Dan verlaat hij de baan.
Hier ziet ge ver in de weiden en rust het gezicht op de kim, waar het scherp torentje van Bachte of de witte toren van Vosselare tusschen 't loover uitsteken.
Daar vloeit de stroom in de schaduw van hooge boomen, wier dichte drommen hier en daar gezaaid, bij elken stap nieuwe kijkjes in 't verschiet, nieuwe hoekjes natuur aanbieden.
De milde Octoberzon spant heur gulden kransen van tintelende bladeren rond die heuvels van donkergroen.
Nog nooit had ik de zon zulke gele en purpere kleuren, zulke bonte mengeling van blinkende tinten op een landschap zien gieten.
Nog nooit had ik ze waargenomen.
't Is dat ik den dag mocht slijten met iemand die onder duizend een oog heeft om al die schoonheid gade te slaan, en een hert om ze te gevoelen.
't Is dat ik een dag mocht slijten met den dichter dier lieve streek, met den schilder van het licht, met den kunstenaar der Leietafereelen van Astene, met Emile Claus, die op dat bekoorlijk plekje zijn heim heeft verkoren, die betoovert met het woord gelijk hij toovert met beeld en penceel.
* * *
Twee tijdstippen onderscheidt men in de loopbaan van Emile Claus.
Karel Verlat was naar het Oosten vertrokken en in 1879 was hij met eene vracht Oostersche schilderijen van Jeruzalem teruggekeerd.
Iedereen wilde hem navolgen, en gezichten uit vreemde landen en vooral tafereelen uit het Oosten vielen in den smaak.
Emile Claus ondernam ook eene kunstreis naar Marokko, Algerië en Spanje en bracht een veertigtal studies en schetsen mede.