daeckeren van klankswege en ook van zinswege mede in verband staat?
De schat van 't Nederduitsch is onuitputbaar.
Als wij op de kusten van 't oudsprakig Westvlaanderen vruchteloos zoeken gaan wij naar de oude Saksen en 't platduitsch biedt ons wat onze dialecten vergaten of wat onze taalvorschers verwaarloosden op te teekenen.
Daeckeren is freq. van dacken.
En dacken?
Dacken geeft ook eene beweging te kennen, min snel alevenwel dan deze van daeckeren, de beweging namelijk die wij aantreffen in 1o rondloopen, 2o kletsen met de zweep.
't Werkwoord bestaat ook in 't Oostfriesch met de beteekenis van snel en hoorbaar gaan.
Even als de zin versterkt wordt door 't voorvoegsel sla in 't Westfaalsch sladacken zoo wordt hij versterkt door 't voorvoegsel kr in 't Oostfriesch.
Het zal niemand hinderen dat wij van de korte a in dacken tot de lange o-klankte a overgaan in daeckeren even als in bakeren, freq. van bakken.
De wortel van dakken verbeeldt het gerucht dat wij vernemen in 't snel loopen en 't hoorbaar vooruitstappen.
J. Van den Ghein schreef onlangs leden in de Revue des Q. Scientif. dat de leering der klanknabootsing in de taalvorming geen stand meer houdt.
En nochtans vond laatstmaal Winteler geen bijval als hij de Duitsche vogelnamen heel behendig als onomatopoea verklaarde?
Wij zijn meer genegen om 't gevoelen te deelen van dezen die leeren dat de oorspronkelijke taalvorming van onomatopoëtischen aard is geweest en dat er in de verschillige lagen van de schepping der spraak ook gestadig nieuwe klanknabootsingen tot stand kwamen.
J. Claerhout.