerde werken ov r Cesar, Karel den Stoute, de Plantyns, het beleg van Oostende, 'e oorlogen der 17e eeuw enz Hij was lid der Koninklijke Academie van Belgie. - J.-C. Boers, Hollandsche toonkundige, waarvan de werken van belang zijn. - R Koopmans van Boekeren, Hollandsche romanschrijver van zekere beteekenis.
|
|