| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Adolf Van Gelder. Treurspel in 5 bedrijven, in Nederlandsche verzen, door Lodewijk d'Haem. - Antwerpen. Drukk. H. en L. Kennes opv. van L. Gerrits, Markgravestraat, 17.
In Nederlandsche verzen: met andere woorden, in Alexandrijnen. Het Alexandrijnsch vers nu, met zijn gaven heeft ook zijn gebreken. Vooral stelt het bloot aan 't gevaar van eentonigheid. Heele bladzijden zesvoeters achtereen te moeten lezen, is niet verkwikkend. Bij de voorstelling echter vermag een behendige voordracht zeer veel. Ware het wellicht niet wenschelijk voorgoed aan het Heldenvers in dramatische werken te verzaken, en het liever bepaald te vervangen door de vijfvoetige rijmlooze rambe? - Toch aarzelen wij niet te verklaren dat de schrijver met opmerkelijke behendigheid zich van deze hinderlijke versmaat heeft weten te bedienen, en dat de kernachtige, krachtige regels waartoe zij overigens goed geschikt is, veelvuldig voorkomen. Op enkele taalvlekjes (met het geslacht van sommige woorden ligt de schrijver blijkbaar overhoop) stappen wij heen, daar wij toch voor het overige den heer d'Haem gelukwenschen om de sierlijkheid en de zuiverheid van de taal waarin zijn stuk geschreven is.
En nu de inhoud. De tragische geschiedenis van Adolf van Gelder's opstand tegen zijn vader Arnold, werd meer dan eenmaal reeds op het tooneel gebracht. De wijze waarop ditmaal gepoogd werd ze dramatisch voor te stellen, geeft blijken van wezenlijken aanleg bij den schrijver, en van gewetensvol pogen om wel te doen. Er behoort toch eene groote behendigheid toe, om in een treurspel van vijf bedrijven geen enkele vrouwenrol te laten voorkomen, en tezelfdertijd den lezer het pijnlijke gevoel te sparen van de groote moeilijkheid die overwonnen werd. Wij zijn daarenboven geneigd om te gelooven dat de indruk bij eene voorstelling veel gunstiger zoude zijn dan de indruk welken de lezing teweegbrengt. Wegens de gekozen versmaat vooreerst, zooals wij hooger bemerkten; en ook wegens het groot getal optredende personen, wat bij het lezen altijd tot verwarring aanleiding geeft.
Wij twijfelen er echter aan of zelfs bij eene goede voorstelling het tooneeltje tusschen den jongen Frederik van Ysselstein en zijn speelmakker wel de goedkeuring zoude wegdragen strijdt het niet
| |
| |
in hooge mate tegen de natuurlijkheid, tegen de waarschijnlijkheid jonge knapen zóó te laten spreken? - Doch dit aanvangstooneeltje is bijzaak. Een einstiger grief is de onwaarschijnlijkheid van hef heel en al theatrale optreden van Antoine Dabasson; het is een der hoofdrollen, en het is ons onmogelijk ze niet te aanzien als volkomen mislukt. Het aanwezig zijn van deze rol, en het feit dat Adolf van Gelder met te weinig uitsprong geboetseerd is, dat hij al te zeer als den speelbal, ‘als het slachtoffer zijner overmachtige drijvers’ voorgesteld wordt, om eene overweldigende belangstelling te kunnen opwekken, ziedaar, dunkt ons, twee groote gebreken.
Het is de eerste maal dat wij den naam van den schrijver ontmoeten. Wij vermoeden dat Adolf van Gelder een eersteling is. De goede hoedanigheden waarvan het stuk blijken geeft, doen het ons aanzien als een heerlijke belofte voor de toekomst. ‘Moge dit tieurspel’ - deze woorden waarmede de schrijven zijne inleiding besluit nemen wij over, om de vereerende getuigenis welke zij afleggen van zijne opvatting der roeping van den tooneelschrijven - ‘moge dit treuispel, niet door het karakter enkel van zijn hoofdheld, maar door het geheel der handeling, die zedelijke verheffing bewerken, welke wij beoogden bij de opvoering van dit schrikwekkend voorbeeld van Gods straf over den heerschzuchtige, over den ontaarden, ondankbaren zoon.
's Avonds rond den Heerd of Vlaamsche Volksvertellingen door Th. Van Heuverswyn, te Asper. 1e Bundeltje, behelzende 1) Sneeuwwitje, 2) Van de drij koningsdochters, 3) Van de drij schoenmakers, 4) De moeder op zoek naar haar kind. - Thielt, P. Pollet-Dooms, uitgever, 1894.
Een werkje voor de kinderen. In de uitgebreide kinderliteratuur zijn het immer nog de wondervertellingen van ‘'s avonds rond den haard’ welke bij het kleine volkje den meesten bijval vinden, en op dezen bijval mag men met zooveel te meer vertrouwen rekenen naarmate de toon minder boeksch en zedeleerend is, en er meer naar streeft om zoo getrouw mogelijk den toon en den draar te bewaren, dien ze hadden in Grootmoeders mond De vier vertellingen welke dit eerste bundeltje behelst hebben wij met het meeste genoegen gelezen. Alleen schijnen ons de zedelessen, welke de schrijver er uit wil afleiden, wel van zeer verre er bij gehaald.... Wat de taal betreft, schijnt de schrijver ernaar te streven om als het ware het midden te houden tusschen het Westvlaamsch en het Nederlandsch. Waar wij hem onvoorwaardelijk mede kunnen geluk wenschen, is de keus van de vertellingen welke hij ons aanbiedt, en de boerende eenvoudige verhaaltrant; en wij drukken de hoop uit dat nog menige dergelijke bundeltjes op dezen eersteling mogen volgen....
Jan van Ruusbroec's Taal en Stijl, door Dr. H. Claeys, pr., werkend lid der Kon. Vlaamsche Academie. Gent, A. Siffer, 1894. (Overgedrukt uit de Verslagen en Mededeelingen.)
Na den ruimen lof dien de E. heer J. Claerhout in zijn Drie- | |
| |
maandelijksch Overzicht (Belfort, nummer van September en October, bl. 200) aan de puike feestrede van Dr. H. Claeys heeft toegezwaaid, kan het volstaan onze volkomen instemming daarmede uit te drukken, en voor eigen rekening den wensch te vernieuwen dat ze opnieuw gedrukt en onder de leerende jeugd verspreid worde, om Ruusbroec's roemrijken naam in breederen kring te doen huldigen, en te maken dat de kennismaking met de edele taal welke hij schreef weldadig en opwekkend werke op de geestdrift van het jongere geslacht. De studie onzer Middelnederlandsche Letterkunde is, wat België betreft, een nieuw tijdperk van groote en vruchtbare bedrijvigheid ingetreden, sedert de stichting der Kon. Vlaamsche Academie, en in hoofdzaak dank aan haar. Niemand zal wel op dit oogenblik dit nog kunnen betwisten, na de reeks uitgaven waarop zij kan wijzen, na de reeks prijskampen welke zij uitschreef en die een zoo krachtigen prikkel tot ernstige gewetensvolle taalstudie gebleken zijn. De studie van Ruusbroec's leven en werken is er ten zeerste door gebaat geworden. En van Ruusbroec mag het gezegd: hoe beter gekend, hoe meer bewonderd. De bekroonde verhandeling van Dr. W. de Vreese zal een kostelijke aanwinst zijn voor het beter kennen van den grooten mystieker; de redevoering van Dr. H. Claeys is de welsprekendste vertolking welke wij konden wenschen, van deze stijgende bewondering, die met de nadere kennismaking gelijken tred houdt...
Klaaskensdag. - Sint-Niklaasche vertelling, gedicht door A.-J.-M. Janssens, Briefw. lid der Kon. Vlaamsche Akademie. - Gent, Samenw. drukkerij ‘Het Volk’, Oudburg, 32, 1894. - 16 bladz.
‘Ik heb gepoogd, in een boerend verhaal, uit den mond des volks afgeluisterd en met de fijnste verzinsels der kunst voltooid, de vrouw van den ambachtsman in het helderste licht te stellen als zijne zoete troosteresse en zijne wakkere medehelpster.’
In dier voegen wordt door den beminnelijken dichter en volksvriend, aan de ‘Eerzame lezeressen der Christene Vrouw’ wien hij het als een geschenk aanbiedt, het doel verklaard dat hij zich stelde bij het schrijven van zijn eenvoudig en gemoedelijke verhaaltje.
Omdat de Sint Niklaasgedichten evenals de Kerstgedichten een zoo alrijk geslacht uitmaken, heeft men het recht veeleischend te zijn, vooraleer te besluiten tot het loven en prijzen.
Nu, dichter Janssens vertelt zoo hartelijk, hij is zoo waar en zoo trouw in het opmerken en het weergeven, dat men al spoedig medegesleept en geboeid wordt, en na de lezing het gemengde gevoel in zich bespeurt van dankbaarheid voor den dichter, bewondering voor het gedicht, en spijt dat het niet veel langer was...
Letterkundige eigendom. - Eene belangrijke rechtsquaestie. - In het begin der maand December 1894 zou te Gent, op den Nederlanschen Schouwburg, een historisch drama worden opgevoerd, getiteld: De zoon die zijn vader onthoofdt, door den heer
| |
| |
Bruno Block, geschreven over een dertigtal jaren, en waar kleine zangstukjes van Karel Miry in voorkomen. Daags vóór de aangekondigde opvoering, om 1 ure, ontving de schrijver een bevel om zich te 4 uren in het kabinet van den heer Onderzoeksrechter te bevinden. Hier werd hem bekend gemaakt dat vanwege den heer G.-M., schoonzoon des muziekdichters, verbod was gedaan zijn stuk te laten spelen, zooals op 't program was aangekondigd.
Men dient te weten, dat de muziek der gemelde stukjes niet meer in het bezit was van den Schrijver noch van den Bestuurder van het Nederlandsch Tooneel. De heer Block verklaarde aan laatstgenoemde, dat de Tooneelmaatschappij De Fonteinisten voorzeker deze muziek in hare bibliotheek had, doch de Bestuurder verkoos nieuwe muziek te vragen aan den heer O. Roels, iets wat de Schrijver toestond.
Na de gegevene uitleggingen werd den bestuurder van het Nederlandsch Tooneel voor ditmaal, gezien de weinige tijd, welke overbleef om naar de noten van Miry verder te zoeken, oorlof tot spelen gegeven, doch zonder muziek, maar - zoo luidde het bevel van den Magistraat - 't stuk mag, in het vervolg, niet meer worden vertoond zonder Miry's zangstukjes.
Velen, zeer velen zijn er, die den eisch van den heer G.-M., door den heer Onderzoeksrechter deugdelijk erkend, gansch ongerijmd vinden, terwijl een ander bekend Magistraat de meening uitdrukte, dat de eisch geen grond had. Wij scharen ons, zonder aarzelen, aan de zijde van den laatsten Magistraat.
Ware het tooneelwerk in quaestie een zangspel, groot of klein opera, of klucht-opera, wij zouden de beide eischers gelijk geven, daar, in stukken van dien aard, de muziek kan geacht worden meer belang te hebben dan het libretto. Maar in een drama! Hier is de zang, vooral in 't besproken werk - vier kleine stukjes - slechts van bijkomende waarde. Bovendien, de titel van des heeren Block's drama geeft niet: door Block en Miry, wat eene samenwerking zou beduiden, maar enkel: ‘met muziek van Miry’, gelijk voor honderde andere tooneelgewrochten het geval is, zonder dat het ooit eenen toonkunstenaar in het hoofd is gekomen te beweren, dat hij het minste eigendomsrecht daarop heeft te doen gelden. Te minder is zoo 'n pretentie voor de muziek van een drama voor te brengen, daar dit even goed zonder, als met zang, kan vertoond worden.
Bestond er tusschen den Schrijver van het drama en Miry eenige overeenkomst, eenige verbintenis, mondeling of schriftelijk, aangaande de vertooningen? Niet de minste. Miry had de zangstukjes - weinig beduidend - geschreven om zijnen vriend Block genoegen te doen, dus een geschenk.
Nu, wie een geschenk, om 't even van wien, ontvangt, handelt er meê naar goeddunken, en vervangt het door een ander, zoo dikwijls hij begeert.
| |
| |
Schijnbaar is deze quaestie van gering belang, maar, onzes inziens, verdient zij onderzoek, en ja, bepleiting, omdat, moest de pretentie van den heer G.-M. worden aangenomen, het eigendomsrecht der tooneelschrijvers daardoor niet weinig zou bekrompen zijn. Ons komt het voor, dat de schrijver van een drama, of blijspel, waar de zang onbeduidend is, en waaromtrent geene overeenkomst tusschen letterkundige en componist bestaat, uitsluitelijk, volkomen, dient meester te blijven van de manier, op welke hij zijn stuk wil opgevoerd zien.
De eisch: het stuk nooit meer te vertoonen zonder de muziek van Miry, is te minder aannemelijk, aangezien hij den heer Block bepaald berooft van 't genot zijns letterarbeids - uitsluitelijk zijn eigendom. - Zoo zou het kunnen afhangen van eenen tooneelbestuurder, of van eene tooneelmaatschappij, om de opvoering van een stuk voor altijd onmogelijk te maken, onder voorwendsel dat één, of een paar daarvoor geschreven muziekstukjes, onvindbaar zijn geworden!
Wie durft zulke gedrochtelijkheid houden staan? D.
Eene ‘hooggeleerde’ klucht. - Door een lid der redactie van een te Gent verschijnend politiek-‘letterkundig’ weekblad (zóó wordt hier algemeen gezegd) is aan de Indépendance belge (of aan le Petit Bleu, wat hetzelfde is) een aanval gezonden tegen de Regeering, over de samenstelling der jury voor den vijfjaarlijkschen prijskamp van Nederlandsche letterkunde. Denk eens de jury zou niet bevoegd zijn om een oordeel te vellen over schriften van vrijdenkers, broeders en vrienden, neven en nichten..... De correspondentie, hier bedoeld, verschijnt in het fransquillonsblad van Brussel als..... gezonden uit Holland, maar zóó nuchter, zóó onnoozel, dat de briefschrijver zich verraadt door zijne naieve redeneering en door 't opnoemen van een paar personen, die naar bekend is, hem nauw, aan het harte liggen. Bij voorbeeld: de veronderstelde
Hollander’ weet hoegenaamd niet, wie de heer J. Bols is, deel makende van gezegde jury; niemand in Holland kent hem, maar de schrijver weet niettemin dat hij een ‘vrome zielenherder’ is. Een echte (of nieuwbakken) Hollandsche protestant, die eenen nederigen Brabantschen dorpspastoor kent - wonderlijk, hé?
Met drie leden der jury zou de Gentsche ‘Hollander’ nog al kunnen vrede hebben; met eene zekere dosis toegevendheid van zijnen kant - hoe grootmoedig! - zou hij deze wel bij de jury laten; maar de drie anderen hebben volstrekt geen kennis van ‘kunst of letteren’.
Nu komen een doctrinair blad in Antwerpen (altijd gereed om de Konink. Vlaamsche Academie afbreuk te doen), en het Gentsch weekblad, hiervoren bedoeld, op bedroefden toon jammeren, dat tot zelfs in ‘Holland’ de samenstellig der jury voor den vijfjaarlijkschen wedstrijd wordt gehekeld....
| |
| |
De klucht is te grof! In de veronderstelling, dat een enkel Noord-Nederlander zou weten dat hier in Belgie een vijfjaarlijksche wedstrijd voor letterkunde bestaat, is de vraag: wie, over den Moerdijk, bekreunt zich zóó zeer met onze zaken, om daarvoor een briefje te zenden aan le Petit Bleu?
Zou er, bij geval, niet een zierke meer familie-, dan letterkundig belang in dit spel zijn? Ons, althans, schijnt dit te meer zóó, daar voor de jury voor den driejaarlijkschen prijskamp van tooneelliteratuur, ook uit leden der Koninkl. Vlaamsche Academie bestaande (en vermoedelijk eveneens ‘onbevoegd’ voor den Gentschen ‘Hollander’) geen briefje aan le Petit Bleu is gezonden. De geleerde briefschrijver heeft zeker geen bloedverwanten onder de tooneelschrijvers?
P.S. Misschien heeft de Gentsche ‘Hollander’ reden, om bevreesd te zijn voor partijdigheid in de beoordeeling. Naar het schijnt, heeft de wonderlijke jury, meest uit klerikalen bestaande, hate werkingen begonnen met de kiezing van een... liberaal, tot voorzitter.
Laat ons nu eens veronderstellen dat de prijs zou toegestaan worden aan een geestverwant van den ‘Hollander’. Zou de jury dan nóg onbevoegd zijn? En zou, om deze reden, de prijs door den verkorene geweigerd worden, gelijk Maeterlinck deed over een paar jaren? J.
Davids-Fonds. - Naar we vernemen is eene nieuwe afdeeling van het Davids-Fonds tot stand gekomen te Pervijze (West-Vlaanderen), dank aan de bemoering van kanunnik Duclos, pastoor aldaar.
Op Zondag 27 Januari gaf de afdeeling Zele een tooneelkundig feest; de leerlingen van de muziekschool van het Davids-Fonds deden er zich op toejuichen en de heer De Beucker hield ook eene voordracht ‘Over de warmte’.
Kon. Vlaamsche Academie. - In hare zitting van Januari heeft zij besloten letterkundige studies uit te geven over vier Vlaamsche schrijvers, die eenen bestendigen roem in de letterkundige wereld verworven hebben: kanunnik David, Ledeganck, Dautzenberg en Dr. Snellaert.
De studie van David zal geschreven worden door kanunnik Daems; deze van Ledeganck door den eerw. heer Dr. H. Claeys; deze van Dautzenberg door E. Hiel en deze van Snellaert door J. Obrie.
- Keurraad van den vijfjaarlijkschen prijskamp voor Vlaamsche letterkunde, 9de tijdperk dat met einde 1894 gesloten werd, de heeren: J. Bols, S. Daems, Fr de Potter, A. Janssens, L. Mathot, P. Alberdingk Thijm, C. Hansen. - Keurraad voor den driejaarlijkschen prijskamp voor tooneelletterkunde: de heeren Alberdingk, de Potter, Hiel, Michiels en Sermon.
Allerlei. - Peter Benoit legt de laatste hand aan zijn lyrisch drama De laatste dagen van Pompei, getrokken uit het werk van
| |
| |
Bulwer Lytton. - Hector Plancquaert bereidt een volksdrama, De Werkstaking. - De derde aflevering is verschenen van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen onder redactie van Taco de Beer en Dr Laurillard; zij bevat letter C. - Van twee Nieuwe-Gidsianen is verschenen: Verzamelde opstellen (kritieken) van Louis Van Deyssel, Studies (ook kritieken) van Frederik van Eeden. - Te Rotterdam verschenen bij Ditmar Nederland-Lombok met schetsen, teekeningen en letterkundige bijdragen; uit Vlaanderen treffen wij er aan van V. Loveling, Hiel, Frans de Potter, Paul Fredericq, Maurits Van Lee en Prof. Logeman. - Professor Dr K. Florenz, van de hoogeschool te Tokio in Japan, gaat een bundel Japansche gedichten uitgeven, in het Duitsch door hem vertaald onder den titel Dichtergrusse aus dem Osten. - Dr J.-G. de Vries heeft aan zijn beroemden vader een blijvend gedenkteeken opgericht door de uitgave te bezorgen van Mathias de Vries' Verspreide taalkundige opstellen (1849-1887). Leiden, Sythoff. - Samuel Smiles, schrijver van Help u zelf, geeft eene levensbeschrijving uit van John Wedgwood, grondlegger der naar hem genoemde aardewerk-nijverheid. - Van het groot Woordenboek der Nederlandsche taal hebben wederom twee afleveringen het licht gezien. Ooit tot Oorlogspantser is geheel bewerkt door eenen Gentenaar, onzen medewerker Dr W. de Vreese. Onze beste gelukwenschen. - Van L. Couperus is van de pers gekomen Reisimpressies; van Pol de Mont een bundel gedichten in prachtuitgave, Iris (15 fr.); van Emmanuel Hiel, insgelijks een nieuwe dichtbundel, Symphonien (2,50); van Professor Haller eene Vlaamsche vertaling van
Theocrites; van Jan van Droogenbroeck Afrika, eene vrije vertaling in verzen van het bekroond antresclavagistisch drama van Senator Descamps. Het Vlaamsch stuk is te Brussel met veel bijval reeds verscheidene malen opgevoerd geweest. (Prijs 2,50.)
- Het Volapuk van priester Schlerer wordt als wereldtaal verdrongen door het Esperanto, zoo genoemd naar zijnen uitvinder den Rus Dr Zamenhof die met dien deknaam teekende (Esperanto = hopende). De nieuwe taal schijnt zangerig en zoetluidend te zijn en alhoewel aan verschillende talen ontleend het best op het Italiaansch te trekken.
- De gevel der K. Vl. Academie te Gent die schijnt uit witten hardsteen te zijn, gaat afgeschrabt worden, hetgeen een nog grootscher aanzien aan het monument zal geven. Het ouderwedsche stadhuis van Damme gaat ook hersteld worden.
- Te Parijs is het driehonderdjarig bestaan gevierd van den eersten volledigen atlas van Frankrijk. Vóór 1594 was het woord atlas niet gekend voor eene kaartenverzameling, het is het eerst gebruikt in 1595 toen Mercator's werk onder den naam van den reus, die heel de aarde schraagt, werd uitgegeven.
- Ter gelegenheid van den 300sten verjaardag van het overlijden van Geeraard Mercator van Rupelmonde, heeft de gemeentelijke bibliotheek van Keulen eene tentoonstelling geopend betrekkelijk het werk van onzen landgenoot. Hij werd geboren te Rupelmonde in 1512 en stierf in 1594 te Duisburg.
| |
| |
- Mrs Francis Hodyson, de beroemde schrijfster van The Little Lord. was eene arme dorpsschoolmeesteres, die haar eerste handschrift op oude schrijtboeken moest opstellen, bij gebrek aan geld om papier te koopen; nu heeft zij een jaarlijksch inkomen van meer dan 90,000 p. st. of 2,250,000 fr.
- De aardrijkskundige werken van Broeder Alexis (wandkaarten, kaartenboeken en handleidingen) zijn door den Verbeteringsraad goedgekeurd; de geschredkundige werken van den heer L. Mathot zijn aangenomen voor de schoolbiblioteeken.
- De Vlaamsche Balie van Gent met verschillende andere Vlaamsche genootschappen, vraagt aan de Wetgeving de inrichting van een Nederlandschen leergang van burgerlijk recht bij de Hoogeschool van Gent. De tijd zal daar gaan zijn dat onze toekomstige magistraten en notarissen bewijzen zullen moeten geven dat zij het Vlaamsch machtig zijn, en het hooger bestuur doet niets om de toepassing dier wet mogelijk te maken.
- In het Vlaamsche volk is van de hand van den heet Verhees eene reeks merkwaardige artikelen verschenen over het Panslavisme en het gebruik der talen in de Kamers van 't Buitenland (Oostenrijk, Zwitserland, Kanada, enz.)
- Klaus Groth de bekende Platduitsche schrijver en lid der Koninkl. Vlaamsche Academie, is door den Keizer van Duitschland met eene gouden medalie vereerd.
- Op 31 December eindigde het negende tijdvak van den vijfjaarlijkschen prijskamp der Nederlandsche letterkunde en het dertiende van den driejaarlijkschen voor tooneelletterkunde. Geen prijs is er toegekend in den laatsten staatsprijskamp voor Fransche letterkunde.
- Eene feestelijkheid wordt ingericht om Dr August Snieders te vieren ter gelegenheid van de vijftigste verjaring van zijn intreden in de dagbladpers. Onze beste gelukwenschen aan den verdienstvollen, waardigen en hooggeachten jubilaris.
- Den folkloristen ter lezing aanbevolen: in den Navorscher (1894, aflevering 11, blz. 676-702) eene belangrijke bijdrage van den heer G.A. Nauta over het Einde der Wereld in de Letterkunde der OudeGer ma nen.
- Standbeelden of gedenkteekens worden opgericht aan Kardinaal Newman te Oxford, Pater Damraan te Leuven, Pastoor Brouwers te Bovekerk, Emiel De Laveleye te Luik, Andreas De Weerdt te Deurne, Frans de Cort te Antwerpen, Van Beneden te Mechelen, dichter André van Hasselt, toonkunstenaar Listz.
- Van onzen Vlaamschen begaafden toondichter Paul d'Acosta, wiens werken reeds met grooten bijval te Gent uitgevoerd zijn geweest, gaat men te Luik opvoeren het opera Téthys, te Montpellier Diane Sirynx, te Antwerpen Godefroid de Bouillon en Macbeth.
- In den prijskamp der Vriendschap te Roeselare zijn bekroond: de heer J. De Buisson voor de geschiedenis der maatschappij (100 fr.),
| |
| |
de heer C. Vervarcke van Syseele voor een volksboekje over het socialisme (100 fr.), de heer Van den Berghe, leeraar te Meenen, voor een volksboek en de heer Frans Van de Weghe, leeraar te Oostende, voor eene studie over de geschiedenis van het Vlaamsch onderwijs.
- Jostes, hoogleeraar aan de Katholieke Universiteit te Freiburg (Zwitserland), bewijst dat de eerste vertaling van den Bijbel in 't Duitsch door Luther niet gemaak is maar wel door eenen Zwitserschen Predikheer.
- Onze reverige medewerker Lodewijk Scarpé, Dr in wijsbegeerte en letteren, heeft in den prijskamp van 1894 voor het hooger onderwijs (100 punten op 100) eene reisbeurs bekomen. Wij bieden hem onze hartelijkste gelukwenschen aan.
- Het werk van onzen geachten medewerker Dr Diomeed De Buck Eléments de pharmacologie générale en bij onzen uitgever gedrukt, is thans in Spanje vertaald en uitgegeven onder den titel ‘Elementos Generales de Farmacodinamia, resumen de los conocimientos fisiologicos necesarios al estudio de la terapeutica, para uso de los medicos praticos y de los estudiantes, por el Dr Diomede De Buck, Dremiado por la Real Academia de Medicina de Belgica, traducido al castellano por el Doctor D. José Codina Castellui, Medico, por oposicion, del Cuerpo de la Beneficencia Municipal’.
† Z.E.H. Jungmann, S.T. en Ph.D, leeraar van kerkelijke geschiedenis bij de Hoogeschool van Leuven.
Hij was geboren te Munster in 1833 en was verscheidene jaren leeraar in het Seminaire te Brugge.
Hij schreef menige gewaardeerde werken over zijn vak.
† Christina Rossetti, eene der bijzonderste Engelsche dichteressen, zuster van den grooten dichter en schilder Dante-Gabriel Rossetti en van den critiek William-Michael Rossetti. Zij was de ‘koningin der Praeraphaeliten’
† Johnstrup, Deensche geoloog, vermaard om zijne wetenschappelijke opzoekingen in IJsland en Groenland.
† Adolf Maton, hoogleeraar te Leuven, opsteller van La Revue pratique du notariot belge. Hij schreef zeer verdienstelijke werken over het notariaat.
† Charles Secrétan, leeraar van wijsbegeerte te Lausanne Zijne leering steunde met alleen op de rede maar ook op het geweten; van hem verscheen onder andere: De la philosophie de Leibnitz, La Raison et le Christianisme, La philosophie de Victor Cousin, La philosophie de la liberté, L'Idée, L'Histoire.
|
|