Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| |
AzzolinoGa naar voetnoot(1)
fra antonio.
Alpenreuzen ruig en grauw,
'k Groet u in het licht der Lente;
'k Groet u smeltend purperblauw
Van Gods wijde hemeltente.
'k Groet u, veld en weide en woud,
Badend in Gods zonnezegen;
Bloempjes, die uw knopje ontvouwt,
'k Groet u langs mijn wandelwegen.
| |
[pagina 307]
| |
Nachtegaaltje, ik zong een lied
Met u mede, op blijden tone,
Ach, en klonk zoo droef daar niet
't Jammerklagen van Verone!
soldaten. (Koor.)
Laat nu voor spelende maagd en kind
De Lente bloemekens kleuren
Rijkgetint:
Wij, we verven ze dood
In 't rood!
Binnen Verone blijft kind en maagd
In 't enge celleken treuren
Onbeklaagd,
Wee! we dorsten verwoed
Naar bloed!
Azzolino voert ons aan:
Hel noch hemel kan weerstaan!
vluchtende kinderen.
Heer, erberm u;
Heer, ontferm u;
Hoor ons weeklacht en geween:
Arme weezen,
't Hert vol vreezen,
Spoeden wij ter vlucht, alleen!
Heer, verlicht ons,
Heere, richt ons,
Ach, we weten niet waarheen.
soldaten. (Koor.)
Nachtegaaltjes! ei! niet kweelen:
't Liedje van uw jammerkelen
Zal ons meesters oor vervelen!
Juicht en huppelt, gezwind van voet,
Zingt Verone uwen laatsten groet,
Eer ge stort en verstikt in 't bloed.
| |
[pagina 308]
| |
fra antonio.
Wilde gieren, af den klauw! -
Dat geen vrees uw hert benauw',
Lieve kleinen: voor hun woede
Schuilt ge veilig in Gods hoede;
God bewaakt u langs uw baan....
azzolino.
Sa! mannen, hoe? Hier weiflend staan!
o Schande!.. Neen, geen mensch zal hooren
Dat ooit een grauwrok kaalgeschoren
Mocht ongedeerd mijn wegen storen,
En strijken ging met mijnen buit!
Mijn dolk!... Vooruit!
fra antonio.
o Vijand Gods, gij blindverwoede,
Hoelang nog baadt ge in christen bloede;
Hoelang nog zaait ge, alom door 't land,
Ellende en dood, uit vloekbre hand?
Gods wraak breekt los op u van boven:
Zijn schicht zal u den schedel kloven!
eenige soldaten. (Halve koor.)
Wee!... Azzolino schrikt:
Hij blikt
Omhoog
Met strakgespannen oog!
Op 't bleek gezicht
Weerkaatst een tooverlicht!
Hij beeft! Wee, van zijn blauwe lippen
Staat ziel en leven weg te glippen!
soldaten. (Volle koor.)
Weg! weg; den sluwen tooveraar,
Die dreigt met God en doodsgevaar!
Wij houden met zijn preêk den spot:
Heer Azzolino is ons God.
| |
[pagina 309]
| |
Aan hem het land!
Aan hem het volk!
Aan hem ons hand!
Aan hem ons dolk!
En schande, schande en dood
Aan wie hem weerstand bood!
azzolino.
Mannen, staat!... Den dolk ter scheede!...
Azzolino smeekt om vrede:
Smeekt met hem den grooten God!...
'k Sta den helkolk in te zinken;
Ziet, o ziet het aanzicht blinken
Van den man, dien gij bespot!
engelen.
Heer, erberm u;
Heer, ontferm u;
Laat den zondaar niet alleen!
Reik uw hand hem,
Hoû ten pand hem
Frâ Antonio's gebeên.
Heer, verlicht hem;
Heere, richt hem;
Laat hem rouwvol nader treên!
azzolino.
Vader, help mij; wees genadig!
Ik beken het: 'k heb misdadig
Mijnen Heer en God getergd.
'k Val ootmoedig u te voete:
Spreek, en 'k geef in rouw en boete
Wat Gods recht en eere vergt.
engelen.
Heer, verlicht hem;
Heere, richt hem;
Laat hem rouwvol nader treên.
| |
[pagina 310]
| |
azzolino.
Neem tot pand mijn' riem en degen,
Die 'k bemorst heb allerwegen
Met onschuldig menschenbloed.
Neem, en mocht de hand des Heeren
Van mijn hoofd den bliksem keeren,
Dien ik tartte dolverwoed.
fra antonio.
In ellende en bangen nood
Hebben wij tot God gebeden:
God laat ons, uit graf en dood,
Weer in 't blijde zonlicht treden.
Door het bruisend stormgewoel
Heeft des Heeren stem geklonken,
En het westerwindje zoel
Streelt de bloem van dauwvocht dronken.
Nachtegaaltje, klinke ons lied
God ter eer, op blijden tone!
't Klinke, en zwijge in eeuwen niet
Van Gods glorie in Verone!
paduanen. (Slotkoor.)
Verheft in 't hoogst der locht
Gods goedheid zonder gronden:
God heeft zijn volk bezocht,
God heeft zijn' man gezonden.
Licht en liefde omkranst zijn hoofd;
Heul en troost ontvloeit zijn palmen:
Heil! Antonio geloofd!
Zingt hem lof en eerepsalmen!
Padua bloeit voort in vrede,
Van ellende en nood bevrijd:
Blijve in dank ons trouwe stede
Aan Antonio gewijd!
Juni, 1890. Eug. De Lepeleer. |
|