| |
| |
| |
Boekennieuws en Kronijk.
Het Socialisme. Voordracht gehouden door Mgr. Rutten, huiselijk prelaat van Z.H., vicaris generaal van Zijne Hoogw. den Bisschop van Luik, op 23 April 1890 te Antwerpen, in de Katholieke Werkmansvereeniging ‘Vrede’. Antwerpen, H. en L. Kennes, 1890, 8o.
De thans door den druk verspreide voordracht van Mgr. Rutten, die te Antwerpen eenen buitengewonen bijval heeft gehad, is lijnrecht gericht tegen het Socialisme. Deze leer is beschouwd als eene dwaling van onzen tijd, hoegenaamd niet vereenigbaar met den Roomschen godsdienst. Het Socialisme, immers, loochent en bestrijdt het recht van eigendom, hetwelk, volgens Gods gebod, door het Christendom wordt erkend. Van een christelijk socialisme kan er dus geene sprake zijn.
Wat groot gevaar de nieuwe leer voor de samenleving oplevert, wordt door den geleerden Schrijver klaar aangetoond. Het Socialisme richt zich tot de menigte, welke zijne leerstelsels gemakkelijk begrijpt en deze lichtelijk van het hoofd naar het hart laat gaan. Licht valt het, de menigte te misleiden door voorspiegeling van bezit en genoegens, welke, zonder geweld, nooit haar aandeel op de wereld kunnen worden; dit betoont de Schrijver door aanhaling van hetgeen, een viertal jaren geleden, te Luik geschiedde, wanneer het door Socialisten opgeruide volk naar de huizen der rijken vloog, deze verwoestte en plunderde.
Het Liberalisme is de vader van het Socialisme. Reeds eene eeuw zegt het tot het volk: ‘gij zijt de Macht, het Gezag, het Recht’... Deze taal is niet moeilijk om begrijpen; het Volk, ja, is de meerderheid, dus de meerderheid kan de Wet stellen. Wat wonder, dat zij de haar voorgehouden leerstelsels goedkeurt, en deze, op hare manier, tracht in uitwerking te brengen? Bovendien, het Liberalismus gaf zelf, meer dan eens, het voorbeeld van rechtsverkrachting, geweldigen opstand tegen het gevestigde gezag en tegen de wetten, aanslag tegen het wettig eigendom der Kerk.
Ons volk is te allen tijde rechtzinnig verkleefd geweest aan vorst en wet, aan vrijheid en orde. Hoe komt het, dat een
| |
| |
gedeelte er van op den dwaalweg geraakt en aanhanger geworden is van de verfoeilijke leerstelsels, welke niets anders beoogen dan omverwerping des gezags, radicale hervorming der maatschappij? Het Liberalisme, gesproten uit de Fransche revolutie, dus eene uitheemsche vrucht, bracht dit te weeg. Door zijne schriften trok het den behoeftige uit de Kerk, leerde hem den priester verachten en haten, ja, God zelf loochenen... Wat is er niet al te verwachten van eene samenleving, die geene hoogere wet erkent dan die des menschen, die geen geloof hecht aan straf of vergelding na het aardsche leven, die den met rede en verstand begaafden mensch doet afstammen van het beest, die de ziel nietig en dood verklaart evenzeer als het stoffelijk omhulsel? Aldus heeft het Liberalisme het verstand en de ziel ontaard en bedorven, tot zoo verre dat de menigte niet meer achteruit wijkt voor het plegen van gruwelijke misdaden.
Na vervolgens eenen blik te hebben geworpen op de macht der Socialisten, vooral in Duitschland, waar die macht een bestendig gevaar voor den Staat oplevert, onderzoekt de Schrijver welke middelen er kunnen aangewend worden om het Socialisme met vrucht te bekampen.
De redding (zegt Mgr Rutten), ligt niet, zooals enkelen meenen, in de handen van den Staat; ook niet in eene meerdere verspreiding van het onderwijs, minder nog in geweldige onderdrukking: Socialisten kan men neerschieten, maar niet het Socialisme: - neen, alléen de godsdienst is bij machte om weerstand te bieden aan den rijzenden stroom, om het gevaarlijke monster te vellen. Christelijke broederliefde van den kant der rijken, toetreding tot de mindere klassen, demping der klove, welke de Fransche revolutie tusschen beiden heeft gemaakt; wijze, rechtvaardige wetten, gewetensvol toegepast - ziedaar den weg welke te volgen is om de geschokte orde, het verlorene betrouwen, de liefde tusschen grooten en kleinen te herstellen.
Mgr Rutten predikt derhalve den terugkeer aan tot het voorvaderlijk geloof, tot de oude Vlaamsche zeden. Christelijk onderwijs voor de jeugd, bescherming der jonkheid, en ja, van den rijperen leeftijd, het familieleven - door deze middelen zal het doel stellig worden getroffen.
Het werk van Mgr Rutten verschijnt te goeder ure. Het gevaar is groot, geene poging om de gemoederen tot bedaren, de afgedwaalden in het rechte spoor terug te brengen, mag verzuimd worden. - Zou er geene mogelijkheid zijn de schoone voordracht van den edeldenkenden priester op een honderduizendtal exemplaren, in de beide talen, over het geheele land te verspreiden? Zulke eer verdient het schrift ten volle, ja! zulke werking vordert de toestand.
Ten slotte eene bemerking: elken dag heeft het volk een
| |
| |
socialistisch blad aan 1 cent, in de hand, in Vlaanderen evenals in het Walenland en - deze bladen worden gretig gelezen, het venijn mist zijne werking niet. Daarentegen - het volk vindt geene schriften, welke de drogredenen van de socialisten weerlegt. Gij, Heeren, die het gezag in handen hebt, en niet enkel zedelijk verantwoordelijk zijt voor hetgeen gij doet, maar ook voor hetgeen gij veronachtzaamt - denkt er aan. Het is nog tijd, eerlang zou het kunnen te laat zijn!
D.
Drie Zustertalen, Vlaamsch, Latijn en Grieksch, of Regels voor vergelijkende taalstudie op het gebied der Nederlandsche, Latijnsche en Grieksche talen, door J. Pasco, oud-leeraar van klassieke talen. Een boekdeel in-8o - Prijs: 3 fr. Leuven, Drukkerij Lefever.
‘Het is heden niet genoegzaam bewezen, dat de Latijnsche en de Grieksche talen van den eenen kant, en al de Europeaansche levende talen, van den anderen kant, zeer nauw met elkander verwant zijn, en dat die verwantschap op vaste regels is gesteund.
De schrijver van dit werk heeft getracht, zoo nauwkeurig mogelijk, de bijzonderste regels op te geven voor eene vergelijkende studie tusschen Vlaamsch, Latijn en Grieksch.
Om zijne regels te staven, geeft hij altoos menigvuldige voorbeelden; zoodanig dat er bijna geen stamwoord is in de zoo rijke vlaamsche taal, of men zal in dit boek zijne latijnsche en grieksche tegenhangers vinden.’
Tot zooverre het zakelijke van het prospectus, ziehier nu eenige aanmerkingen:
Goede lezer, die ook wel soms de vlaamsche pen hanteert, ge krijgt een opstel ter keuring: Het Sanskrietsch, het Umbrisch en het Deensch: drie zustertalen; zoudt ge niet genegen zijn om den opstel ter zijde te schuiven en te zeggen: men vergelijkt geene arische talen, die in hetzelfde lid niet verwant zijn.
Wij waren ook gedreven om het werk van J. Pasco niet te lezen, maar 't kwam ons te binnen dat de schrijver ons heel vriendelijk hadde kunnen vermanen dat zijn arbeid bestemd was niet voor dezen die den voortgang der taalwetenschap betrachten, niet voor dezen, die de taalstudie als wetenschap beoefenen, maar voor dezen die in het middelbaar onderwijs werkzaam zijn, voor dezen die de jeugd, met zooveel iever en nooit volprezen verduldigheid, de drie talen ten leerstoele der latijnsche scholen onderwijzen.
Het vermaan van J. Pasco kan ons wel nog niet geheel en gansch gerust stellen. 't Betaamt in de woordenboeken, tusschen haakjes de woorden van denzelfden wortel, in de verwante talen, aan te duiden. 't Betaamt in de spraakkunst eener taal de geschiedenis der spraakverschijnsels te vermelden, en de valsche regels van den ouden slenter door de nieuw ontdekte taalwetten te vervangen. Betaamt het nog verder te gaan, en eigenlijke handboeken
| |
| |
van taalwetenschap voor het middelbaar onderwijs op te stellen? Wij denken dat de tijd daartoe nog niet gekomen is, en dat de spraakwetenschap veel te moeilijk is, en nog te veel van leering en stelsels verwisselt en verwandelt om in de middelbare scholen onderwezen te worden.
Het is dus onmogelijk, de eischen der wetenschap te voldoen en terzelfder tijde voor de jeugd vatbaar te blijven. 't Is ook zonderling het Vlaamsch met het Grieksch en het Latijn te vergelijken: wilde schrijver eene Germaansche taal onderzoeken, hij moest eene oude Germaansche taal nevens het Grieksch en het Latijn ten berde brengen.
Bl. 9: ‘De éénlettergrepige talen zijn die, waarin ieder woord uit niet meer dan ééne lettergreep bestaat: zoodanig is de chineesche taal.’
Het Chineesch is van zijnen aard niet éénlettergrepig, aangezien het oud Chineesch niet éénlettergrepig was. Daarmede valt de vormkundige verdeeling der talen in duigen.
Bl. 12. In de tafel der Arische talen staat het Oud-Nederlandsch aangeteekend. Schrijver zou ons aangenaam zijn, wilde hij ons met het Oud-Nederlandsch nader bekend maken. Onze bescheiden meening is, dat het Nederlandsch uit de tongvallen der Saksen, Franken en Friezen gesproten is en niet uit het Oud-Nederlandsch.
Bl. 13. Wie zou er voor het schrijfdraadwezen nog met het stelsel van Chappe durven voor den dag komen? Leest en oordeelt: ‘De Gotische taal mag aanzien worden als de stammoeder der andere Nederduitsche talen.’ Vond men die zinsnede in een werk der verleden eeuwe, men zou er niet over verwonderd staan.
Hulde brengende aan de werkzaamheid van den schrijver, beklagen wij dat wij nergens, beneden de bladzijden, de werken der hedendaagsche Duitsche, Fransche en Nederlandsche taalmeesters vinden aangestipt.
Brussel.
X.
De groene Schuimers of onze vaderen in den vreemde, geschiedkundig verhaal uit den tijd der kruistochten, door A. Walgrave. Boekdeel van 164 bladzijden in-8o. Prijs fr. 1,50; voor prijsuitdeelingen en bij getallen, groote prijsvermindering. Gent, A. Siffer.
Het bevat de wondere lotgevallen van drie Vlaamsche helden die van kooplieden-zeeroovers, als zij waren, tot het leger der kruisvaarders overgingen. Men volgt er die onversaagde bekeerlingen met Godfried van Bouillon en anderen door Celicië, Syrië en Palestina; men deelt er in hunne gevarentheden vóór en in Antiochië, te Jeruzalem, in den slag van Ascalon, voor Sidon enz.; men ziet er in hoe zij gevangen werden, los geraakten en zegepraalden, nu door list, dan door geweld. Bijzonder duidelijk wordt
| |
| |
het er in bewezen hoe Vlamingen en Brabanders, daar gelijk altijd en overal, aan het hoofd der dapperen stonden en vooral hoe zij door wijzen overleg en taal geduld, ja, edelmoedigheid en opoffering, boven alle volkeren, en bijzonderlijk boven de Franschen, uitstaken.
In een woord, wij twijfelen er niet aan of de schrijver heeft ten volle het doel bereikt, dat hij zich heeft voorgesteld, te weten: aan onze Vlaamsche lezers een oorspronkelijk werk aan te bieden dat niet alleen eene deugdelijke belooning zal zijn voor de leerlingen der hoogste klassen onzer lagere scholen, voor de bekroonden onzer kostscholen en colleges, maar dat zelfs in onze boekerijen en Vlaamsche burgergezinnen ten hoogste zal welkom wezen en er met vrucht en genoegen zal gelezen worden.
Een professor van Rhetorika wel bekend met de vroegere schriften van Mr Walgrave, zijne Legenden en verhalen, Zedenschetsen en karaktertrekken en zijne bijdragen in Rond den Heerd, Het Belfort en andere Kunst- en Letterbladen, zegde ons: ‘Wat van daar komt is ons altijd eene zekere waarborg van zuiveren godsdienstzin, strenge zedelijkheid, warme vaderlandsliefde; die schrijver blijft, daarenboven, altijd in zijne verhalen de onvervalschte geschiedenis zoo getrouw mogelijk, terwijl hij door een boeienden en echt Vlaamschen verhaaltrant zijne werken even aantrekkelijk als nuttig weet te maken. Kortom, besloot hij, ik kan aan mijne leerlingen niet te veel de lezing zulker gewrochtjes aanbevelen.’
Het Davidsfonds geeft ook eerstdaags van Mr Walgrave uit: ‘Gebroeders’ een zedenverhaal, met lof door de keuringcommissie aanbevolen.
Madelghijs' Kintsheit, al de gekende fragmenten critisch uitgegeven en vergeleken met het Duitsche handschrift, door Jhr. Mr. N. de Pauw. Uitgave der K. Vl. Academie, schoon boekdeel in gr.-8o van 208 bladz. Prïjs fr. 2,50. Gent, A. Siffer.
De roman van Malegijs of Madelghys, in verband met dien der Vier Heymanskinderen, is een werk dat grooten opgang genoten heeft in de middeleeuwen. Hij kenschetst ten volle den tijd, waarin hij geboren is: van den eenen kant verval der ridderpoëzie en van den anderen kant opkomst van nieuwe gedachten, welke weldra de burgerij tot het aanzijn zullen roepen. De toon er van is lustig en bijtend, min nochtans dan in Reinaert de Vos.
Mr de Pauw heeft bij den Nederlandschen tekst den Duitschen tekst gevoegd van 9 fragmenten die berusten in de bibliotheeken van Heidelberg, Gent, Leiden en van M. Rosenthals te Munchen. Dit verdienstelijk werk, dat later volledigd zal worden met eene inleiding en eene verklarende woordenlijst, is prachtig gedrukt, zooals overigens al de werken der Vlaamsche Academie, en opgeluisterd met 4 fac-simile's van 4 verschillige fragmenten.
| |
| |
De onvermoeibare werker Jhr de Pauw, die dezer dagen het belangrijk werk Obituaire de l'Eglise St.-Jean à Gand uitgaf en eene studie over Hendrik van Gent, den doctor solemnis, bezorgt thans met M. Gailliard de uitgave van Dit is die Istory van Troyen van Jacob van Maerlant.
Leven van pater Damiaan, Apostel der melaatschen van Molokaï, door R. Butaye, S.J. Brugge, 1890, 8o. Prijs fr. 1,00.
In den laatsten tijd is er veel geschreven over den apostel der Melaatschen, dien België, van oudsher zoo vruchtbaar in helden van liefdadigheid en broederliefde, de eer heeft onder zijne kinderen te tellen. Geen tijdschrift van eenig belang, zoowel door vrijdenkers als door christenen opgesteld, of het verkondigde de weergalooze zelfsopoffering, den kloeken moed, de onmetelijke verdienste van den nederigen priester, die uit liefde voor den lijdenden en hulpeloozen medemensch zich vrijwillig overgaf aan de ellendigste en afschuwelijkste der ziekten, en aan den dood.
't Is het leven van dien voorbeeldigen man, dat door den eerw. pater Butaye beschreven is in een boek van 246 bladzijden, vervuld met belangwekkende bijzonderheden aangaande de streken, waar de leprozen gevestigd zijn, met treffende natuurbeschrijvingen, lezenswaardige schetsen der zeden en gewoonten van het volk der Sandwich-eilanden, met grondige en gepaste opmerkingen, alles geschreven in eene duidelijke, nette taal. Indien wij daarbij voegen dat de uitgevers gezorgd hebben voor goed papier en klare letter, en hier en daar eene plaat de lezing opheldert, dan meenen wij genoeg ter aanbeveling van het boek gezegd te hebben. Het kan dienen voor de Volksbibliotheek en voor het huisgezin, en zal, in handen der jeugd gesteld bij de naderende prijsdeelingen, grooten en kleinen een volkomen denkbeeld kunnen geven van hetgeen de christelijke liefdadigheid, welke niet werkt om ijdelen roem, noch voor geld of goed, maar alleenlijk uit liefde tot God, nog altijd te weeg kan brengen.
D.
Bibliographie nationale, 2e deel, 4e aflevering. - Hoewel aan dit werk tamelijk veel zorg wordt besteed, is het niet vrij gebleven van misslagen, en verre van volledig. Vele titels zijn onnauwkeurig afgeschreven, gelijk uit de volgende staaltjes mag blijken:
Heymans. Sermoenen tot de voorbereiding der H. Sacramenten, wat zeer gebrekkig is. Het boek draagt tot titel: Sermoenen van voorbereiding tot het weerdig ontvangen der H. Sacramenten.
Carron: De kunst om alles wat ons omringt gelukkig te maken; het vervolg van den titel bleef in de pen van den afschrijver: Korte verhandeling om onzen aerd en inborst te leeren regelen.
Zóo zijn er met dozijnen onvolledig of gebrekkig afgeschreven titels.
| |
| |
Bij Delecourt wordt niet gewezen naar van den Hove, wat te meer noodig was, daar verscheidene schriften van dien geleerde enkel met de Vlaamsche overzetting van zijnen naam verschenen.
Hulpiau, priester, vertaalde nog, onder andere: De H. Aloysius van Gonzaga (1856), en bij meer dan éen titel hadde wel mogen de bemerking gesteld worden, dat de er op voorkomende naam niet die is van den schrijver.
De Lathouwer, onder andere, verschijnt in de Bibliographie als opsteller van Het Belgische Kruidboek, hoewel geheel dit werk werd geschreven door Ed. Degerickx, deels op notas, deels op dictaat van den eerstgenoemde. De vorm van een schrift is toch ook iets van belang, en 't is, dunkt ons, niet volstrekt noodzakelijk taal- en letterkundige kennissen toe te schrijven aan personen, die deze teenemale misten.
A.
Kon. Vl. Academie. - Op het dagorde der zitting, welke de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie woensdag 18 Juni hebben gehouden, kwam voor: eene mededeeling van jonkheer Napoleon de Pauw over een nieuw fragment van Reinart de Vos.
Er werd beslist dit stuk, alsook een merkwaardig verslag, door den heer Th. Coopman opgemaakt, over het leveren eener Nederlandsche bloemlezing, in de Verslagen te doen drukken.
- Dr Guido Gezelle en Florimond van Duyse zijn briefwisselende leden benoemd van de Maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden.
- Het gerucht loopt, dat de heer Minister, in plaats van een leeraar te benoemen voor den Vlaamschen leergang bij de Gentsche Hoogeschool, zich zou bepalen bij eenen chargé de cours. Wederom halve maatregel, die het goede, dat te verwezenlijken is, in zijn ei zal dooden; zit er misschien een bedekte vijand achter de schermen, die zich het genoegen bereidt later te kunnen zeggen: zie den uitslag, de vragen der Flaminganten zijn uitzinnig en niet waard dat men er zich om bekreune...?
Richt men een vasten leerstoel op, dan alleen mag men op bekwame mannen voor dit ambt rekenen; bestaat er voor het oogenblik geene toga, dat men zich verbinde er eene aan de Wetgeving te vragen, gelijk het overigens noodig zal zijn voor de andere nieuwe leergangen, gestemd in de laatste wet over het hooger onderwijs.
Volksvertegenwoordigers van Gent, een oog in 't zeil a.u. bl., anders komt afkeuring van het Gouvernement in al de Vlaamsche provinciën des lands.
|
|