Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[Deel 1]Sedert het jaar 30.Ga naar voetnoot(1)Het is een natuurlijk gevoel bij de menschen, om, bij het begin van elk nieuw jaar, eenige oogenblikken over het verleden na te denken en voor de toekomst eenige voornemens te maken. Wij, de Flaminganten van dit tijdstip, laat ook ons dan, terwijl wij vol hoop en geestdrift het jaar 1896 instappen, eenige oogenblikken daaraan besteden. ‘Recht door zee!’ blijft immer onze leus. Van tijd tot tijd eens omblikken is het beste richtsnoer om op het goede pad te blijven.
De Omwenteling was dan losgeborsten, de Omwenteling had gezegevierd. Een der voorname grieven was geweest het zoogezegde opdringen van het Nederlandsch in de zuidelijke provinciën. Nu ondervond men onmiddellijk de gevolgen van de terugwerking: reeds op 16 november 1830 nam de Voorloopige Regeering een besluit om het Nederlandsch en het Duitsch als officieele talen af te schaffen. Deze talen, beweerde men, verschilden al te zeer van de eene plaats tot de andere om te kunnen dienen voor de uitgave van eenen officieelen tekst! Weinigen tijd nadien schonk ons de Grondwet | |
[pagina 6]
| |
de vrijheid van taalgebruik, doch... tevens sloop in Wetgeving en Rechtspleging de betreurenswaardige verdraaiing van begrippen in, waardoor, tot op heden toe, het aan de Walen en aan de Franskiljons zoude mogelijk blijven hunne Voorrechten in stand te houden tegenover ons Recht. Neen! het beginsel van onzen taalstrijd is niet de naijver tusschen twee verschillende rassen, welke een avontuur der geschiedenis samengeketend heeft tot een enkelen Staat. ‘In Vlaanderen Vlaamsch’, onze strijdkreet, heeft nooit beteekend ‘Weg met de Walen’, dan in de meening van de kaste vlaamschonkundige en vlaamschhatende beambten, welke halsstarrig, in hunne peillooze ikzuchtigheid, hunne voorrechten willen blijven handhaven ten koste der Vlaamsche bevolking. Voorrecht is onrecht. Daarom juist is onze strijd zoo verheven en grootsch. Van het eerste oogenblik af is de verfranschte ambtenaarswereld onze vijand geweest. De Grondwet schonk aan alle Belgen de vrijheid van taalgebruik: een prachtig geschenk, zoo de werkelijkheid geweest was als de schijn. Dit was, helaas, het geval niet. Want zoodra een Vlaamschsprekende burger in betrekking kwam met eenen Franschsprekenden beambte, dan gold ook voor dezen laatste de vrijheid van taal, en zijne vrijheid ging voor. Op de school vernam de zoon van den Vlaming niets anders meer dan Fransch, en leerde er minachting voor de taal zijner moeder. In het leger werd de Vlaamsche loteling in het Fransch gedrild, bevolen en bevloekt. Vlaamschonkundige rechters zetelden over Franschonkundige beschuldigden, die aangeklaagd, verdedigd en gevonnist werden zonder ook maar een gebenedijd woord van de heele rechtspleging te hebben begrepen. En terwijl de kennis van het Fransch alleen volstond om de hoogste staatsbedieningen te vervullen, was het met de enkele kennis van de Vlaamsche taal | |
[pagina 7]
| |
zelfs nog niet mogelijk briefdrager te worden of tolbeambte.... Een Flamingant is iemand die meent dat zulke taalvrijheid de ware taalvrijheid niet is, die met den schijn niet gepaaid wordt maar de zaak zelve wenscht te bezitten, en oordeelt, wanneer de taalvrijheid van een burger in strijd is met die van eenen ambtenaar, dat de voorrang aan den burger blijven moet, al was de ambtenaar ook gouverneur of generaal....
Zoo werd het Fransch feitelijk de eenige officieele taal in België. En eenigen tijd lang kon men denken dat het nu voor goed aldus zou blijven. Toen trad, te Gent, in 1834, Jan Frans Willems op, met zijne berijming van Reinaert de Vos, - hetzelfde jaar, toen priester David tot leeraar van Geschiedenis en van Nederlandsche Letterkunde aan de Leuvensche Hoogeschool werd benoemd. Willems, David: twee namen welke het Vlaamsche Volk nooit genoeg zal kunnen vereeren. Drie jaren nadien, in 1837, stichtte te Gent de uitgever van Reinaert ons eerste Vlaamsch Tijdschrift: het Belgisch Museum; terwijl in Leuven, dank aan den uitgever van Ruusbroec, Tijd en Vlijt, de eerste Vlaamschgezinde studentenkring tot stand was gekomen. Willems en David, en de schare geleerden welke hen ter zijde stonden, toonden aan het volk dat het roem mocht dragen op het verleden. Eene schare dichters trad op naast hen, met Ledeganck en Van Duyse aan het hoofd: zij spraken tot de gemoederen, boezemden liefde in voor de taal, en kweten zich voortreffelijk van het gedeelte der opbeuringstaak welke hun toekwam. En ook in Antwerpen waren Flaminganten opgestaan, en onder hen Con- | |
[pagina 8]
| |
science. Willems had leiders gevormd. Conscience's Leeuw van Vlaanderen, in 1838 verschenen, schonk de leiders een leger: de kern van het Vlaamsche Volk; een leger vol moed en geestdrift, hou en trou in wel en wee, en waaraan, enkele jaren nadien, in 1845, Miry en Van Peene zijn strijdhymne zouden schenken. En zie, reeds in 1836 mocht men zich voor de eerste maal verheugen van de Regeering eene toegeving te hebben bekomen. Eene Commissie, met Willems als voorzitter en Bormans als schrijver, werd ingesteld, met het doel de eenheid van spelling te bevorderen. In zijn Verslag streefde Bormans er naar eene toenadering te bewerken tot de spelling in Nederland. Het eerste ‘Taalcongres en Vlaemsche feest’, in 1842 te Gent gehouden, sloot zich aan bij zijne voorstellen, en de Flaminganten mochten hun eerste zegepraal vieren, toen op 1 Januari 1844 een koninklijk besluit Bormans' regelen aannam voor de uitgave der officieele teksten.
Gent stond tot hiertoe op den voorgrond. Met de intrede van eenen vlaamschgezinde, van De Decker, in het ministerie, begint een nieuw tijdperk. De voorbereidende werking van Willems, David, Ledeganck, Van Duyse en Conscience heeft ten deele haar doel bereikt: in hun optreden tegen de verfranschte beambtenwereld voelen de Flaminganten zich gerugsteund door het volk. Het oogenblik is gekomen om de politieke werking te voegen bij de letterkundige en een voor een al de grieven te doen herstellen waarover de Vlamingen te klagen hebben. De Decker was gevallen, zonder iets anders te hebben kunnen doen, dan eene Vlaamsche Commissie in te stellen om de taalgrieven te onderzoeken. Het Verslag, opgesteld door Snellaert, was als het ware | |
[pagina 9]
| |
tot een programma geworden van al de hervormingen welke in de wenschen der Vlamingen lagen. Rogier volgde De Decker op, en van hervormingen kon natuurlijk bij hem geen sprake meer zijn. In 1861 kwam er een volledige ommekeer in den toestand. In Antwerpen was eene Vlaamschgezinde kiesvereeniging, de Nederduitsche Bond, opgetreden en had eene reeks meetings ingericht tot verdediging van Antwerpens stoffelijke belangen. De kandidaten der jonge Vlaamschgezinde partij zegevierden: de Vlaamsche zaak zegevierde met hen. Het Vlaamsch werd uitgeroepen tot officieele taal der stad Antwerpen. En in 1863, op 12 November, toen Jan Delaet als Volksvertegenwoordiger zijnen eed aflegde, weerklonk voor de eerste maal de taal der Vlamingen in het Belgische parlement. Het kloeke optreden van Delaet en zijne Antwerpsche medeafgevaardigden boezemde de Vlaamschgezinden uit het gansche land nieuwen moed in. De kwade trouw van Walen en Franskiljons stond nochtans gedurende geruimen tijd elke rechtsherstelling in den weg. Eerst in 1873, dank aan Coremans, kwam eene belangrijke hervorming tot stand: de onverschrokkene Antwerpsche afgevaardigde legde zelf een ontwerp neder, tot regeling van het gebruik onzer taal in gerechtelijke zaken, en, gesteund en toegejuicht door heel het Vlaamsche land, - had hij de voldoening de voornaamste bepalingen van zijn ontwerp door de katholieke meerderheid te zien aanvaarden. Van dat oogenblik af, hebben de Flaminganten onophoudelijk veld gewonnen. Het gebruik van hunne taal in bestuurzaken is, tot zeker punt, geregeld geworden. Hunne eischen tot vervlaamsching van het middelbaar onderwijs, werden gedeeltelijk voldaan. Zelfs in het Hooger Onderwijs werden schikkingen genomen om onze taal minder stiefmoederlijk te | |
[pagina 10]
| |
behandelen, en zoo ook bij het Leger. Minister Begerem won zich de genegenheid van allen, door de uitgave van het Staatsblad in beide landstalen te doen geschieden. Overigens, reeds in 1886 had de Regeering, door het stichten van de Koninklijke Vlaamsche Academie, het bewijs geleverd hoezeer het haar ernst was met hare bezorgdheid voor de belangen der Vlamingen en voor den bloei van hunne taal en letterkunde.
Of de herziening van de Grondwet en de uitbreiding van het stemrecht werkelijk een zoo grooten invloed op de herstelling onzer grieven zullen uitoefenen, als velen hopen of gehoopt hebben, dat zal de toekomst leeren. Dat onze taal, in de besprekingen der Kamer, reeds herhaaldelijk heeft weerklonken, is stellig eene gebeurtenis geweest van het allergrootste belang. In Vlaanderen Vlaamsch! Dat wil zeggen: Vlaamsch bij de Vlamingen, Vlaamsch in den mond van de afgevaardigden der Vlamingen, en, de eisch moge nog zoo stout schijnen en nog zoo overdreven in de oogen van velen, zoover moeten wij komen, zoover zullen wij komen. Intusschen valt er nog veel te doen, ook buiten de Kamers. Wanneer het kind een Vlaamsch onderwijs, eene Vlaamsche opleiding zal hebben genoten; wanneer men aan den volwassene degelijke Vlaamsche bladen, degelijke Vlaamsche boeken zal kunnen ter hand stellen; wanneer men zooverre zal gekomen zijn dat de Vlaming liever bij den Noordnederlander te rade gaat dan bij den wuften Franschman: dan zal al het overige, vervlaamsching van leger en bestuur en gerecht, als 't ware van zelf, en met halve moeite kunnen doorgevoerd worden. L. Scharpé. |
|