| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Het Water, door J.B. Martens, Kanunnik. Uitgave van het Davids-Fonds. Sint-Nicolaas, van Strybol-Vercruyssen.
‘Wie Grieksch wil leeren en Grieksch wil kennen,’ placht onze groote Cobet te zeggen, ‘moet drie dingen hebben: gezond verstand, geheugen en - l'amour du Grec.’
Zoo begint Prof. P.J. Cosijn in de tweede aflevering van Taal en Letteren van dit jaar, zijne bespreking van de Nederlandsch-Gothische Woordenlijst door J. Heinsius.
‘Dat geldt van alle talen,’ voegt hij erbij.
Beter. Dat geldt van alles, dat geldt overal. Meest van al wellicht van de beoefening der natuurlijke wetenschappen. Alle ware natuurvorschers waren, en mannen met gezond verstand, die hunnen eigen gang dorsten gaan en het woord routine uit hun woordenboek gebannen hadden; en mannen met geheugen, erfgenamen van de wetenschappelijke schatten hunner voorgangers; en mannen eindelijk met een warm gemoed, vol geestdrift en bewondering voor Gods schoone natuur, welke zij bezongen en verheerlijkten, al was 't ook in proza, met ze te doen kennen...
Daar nu Kanunnik Martens, in het onderwijs der natuurwetenschap grijs geworden, die eigenschappen in hooge mate bezit, zal het wel niemand verbazen indien wij niet weten wat het meest in zijn nieuw werk te bewonderen valt: de diepe en uitgestrekte wetenschap; ofwel den ‘volkstumlichen’, bevattelijken vorm waarin hij de moeilijkste en ingewikkeldste vraagstukken behandelt.
Het boek is verdeeld in drie: het Water hier te lande (Een watterdroppel, - De wateren des hemels, - Waar de damp der lucht boven den regen nog aanleiding toe geeft, - Het water op en in den grond), de Zee (De zee bij het land vergeleken, - Waarom zoo machtig veel water over den aardbol? - Beweging der zeewateren, - Wat er in de zee al groeit en leeft), het Water op het hooggebergte (De eeuwige sneeuw, - De gletschers). Zooals men bemerkt, eene volledige geschiedenis van het water, maar eene geschiedenis in vogelvlucht.
En dat het zich lezen laat, en met genoegen, en ook door hem
| |
| |
die juist in aardrijkskunde en natuurkunde geen vreemdeling is, dat hij het loochene die 't boek eerst maar even ter hand neemt en den lust niet gevoelt bladzijde op bladzijde te doorloopen, tot hij het uit heeft!
Wat is er vervelender dan statistieken? Hier hebben we er bij de vleet, en zie! onder de pen van Kan. Martens worden ze belangwekkend en boeiend, en vormen een der groote aantrekkelijkheden. En hoe vermakelijk, wanneer hij aan 't vertellen gaat! En hoe schilderachtig, wanneer hij beschrijft!.. Ziet iemand er mogelijkheid toe om het beter te doen, waar hij bij voorbeeld zijnen lezer vergast op de beschrijving van den ‘zee-eikel’, bl. 156? Luister:
... ‘Zeg, hebt ge nog nooit op de mossels, ruw en ongekuischt gelijk zij ons van de zee toekomen, witachtige aanwassen of pokken gezien, die men afschrabt, vooraleer men de mossels op het vuur zet?.. Dat zijn zee-eikels. Het volk aanziet ze voor jonge mossels, maar dat is een verkeerd gedacht: zij behooren tot eene geheel andere afdeeling van het dierenrijk.
Gelijk zooveel andere geslachten leven de zee-eikels onder meer dan eene gedaante. Als zij jong zijn, gelijken zij aan pertige garnaaltjes, met veel pootjes en vinnetjes, overal gaande, springende, zwemmende waar het hun lust. Tot rijpen ouderdom gekomen, veranderen zij van aard, komen tot ingetogenheid en maken het besluit van hunne laatste dagen als kluizenaars over te brengen. Zij leggen zich vast aan het een of het ander voorwerp, bezield of onbezield, en bouwen rondom hen eenen ringvormigen kalken muur, waar zij nu voor altijd ingesloten blijven. Om daar in hunne diepe overwegingen niet verstrooid te zijn, zitten zij in hunne kluis met den kop omlaag, en om zich tegen alle bekoring te beveiligen van in de wereld weder te keeren, laten zij hunne pooten en vinnetjes maar vergaan en afvallen... Men heeft nog grove zondaars hunne schelmstukken op zich zelven zien wreken, doch nooit heeft er één zulke nauwe kluisters uitgevonden om er zijn eigen mee te beladen...’
En zoo, met dát talent, overal het boek door, tweehonderd bladzijden lang.
Evenals den schrijver spijt het ons dat het werk niet met eenige platen opgeluisterd werd. Dit gebrek aan platen, in zulk een onderwerp, wordt echter eene reden te meer om hem lof toe te zwaaien: nergens voelt men er eigenlijk behoefte toe: zoodanig is de schilderachtigheid waarmede ook het vreemdste en het moeilijkste wordt geschetst en beschreven. 't Belfort bevatte eenigen tijd geleden eene bijdrage over Hooger Volksonderwijs: in eenen anderen zin weliswaar is dit bij uitnemendheid een boek over hoogere wetenschap dat het volk zal aanstaan en tevens leeren, veel leeren.
Gent.
S.
‘Ghetiden Boec’, naar een hs. der XVe eeuw (1476), door Dr K. de Gheldere, lid der Kon. Vlaamsche Academie. Gent, A. Siffer, fr. 2,50.
| |
| |
Guido Gezelle gaf er in Biekorf eene allervleiendste beoordeeling over dit boek zoo lief van inhoud en zoo lief van vorm.
Dr de Gheldere draagt zijn werk op ‘aan de leerende jeugd van Vlaanderen’.
‘Kon het voor die jonge lieden, - zegt hij, - bij de welke de kennis onzer vorige taalvormen ongelukkiglijk zoo beperkt is, dienen als een eerste leesboek, en hun langzamerhand den lust inboezemen ons verder door te dringen in de wetenschap onzer heerlijke, onbedorvene Oude Vlaamsche Tale, dan zou onze arbeid zijn hoogsten loon ontvangen hebben.’
Wij durven hopen dat zijn arbeid dat loon ontvangen zal.
Het is voldoende eene enkele bladzijde te lezen van dat rijke, edele proza om er mede te dweepen.
Wat afwisseling van vormen! Wat onuitputbare schat van wendingen en woorden! Wat eenvoudige verhevenheid overal!
Welke tegenstelling met onze verarmde, verbasterde, afgeknotte taa van heden!... Ziehier, tot eene proeve, den aanvang der omschrijving van Ps. cxlviii:
‘Lovet den here, ghi vanden hemelen: lovet hem in den hoghen. Lovet hem, alle sine enghelen: lovet hem, alle sine crachten. Lovet hem, zonne en̄ mane: lovet hem, alle sterren en̄ licht. Lovet hem, ghi hemelen der hemelen: en̄ die wateren die boven den hemelen sijn, moeten love den name des heren. Want hi sprac, en̄ si sijn gemaect: hi gheboet, en̄ si worden gescapen. Hi setse ewelic in ewicheit: hi settet ghebot, dat niet afterbliven en sal. Lovet den here, ghi vander aerden: heymelike weghen onder der aerden, en̄ alle afgronden. Vuer, haghel, snee, ijs, wijnt der waghen: die werken dat woert des heeren...’
Er is niets zoo wel geschikt om ons liefde in te boezemen voor onze taal, dan uit het lezen van eenige dergelijke bladzijden te gevoelen hoe schoon zij is in haren natuurlijken, onopgesmukten eenvoud.
Brussel.
B.
Menschen en Boeken. Verspreide opstellen. Eerste reeks, door Dr H.J.A.M. Schaepman. Utrecht, wed. van Rossum (3,50 f.)
Eene ‘eerste reeks’ opstellen van letterkundigen aard, toegelicht in eene merkwaardige inleiding, waar het luidt hoe ze vroeger - op zeer verschillende tijdstippen - in Den Wachter en in Onzen Wachter, en nog wel ter wille dezer tijdschriften, voor het eerst verschenen.
Een dier opstellen voert als titel: Mevr. A.L.G. Bosboom-Toussaint. Krachtige kunst. ‘Een nieuw boek van Mevr. Bosboom aanprijzen’ zoo leest men aan het slot, ‘staat met een moeilijk te vergeven onbescheidenheid gelijk. Men schrijft het in op de registers onzer letterkundige meesterstukken. Aanprijzen zou waarlijk een dwaasheid zijn Men weet immers dat de roos rozen voortbrengt, maar men verheugt zich toch wanneer weêr een nieuwe knop ontlook.’
| |
| |
Wat Dr Schaepman schrijft van de werken van Mevr. Bosboom, is ook op hemzelven van toepassing: dit nieuwe boek van hem aanprijzen zou waarlijk gelijk staan met eene onvergeeflijke onbescheidenheid: aanprijzen ware dwaasheid: de rozelaar moet tozen telen...
Ook denken wij er niet aan te ‘recenseeren’, uitvoerig te bespreken. Om belangstelling voor het boek op te wekken is het voldoende Dr Schaepman te kunnen noemen als den schrijver.
Ziehier overigens de opgave der opgenomen opstellen, - een bescheiden woordje réclame zoo men wil, om de menschen die buiten de tent staan een denkbeeld te geven van al het heerlijke daarbinnen -: Uit de Congresdagen, 1872; Mr. I. da Costa, 1872; J.A. Alberdingk Thijm, 1876; J.A. Alberdingk Thijm, 1889; Mr. G. Groen van Prinsterer, 1876; Mevr. L.A.G. Bosboom-Toussaint, Krachtige Kunst, 1873, Majoor Frans, 1875; Pr. P.J. Koets, 1871; P.A. de Genestet, 1872; Schiller en Gunning, 1871; Liefde en Vrede in de Polemiek, 1875; Een praatje over Letterdieverij, 1884; Een merkwaardige Redevoering, Jhr. Mr. de A.F. Savornin Lohman, 1884; Opruiming, 1884; en ten slotte, onder den gezamentlijken titel: Klein Goed, 1877, vijf kleinere letterkundige recensies.
In zijn proza niet minder dan in zijne verzen, toont zich Nederlands groote Vondelzoon als eene der machtigste en edelste persoonlijkheden, welke de letterkundige en politieke geschiedenis onzer eeuw aan kan halen.
Gent.
S.
Aphorismen uit Vondel's werken, saamgelezen door P.-H. van Moerkerken. Utrecht, J.-L. Beyers, 1893.
Eene keurgarve - niet van gedichten, maar van gedachten, die ten overvloede bewijzen dat de prins der Nederlandsche poeten eene grondige kennis had van het menschelijk hart. De meeste zijn ontleend aan 's dichters treurspelen. Bij elk gedacht is de titel van het stuk en 't cijfer van het vers aangeduid. Heeft het gebruik van motto's, bijzonderlijk in romans, al lang opgehouden, een bundel als deze zal zeker niet nutteloos worden geacht. Te recht zegt de Verzamelaar: ‘De verdiensten en eigenaardige kracht spruiten uit hun' vorm, hun wezen en hun doel. Door hun vorm maken zij onmiddellijk diepen indruk, worden zij op jeugdigen leeftijd begrepen, wijd en zijd verspreid en zeer lang in het geheugen bewaard. - Hun doel is met enkel het oordeel te- vestigen en het verstand te verrijken, maar ook de edelste aandoeningen van ons hart te wekken en e steunen.’ Dadelijk zal de gegrondheal van deze woorden door aanhang van enkele der verzamelde aphorismen blijken.
Aangezicht.
Het aengezicht, gelijck een spiegel van 't gemoedt,
Ontdeckt door tekens, wat in 't harte wordt gebroet.
Blijdschap.
De blijtschap kort den tijd.
| |
| |
Eeren.
Men eert d'opgaende, en niet eene ondergaende zon.
God.
Als Godt wil straffen, dan ontbreecken hem geen roeden.
Godsdienst.
De Godtsdienst is een troon om staeten te regeeren.
Jaren.
De jaren glyen hene, of vallen af als bladeren:
Den tijt wort niet gestuit.
Waarheid.
De waerheid is wel goet, doch elck niet even nut.
Het werkje des heeren Van Moerkerken zal bijval vinden; mogelijk ware die bijval nog grooter geweest, waren ook tal van treffende waarnemingen en gedachten, in Vondel's lier- en andere zangen zoo kwistig verspreid, hier bijgebracht.
Misschien komen die later, in eene nieuwe uitgave?
D.
Sous le bleu. Impressions d'Italie. Firmin Vanden Bosch. Gand, A. Siffer, fr. 2,00.
Ik heb, met uiterst genoegen, in eenen adem dit lieve boekje gelezen, en beveel het zoo warm mogelijk den liefhebbers van Schoone Letteren aan: gezellig en gemoedelijk is 't, zonder den minsten zweem van verwaandheid, tintelend van ware leven, oprecht en ernstig van gevoel. Menige schets van personen en toestanden zijn echte pereltjes van degelijke kunst: met zulke bewijzen, beter als met vaak overdreven aanvallen tegen classicisme en classikers, zal de jeugdige, flinke schrijver het goede recht der jongere letterkundige richting verdedigen, en werkelijke toeneiging voor haar verwerven.
Den Heer Siffer om den fraaien druk en de lieve inkleeding van het boekje loven, ware water naar de zee gedragen: sedert lang is zijne faam gevestigd; en hij, hij blijkt immer zijne leuze ‘Excelsior’ indachtig.
Sint-Niklaas, 15 April.
E.D.L.
Annuaire complet du Clerge Belge et répertoire des établissements religieux. Bruxelles, V. Schepens, 1893. Prix: fr. 3,50.
Geene betere aanbeveling voor dit allernuttigst werk, meenen wij, dan het afschrijven van den zaakrijken inhoud: Hof van Rome, Samenstelling der bisdommen, Alphabetische lijst der gemeenten met de namen hunner Geestelijkheid, Alphabetische lijst der vrouwen- en mannenkloosters, Hoogeschool van Leuven, Seminarien, Collegen en andere onderwijsgestichten met de namen hunner leeraars, Bedevaarten, Krijgsaalmoeseniers, Inlichtingen betrekkelijk reizen naar Lourdes en Rome, Lijst der ministers welke sedert 1831 den eeredienst in hunne bevoegdheid gehad hebben en samenstelling der ministeriëele bureelen nopens den eeredienst.
| |
| |
Tooneelstukjes voor studenten Nummer 2. Bij Grootvader. Studentenklucht in één bedrijf, door D.L. Schurmans, pastoor van 't Begijnhof, vroeger leeraar in 't Klein Seminarie te Mechelen. Gent, drukk. A. Siffer, 1893. Prijs fr. 0,75.
God dank, nummer 2 is daar! De heer Schurmans zet zijne reeks dan voort. Het stukje speelt bij den al te goedigen grootvader, die zijne luie kleinzoontjes veeleer met suikerstokken dan met priegelstok en krawats opbrengt. Maar dat valt in den smaak des vaders van Felix en Janneken niet. Geholpen door een reizend' photograaf en door Grootvaders knecht slaagt hij er in aan oud en jong te doen reden verstaan... Hoe?... Zie, dat zult ge in 't boekje zelf leeren. Schaf u het stukje aan; het is niet te moeilijk om spelen, en op onze prijsuitdeelingen b.v. zal het behagen.
Mechelen.
J. Brabantsen.
Met Tijd en Vlijt - Vanwege dit Taal- en Letterkundig Genootschap, werd ons gezonden het Verslag der werkzaamheden van 't schooljaar 1891-92, door Al. J. Van de Vyvere, 1a schrijver. Leuven, Vanlinthout.
Vooraan de lijst der talrijke leden, werkende leden, buitenleden. Daarna het eigenlijke verslag, waaruit blijkt dat Tijd en Vlijt voortgaat met aan alle studentenkringen het loffelijke voorbeeld te geven van onvermoeide werkzaamheid op het uitgestrekte gebied der Vlaamsche belangen, letterkunde en politiek vreedzaam nevens elkaar behandelend, zonder bovendien die andere voorname bezigheid te verwaarloozen welke in de studentenbedrijvigheid eene zoo aanzienlijke plaats inneemt: bij wijlen eens lustig te lachen en te zingen en feest te vieren...
Geschiedenis van Gheluwe, door Emiel Huys, Sekretaris der gemeente. Kortrijk, wed. Nys en Zonen, 360 bl. groot in-8o.
Wij kunnen niet nalaten dit uitmuntend boek dringend aan te bevelen. Schrijver heeft nauwkeurige opzoekingen gedaan en hij bezit de gaaf om de bijzonderheden in belangwekkende tafereelen op te hangen en ons in 't leven van de vaderen binnen te leiden. Velen kennen de gebeurtenissen der vervlogen tijden, maar 't eigenaardig karakter der voorgaande eeuwen, zeden en instellingen zijn voor hen een gesloten boek. Later zullen wij het werk uitvoeriger bespreken.
J. Cl..
Uit het Kinderleven, door Omer Wattez.
Dit boekje telt 70 bladz. 8o. Papier en druk zijn wel verzorgd: de Seyn zou er anders zijnen naam niet op gedoogen.
Het bevat vijf stukjes: I. Van een beekje; II. De eerste dag uit het leven van eenen koorknaap; III. Naar het bosch; IV. De oude vedelaar; V. Eene kinderwereld.
Op de taal zelve valt er niets aan te merken. Wat den inhoud betreft, veel te veel onnoodige ontwikkelingen ende uitbreidingen. De heer W. schijnt te vergeten dat er tusschen de kleinere bijzonderheden
| |
| |
moet gekozen worden, en dat ze behagelijk moeten geschikt staan: van eenen letterkundige verwacht de lezer dat hij zijne gedachten tot een lieven bloemenkrans inéénvlechte.
De ‘tendenz’ in zake van godsdienst en zedeleer is, volgens de wet van '79, onzijdig; dat is, de ware zijde van katholieke zedeleer en godsdienst blijft verdoken.
La réforme électorale. Une solution, par G.H. - Gand, Van der Haeghen.
Alhoewel de herziening van art. 47 der Grondwet een gedane feit is, willen wij toch onderhavig boekje ons toegezonden doen kennen.
Dit werkje is net en klaar geschreven met wijsgeerige beschouwingen van waar belang; het stelt het Pruisisch stelsel voor: algemeen stemrecht, maar in 2 reeksen verdeeld, de eerste reeks de kiezers bevattende die fr. 42,32 betalen en dan de tweede reeks, die welke dien cijns niet betalen.
Koninklijke Vlaamsche Academie. Vergadering van 19 April. De heer Stallaert, onderbestuurder, die bij afwezigheid van den heer Genard de vergadering leidt, brengt hulde aan den heer de Potter, voor diens merkwaardige nota over het lokaal der Academie, die in het jaarboek voor 1893 voorkomt. Tevens wenscht hij den heer Micheels geluk niet zijne heerlijke studie over Prudens Van Duyse, en den heer Dr de Gheldere, met de uitgave van zijn Ghetidenboec en van zijnen frisschen bundel Rozeliederen.
Hij herinnert vervolgens aan de groote verdiensten van wijlen den Waal Delecourt, die onder den naam van Van den Hove zooveel schreef ter verheerlijking van Vlaanderens moedertaal. Hij schenkt de pleisteren beeltenis van Delecourt, alsook eenen te zijner eere geslagen gedenkpenning aan de Academie. Nog een paar andere gedenkpenningen, waarvan een van Vader Willems, worden door hem ten geschenke gegeven.
De heeren Coopman, De Vos en Obrie worden benoemd tot leden der commissie belast met het voorstellen van candidaten voor de plaats van buitenlandsch eerelid, door het afsterven van pastoor Brouwers opengevallen.
Door den heer Frans Willems, wordt eene lezing gehouden over eene Proeve van algemeene spraakleer. De studie zal in de Verslagen opgenomen worden.
Davidsfonds. - Hoofdbestuur: Op Donderdag, 18 Mei, zal, in naam van het Davidsfonds en van Met Tijd en Vlijt, eene plechtige Mis gezongen worden, om 10½ uren, in de kerk van Wilsele (20 minuten afstand van de Leuvensche statie), tot lafenis der ziel van pastoor Schuermans zaliger, een' der stichters van het Davidsfonds. Daarna zal de zerk, geplaatst op het graf van den dierbaren afgestorvene, ontdekt worden.
Op denzelfden dag is, in uitvoering van het 24e artikel der Standregelen, vastgesteld de Algemeene Vergadering, welke zal plaats hebben om 12 uren voormiddag, in het lokaal der Katholieke Hoogeschool, ter
| |
| |
Halle. Dagorde: 1. Verslag van den Heer Fr. de Potter, algemeenen Secretaris. 2. Stemming over de rekeningen van het jaar 1892 en over het ontwerp van begrooting voor het jaar 1893. 3. Bespreking en stemming der voorstellen der Afdeelingen, welke, volgens artikel 28 der Standregels, bij den algemeenen Secretaris van het Hoofdbestuur vóór 1 Mei schriftelijk zullen zijn ingeleverd.
Laatst hield het Davidsfonds van Vilvoorde een tooneelkundig feest met eene voordracht door den heer advocaat P. Gisseleire; Zele gaf twee concerten, waar onder andere opgevoerd werd het merkwaardig drama van Karel Van Voordenhove, Robrecht van Eine.
- Te Gent overleed de verledene maand de heer Alexander Snellaert, broeder van wijlen Ferdinand-August Snellaert, den verdienstrijken schrijver en kamper, medewerker van Jan-Frans Willems.
Laten wij ter gelegenheid van het sterfbericht nog eens vragen:
1. | Bestaat de Commissie nog, die de taak op zich heeft genomen om Snellaert's aandenken stoffelijker wijze te vereeuwigen? |
2. | Waarom worden de inzichten der Inschrijvers niet vervuld? |
Niemand vraagt een kostelijk gedenkteeken. Men bestede, wat ingezameld is. In allen gevalle, ons dunkt dat de Commissie het recht niet heeft de zaak op de lange, lange baan te schuiven. De Inschrijvers verstaan dat zóo niet. Overigens, er zal over vijf, tien of meer jaren weinig of geen geld méér zijn, dan nu.
De familie Sneliaert is ten hoogste ontevreden. Zij heeft gelijk. Ziedaar nu reeds twee harer leden, gestorven zonder de zekerheid, dat de nagedachtenis des broeders de verheerlijking zal bekomen, welke dezen is verschuldigd. Tal van Inschrijvers zijn ook reeds den verren, onbekenden weg ingetreden... Waarom langer gedraald?
Een steen op het graf is ons voldoende. Men geve ons dien. Nog eens - geen enkel Inschrijver heeft zijn penning gejond om dien, al ware hij ook rentegevend, in de kas eener commissie te blijven.
Snellaert is reeds een-en-twintig jaren dood!
- De heer Robyns, hoofdschoolopziener te Hasselt, heeft den Guinardprijs van 10000 fr. gewonnen met zijne werken en zijne propaganda ten voordeele der matigheidsmaatschappijen in de scholen.
|
|