Het Belfort. Jaargang 8
(1893)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handboeken enz.Ga naar voetnoot(1)Prof. Vercoullie's critische aanteekeningen op de recensie zijner Historische Grammatica, nopen mij eens even bij de gastvrije redactie van het Belfort te komen aankloppen met het vriendelijk verzoek in haar maandschrift aan de volgende regelen een plaatsje te willen verleenen. Het is mij een waar genoegen te mogen verklaren, dat ik veel van hetgeen Prof. Vercoullie in zijne zaakrijke bijdrage ter sprake brengt, met volkomen instemming begroet heb. Omtrent enkele puntjes evenwel wenschte ik gaarne een oogenblik het woord. Het zij mij vergund Prof. Vercoullie's schrijven op den voet te volgen en dus te beginnen met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handboeken.In den aanvang van mijn verslag betreurde ik het, dat de schrijver der Historische Grammatica zijne uitgebreide stof in een te nauw keurslijf gedrongen had. Rekening houdende met de gewone bekwaamheden van jongelui, die door zelfstudie tot eenige kennis van den historischen grondslag en den ontwikkelingsgang onzer moedertaal trachten te geraken, meende ik verder te mogen verklaren, dat het werkje door zijne te groote beknoptheid genoemden beginners slechts dan goede diensten kon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bewijzen wanneer zij het onder leiding van een bekwamen deskundige doorwerkten. Als handleiding bij het schoolonderwijs beschouwde ik Prof. Vercoullie's Grammalica dus als zeer bruikbaar. Maar zij, die nagenoeg geheel op eigen krachten steunen - en hoe velen moeten zich niet in die omstandigheden bevinden, wijl het onderwijs in de historische spraakleer zoowel in Noordals in Zuid-Nederland binnen de wanden der academische gehoorzalen besloten blijft - hebben behoefte aan iets meer dan eene handleiding, die zich vaak slechts bepaalt tot eene stelselmatige opgave der voornaamste punten, welke bij het onderwijs behandeld worden. Zij zullen alleen hun doel kunnen bereiken met behulp van een flink handboek, een werk waarbij de hand nog al eens moeite zal hebben ‘de rol van omvatster te spelen’, maar dat daarentegen door den beginner, telkens wanneer hij omtrent de belangrijkste vraagstukken der wetenschap, die hem bezig houdt, opheldering noodig heeft, met vrucht zal ter hand genomen worden. Het was dan ook allerminst zucht om den staf te breken over populair-wetenschappelijke werken, die mij de in mijn verslag uitgedrukte bedenkingen in de pen gaf. Integendeel. Wanneer ik hier en daar op leemten, een enkelen keer op onnauwkeurigheden gewezen heb, dan geschiedde dit in de stille hoop om daardoor - in het belang van de velen, die zich maar al te dikwijls door de noodzakelijkheid gedwongen zien hunne kundigheden door eigen studie te vermeerderen - hen die veel weten en dus veel aan anderen kunnen leeren, tot meer uitvoerige, zooveel mogelijk voor iedereen bevattelijke mededeelingen aan te sporen. De beschouwingen over recensenten en recensies, door Prof. Vercoullie aan zijne bedenking tegen mijne opvatting van het woord handboek vastgeknoopt, kan ik na het voorgaande met een gerust geweten onaangeroerd laten. Een enkel woordje echter over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prof. Franck's Etymologicum,waarvan men, in dit geval een en dezelfde persoon als de schrijver dezer regelen, beweert dat het op breeder leest geschoeid is dan dat van Prof. Vercouillie. Het zij mij toegestaan, op gevaar af van mij nog eens het verwijt op den hals te halen, dat ik den vorm met den inhoud verwar, in deze zienswijze te blijven volharden. Tweëerlei was het plan, waarnaar Prof. Franck en Prof. Vercoullie bij het samenstellen hunner woordenboeken werkten. De laatste wenschte de uitkomsten, door hem en anderen aangaande Nederlandsche woordvormen verkregen, in beknopten vorm op te teekenen en zoo binnen het bereik van elken belangstellende te brengen, zonder daarbij zijne theorieën of die van anderen uiteen te zetten. De eerste daarentegen geeft èn feiten èn, evenals Kluge, doorgaans eene in bijzonderheden afdalende beredeneering dier feiten met opgave van de noodige materialen. Omtrent één bepaald woord zal men dan ook bij Prof. Franck meer vinden dan bij Prof. Vercoullie, afgezien natuurlijk van de vraag of het meerdere bij den eerste altijd even belangrijk en vertrouwbaar is dan de korte opgave van den laatste. Wat mij persoonlijk betreft, ik ben geen hartstochtelijk bewonderaar noch van Kluge's noch van Franck's Etymologisch woordenboek, alhoewel ik gaarne beken er bij voorkomende gelegenheden steeds prijs op te stellen de zienswijze dezer beide uitmuntende taalkenners met die van anderen te kunnen vergelijken. Dat Prof. Vercoullie's Etymologicum meer woorden behandelt dan dat van Prof. Franck is eene verdienste, die men reeds herhaalde malen heeft doen uitschijnen en waarop dus hier niet opnieuw behoeft gewezen te worden. Het derde punt waarover ik mijne bescheiden zienswijze iets nader wenschte toe te lichten, geldt de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransche vers- en muziekmaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Fransche dichtkunst en de Fransche muziek leven, wat het rythme betreft, sedert jaar en dag op een gespannen voet. Er heerscht incompatibilité de caractère. De verzen missen die vaste, regelmatige, rythmische beweging, die juist het hoofdkenmerk der muziek uitmaakt. Het behoud van den oorspronkelijken klemtoon, het wegvallen of verzwakken van alles, wat in het Latijnsche woord op die bevoorrechte lettergreep volgde, gevoegd bij enkele andere oorzaken omtrent wier aard en beteekenis de geleerden het niet volkomen eens zijn, dit alles moest noodzakelijkerwijze eenen dergelijken toestand doen geboren worden. De Fransche metriek berust, strikt genomen, dan ook enkel op het zoogenaamde accent tonique, het aantal lettergrepen en last not least het rijm Van eene geregelde onafgebroken, in de verschillende versregels telkens in dezelfde orde terugkeerende aaneenschakeling b.v. van jamben (ta ta, ta ta) of anapaesten (ta ta ta, ta ta ta), waardoor die voor den toondichter zoo gewenschte, ja haast onontbeerlijke symmetrie ontstaat, is maar zelden sprake. Nu zou volgens Prof. Vercoullie de componist zonder zich in het minst aan de versmaat te storen, iederen Franschen tekst, hoe grillig ook gerythmeerd, in muziek kunnen brengen, daar hij beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen met dezelfde onverschilligheid mag bejegenen. Dit wordt mijns inziens èn door de feiten èn door de voorschriften van gezaghebbende kunsttheoretici beslist tegengesproken. Wat zegt ons hieromtrent o.a.F.J. Fétis in zijn Traité de Musique (Bruxelles, Jamar, I, 115): ‘Le rythme musical tirant sa force principale de sa régularité, il faudrait, pour que le musicien n'éprouvât pas de difficulté à le formuler, que le poète lui fournît des vers qui fussent aussi réguliers, non seulement dans le nombre des syllabes et le placement de la césure, mais aussi dans l'arrangement prosodique des syllabes; or, c'est ce qui n'a pas lieu. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
La poésie française est, sous ce rapport, moins favorable aux inspirations des compositeurs que l'italienne. Dépourvue d'accent et de la possibilité d'élider certaines syllabes, comme cela se fait fréquemment dans la poésie italienne, elle rompt souvent, en dépit même des efforts des poètes, la régularité de rythme nécessaire dans la musique. D'ailleurs la plupart de ceux qui écrivent des vers destinés à être chantés ignorent le mécanisme de l'arrangement de leurs hémistiches sous le rapport musical. On les voit, mêlant toutes les mesures, faire succéder un vers de huit à celui de dix et quelquefois celui-ci à l'alexandrin, puis tomber tout à coup aux vers de six ou de sept..... On pourrait citer un grand nombre d'airs composés sur des morceaux de poésie semblables, et dans lesquels les compositeurs ont eu à soutenir une lutte pénible contre la position défavorable qui leur était faite par les poètes. Ces exemples étaient fréquents dans les anciens opéras: ils se reproduisent encore trop souvent, bien que les littérateurs français aient fait quelques progrès à cet égard.’ Der langen Rede kurzer Sinn is dus, dat de toonkunstenaar, wel verre van geen acht te slaan op de betoonde lettergrepen, integendeel er naar streven zal deze zooveel mogelijk hare waarde toe te kennen om zoo het gesproken en het gezongen woord in harmonie te brengen. Dat dit niet altijd even gemakkelijk te bereiken is, wie zal het ontkennen? Dat er liedjes bestaan, waarvan de woorden met het oog op een reeds bestaand wijsje bij elkaar gerijmeld werden, dat er zangstukjes (en niet alleen in Frankrijk!) gecomponeerd worden, waarin men met alle zoowel poëtische als muzikale voordracht den spot drijft, wie zou het kunnen loochenen? Wanneer, zooals Prof. Vercoullie het doet voorkomen, het samenvallen van klemtoon en sterken maatslag voor toondichter, zanger en hoorder van niet het minste belang ware, hoe moet dan het ernstig, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voortdurend streven verklaard worden van hen, die Duitsche operateksten in het Fransch vertalen en met de meest mogelijke zorgvuldigheid de betoonde lettergrepen uit het oorspronkelijk gedicht trachten te bewaren? Men neme Charles Nuitter's vertaling van Richard Wagner's Lohengrin (Paris, Tresse et Stock, 1891), b.v. het verhaal van Elsa van Brabant in het tweede tooneel, eerste bedrijf:
Hoe dikwijls de Fransche dichter bij het overbrengen van Wagner's tekst ook moge te kort geschoten zijn in het geregeld teruggeven van het oorspronkelijke rythme, het streven om daartoe te geraken is onmiskenbaar in iederen regel. Uit het bovenstaande nu blijkt voor mij, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de toonkunstenaar bij de muzikale behandeling van Fransche verzen, wel degelijk met de op den voorgrond tredende betoonde lettergrepen der dichterlijke voordracht heeft rekening te houden en zelfs vaak een hardnekkigen strijd zal hebben te voeren tegen de moeilijkheden, die de Fransche versbouw met zijne afkeerigheid van geregelde rythmische beweging hem ieder oogenblik kan bereiden. Bij voorkeur zal hij dan ook min of meer (uit een muzikaal oogpunt bekeken) regelmatig gebouwde verzen aan zijne gewrochten ten grondslag leggen. Niet alleen in de eerste en laatste helft onzer tegenwoordige, ook in de vorige eeuw reeds werden er dichters gevonden, en daaronder echte Franschen als Turgot, die, gelijk later André van Hasselt, door het schrijven van zoogenaamde vers mesurés den kunstarbeid der Fransche musici trachtten te vergemakkelijken. Ja, nog vroeger, in de laatste helft der zestiende eeuw maakte Jean-Antoine de Baif, een der meest bekende geestverwanten van Ronsard en zijne school, grooten naam met zijne naar het voorbeeld der Grieken en Romeinen gerythmeerde gedichten en d'Aubigné (Ed. Réaume et de Caussade I p. 453) getuigt hieromtrent: ‘Baïf en a fait grande quantité, lesquels à la saulse de la musique que leur donna Claudin le jeune furent agréables.....’ In tegenwoordigheid van zoovele herhaalde, thans nog voortdurende pogingen, èn door componisten èn door dichters in het werk gesteld, om in de Fransche vocale muziek het versrythme onverminkt weer te geven, zal het niemand bevreemden, wanneer ik er nog altijd ernstig bezwaar in blijf vinden Prof. Vercoullie's meening, vooral in den absoluten vorm, dien hij daaraan gegeven heeft, te onderschrijven. Dat eindelijk in de door mij opgegeven teksten het samenvallen van klem en maatslag zeer zeker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in acht genomen is, meen ik niet beter te kunnen bewijzen dan door woorden en muziek hier te laten afdrukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Auber. La Muette de Portici.A - mour sa - cré de la pa - tri - e, rends nous l'au-
à mon pa - ys je dois la vi - e, il me de-
da - ce et la fier - té,
vra sa li - ber - té.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Niedermeyer. Le Lac.I. Un soir, t'en sou-vient-il? nous vo - guions en si - len-ce
II. O lac! ro- cher mu - et, grot-te, fo-rêt obs-cu-re!
III. Que le vent qui gé-mit, le ro-seau qui sou-pi-re
I. On n'en-ten-dait au loin sur l'on - de et sous les cieux, que le
bruit des ra - meurs, qui frap-paient en ca - den - ce tes
flots har-mo - ni-eux, qui frap-paient en ca-den - ce tes
flots har-mo-ni-eux.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niedermeyer's verschillende behandeling der drie coupletten heeft geen ander doel dan om eene innige, natuurlijke overeenstemming tusschen de poëtische en muzikale voordracht tot stand te brengen.
Februari 1893. Theod. Stille. |
|