Het Belfort. Jaargang 8
(1893)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historische inleiding tot de Germaansche en Nederlandsche taalwetenschapGa naar voetnoot(1).XI.IN ons overzicht der Germaansche talen (zie no III) werd de Westgermaansche of Duitsche groep in twee afdeelingen gescheiden: in de eerste plaatsten wij het Nederduitsch, in de andere het Hoogduitsch. De nu volgende bladzijden zullen gewijd zijn aan eene nadere behandeling dezer merkwaardige splitsing en het antwoord bevatten op de vragen, wanneer de bedoelde afscheiding plaats had, waar de grens ligt tusschen de beide taalkundige gordels en eindelijk welke de voornaamste kenmerken zijn van het Hoog- en het Nederduitsch. Reeds vroeg mag men, vooral uit een taalkundig oogpunt, eene verdeeling der bewoners van Germanië in Noord- en Zuidduitschers als volkomen gewettigd aannemen. Zij is een feit na de groote volksverhuizingen, die eeuwen lang geheel Europa in beroering brachten en ook in Duitschland de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grenzen van nagenoeg alle daar vertoevende volken verlegden. Langzamerhand waren de kenmerkende eigenaardigheden in taal en zeden bij de bewoners van den Germaanschen bodem meer en meer op den voorgrond getreden, zoodat zich reeds vóór de zevende eeuw de natuurlijk ook onderling verschillende talen der Noord- en Zuidduitschers als twee zelfstandige groepen voordoen. Al vóór het jaar 600 vertoonde bv. het Saksisch meer punten van overeenkomst met het Thuringsch en de talen der Noordduitschers dan met het Alemannisch en het Beiersch, de voornaamste talen der Zuidduitschers. Tengevolge van het ontstaan en het krachtige voortdringen der tweede of Hoogduitsche Lautverschiebung in den loop der zevende eeuw, zou het verschil tusschen Noord- en Zuidduitsch nog meer toenemen. Niet ongelijk aan eene wolk, die over een gedeelte van het zonnige landschap donkere schaduwen en tinten uitspreidt zonder iets aan den vorm of de grootte der aldus aan de werking van den vollen zonnegloed onttrokken voorwerpen te veranderen, liet deze klankwijziging de meeste der reeds aanwezige eigenaardigheden ongedeerd voortbestaan, doch tastte - en dat niet over het geheele gebied en ook niet overal in gelijke mate - alleen de medeklinkers aan. Zoodoende bleven dus de karaktertrekken, die aan iedere Westgermaansche taal van oudsher eigen geweest waren en die haar van hare verwanten onderscheidden, grootendeels behouden. Daarbij voegden zich nu echter overal, waar de omwenteling zich baan gebroken had, nieuwe kenteekenen, die de reeds bestaande klove tusschen Noord- en Zuidduitsch aanmerkelijk en blijvend verbreedden. Nemen wij als voorbeeld de taal van den machtigen volksstam der Franken, die zich over een groot deel van westelijk Germanië, langs den IJsel, de Maas, de Schelde, de Moezel en de beide Rijnoevers tot aan het grondgebied der Ale- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mannen en Burgondiërs uitstrekte. Het Frankisch bezat zekere eigenaardigheden, die het tot eene zelfstandige taal stempelden en het duidelijk van de talen der naburige Noord- en Zuidduitschers onderscheidden. Nu kwam de tweede Lautverschiebung en veroorzaakte eene splitsing in Opperfrankisch (Oost- en Rijnfrankisch), Middelfrankisch en Nederfrankisch. Het eerstgenoemde vertoont in zijn consonantisme de sporen eener krachtige werking der Hoogduitsche verschuiving; het tweede draagt die in mindere mate en handhaafde in menig opzicht den vroegeren stand zijner medeklinkers; het derde, de taal, die de basis van het latere Nederlandsch vormt, bleef op enkele onbeduidende uitzonderingen na, geheel buiten den invloed der Lautverschiebung. Wanneer wij, beginnende bij de Fransch-Duitsche grenzen ten zuiden van Limburg, eene lijn trekken over Eupen, dat Nederduitsch blijft, Aken, Dusseldorf, Kaiserwörth, tusschen Leichlingen en Solingen, verder over Wipperfürth, Gummersbach en Siegen bijna recht op de Elbe af, dan over Maagdenburg, Wittenberg, Luckau, Lübben aan de Spree en Fürstenberg aan de Oder tot Birnbaum in de nabijheid der Warthe, waar het grondgebied der Slavische talen begint, dan is dit de grens, die het Nederduitsch van het Hoogduitsch scheidt. In de landen ten noorden van deze lijn gelegen, waarbij men Zuid- en Noord-Nederland voege, wordttegenwoordig Nederduitsch, in de streken ten zuiden daarvan Hoogduitsch gesproken. De huidige grens valt evenwel niet geheel en al samen met de vroegere. In het gebied tusschen Wezer en Saale kwam zij iets meer zuidwaarts, evenals ten oosten der Elbe, daar oudere bronnen ons aantoonen, dat bv. te Eisleben, Merseburg, Halle, Dessau en-Wittenberg nog in de vijftiende eeuw het Nederduitsch heerschende was. Zoo behooren, voor zooverre de taal van het volk betreft, al de groote | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noordduitsche steden als Berlijn, Stettin, Königsberg, Hamburg, Lübeck, Hannover, Münster enz. tot het Nederduitsch; - Aken, Keulen, Koblenz, Mainz, Frankfort a.d. Main, Halle, Leipzig, Dresden, Breslau enz. tot het Middelduitsch; - Straatsburg, Stuttgart, Regensburg, München, Innsbrück, Weenen tot het Hoogduitsch grondgebied. In al deze steden wordt echter door de hoogere standen de officiëele Nieuwhoogduitsche spreek- en schrijftaal gebezigd, die, zooals wij hierboven reeds de gelegenheid hadden mede te deelen, zich sedert de kerkhervorming der zestiende eeuw uit de Oppersaksische kanselarijtaal, door Luther gedeeltelijk overgenomen, gedeeltelijk gewijzigd, ontwikkelde en in vocalisme, woordvorming en zinsbouw een Middelduitsch karakter draagt. Het Nederfrankisch, het Friesch, het Saksisch en het Angelsaksisch met hunne nakomelingen, dus ook het Nederlandsch en het Engelsch, hebben evenals het Gotisch en het Skandinavisch de uit het Indo-Europeesch verschoven mutae, enkele op zich zelf staande wijzigingen van weinig ingrijpenden aard buiten rekening gelaten, in ongeschonden staat bewaard. Het Hoogduitsch daarentegen heeft in dit opzicht eene geweldige storing ondervonden, die men, om ze van de eerste of algemeen-Germaansche klankverschuiving te onderscheiden, de tweede of Hoogduitsche noemt. Van alle Germaansche talen staat dus, wat de medeklinkers aangaat, het Hoogduitsch het verst van het Oorgermaansch verwijderd. Ten einde van deze tweede verschuiving een duidelijk begrip te krijgen, dienen wij ons de Indo-Europeesche mutae en de daaruit ontstane Oorwestgermaansche in herinnering te brengen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Velerlei zijn de lotgevallen, die in den loop der eeuwen deze oorspronkelijke medeklinkers in de verschillende Duitsche tongvallen ondervonden. Daar ons eene volledige opgave daarvan te ver zou voeren, zullen wij alleen stilstaan bij die verschijnselen, welke door hunne algemeenheid in de eerste plaats de aandacht verdienen en het meest kunnen bijdragen tot de kenschetsing van het Hoog- en Nederduitsch. Slechts enkele malen zullen wij de tongvallen ter hulp roepen, doch geregeld de Nieuwhoogduitsche naast de Nieuwnederlandsche en Nieuwengelsche vormen plaatsen; het Gotisch zal in ons overzicht het Oudgermaansch vertegenwoordigen. Wij beginnen met de keelletters:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze laatste verschuiving is zelfs in het Nederfrankisch, niet ver van de Middelduitsche grens, doorgedrongen. Ten bewijze hiervan de Maastrichtsche vormen: ich, mich, dich, zich, ouch en raochele(n), Nl. rakelenGa naar voetnoot(1). Overigens blijft ook hier de oorspronkelijke tenuis bewaard. De lipletters:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men lette wel op de verschillende phonetische waarde der Got. b. Zij beantwoordt aan Gr. β, die wat de uitspraak betreft, de waarde heeft der Fr. v. Na klinkers is Got. b eveneens spirans (v) in den Inlaut. Als beginletter (Anlaut) en in den Inlaut na medeklinkers vertegenwoordigt zij een zachten medialen klank, als Fr. b. Uit de hierboven opgegeven voorbeelden blijkt, dat een der hoofdkenmerken van het Hd. bestaat, in den overgang van p - tot pf -, van -p- tot -pf- en later, na r en e, tot - f-. Deze verschuiving heeft plaats in het Opperduitsch en in het Middelduitsch. Nochtans bewaart het Middelfrankisch meestal p, evenals het noordelijk Rijnfrankisch; het zuidelijk Rfr. vertoont daarentegen pf. De tandletters:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog regelmatiger dan die der lipletters is de verschuiving der tandletters. Zij strekt zich over het geheele Hoogduitsche, d.w.z. over het Opperzoowel als over het Middelduitsche gebied uit. De oorspronkelijke Germ. t - (Anlaut) wordt aldaar overal z - (= ts), evenals - t - (Inlaut) en - t (Auslaut) na medeklinkers. Zijn - t - en - t daarentegen door klinkers voorafgegaan, dan heeft er verschuiving tot - z - en - z (- s - en - s) met spirantische waarde plaats. Vandaar: schwarz naast weiss, Herz naast Fuss. Het Middelfrankisch heeft nochtans in enkele vormen de dentale tenuis onverschoven bewaard: dat, wat, dit, it, allet. Ten slotte enkele bijzonderheden omtrent de wijzigingen, door de Oorwestgermaansche spiranten ondergaan. De oorspronkelijke s - blijft spirans in het Hoogduitsch, hier en in het Nederduitsch meestal zacht. Het Middelhoogduitsch reeds ontwikkelde s (scherpe spirans) tot sͮ, (vgl. ch in Fr. chute) in de verbindingen sl, sm, sn, sw, sp, st. Ook in het zuidoostelijk Nederfrankisch zijn sͮt, sͮm, sͮn, sͮw, sͮp en sͮt doorgedrongen. Wanneer bv. de Maastrichtenaar met klem spreekt, dan zegt hij: gesͮlage(n), sͮmîte(n) ‘smijten’, sͮnoets ‘snuit’, sͮwîn ‘zwijn’ (hier evenwel met zachte affricata), sͮpaore(n) ‘sparen’, sͮtom.Ga naar voetnoot(1) De oorspronkelijke þ - wordt zachte spirans đ, dan media (lenis) d en wel het eerst in het Beiersch, vervolgens, reeds in de achtste eeuw, in het Alemannisch, het Opperfrankisch (negende eeuw), daarna ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het Nederfrankisch en het overige Nederduitsch, zoodat in het Nederlandsch deze dentale d en de uit d ontstane linguale media samenvallen. Niet alzoo echter in het Hoogduitsch, waar de Oorgerm. þ tot d, daarentegen de Oorgerm. d tot t verschoven wordt, terwijl in het Engelsch de Oorgerm. þ als th, de Oorgerm. d evenwel als d verschijnt:
Th. Stille. (Wordt vervolgd.) |
|