Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |||||||||||||
Driemaandelijksch Overzicht.Kunst en letteren.Mahomet. - Het treurspel Mahomet van H. de Bornier, sedert zoo lang aangekondigd, mag in Frankrijk, bij besluit van den ministerraad, niet vertoond worden. Het werd in den Correspondant van 10 April laatstleden gedruktGa naar voetnoot(1). Gij zult hier alles vinden wat u een treurspel met belang doet lezen en op de toeschouwers een diepen indruk zou maken; maar ge zoudt teleurgesteld zijn moest gij u aan de vurige inspraak, de ingewikkelde en hoogst belangwekkende handeling, de grootsche bezieling der karakters van de Fille de Roland verwachten. Het eerste bedrijf speelt in 't huis vaa Khadidja, de eerste vrouw van Mahomet. - De hoofdman van Mekka, Abou-Becker, wordt met zijn gevolg in 't huis van Khadidja ten feestmale ontvangen. Onder de dischgenooten vindt ge een Jood, een Christen, en heidenen van Arabië; er wordt gesproken van Mahomet die daar ook te voorschijn komt en zijne hemelsche zending openbaart. Terwijl de heidenen met het aanbreken van den dag hunne afgoden aanbidden, wordt Mahomet door zijnen vriend, den christen Georgios, te vergeefs aangewakkerd om Arabië tot het christendom te bekeeren. - Mahomet verwenscht de afgoden en hun tempel wordt door den bliksem vernield. - Khadidja, die ziek was, sterft en Mahomet wordt door zijne stervende vrouw en door Georgios tegen de vrouwen gewaarschuwd. In het tweede bedrijf vluchten de Joden voor de Mahometanen in de woestijn. Sofia, eene Joodsche prophetes, blijft om de Joden te wreken en zit in de puinen van een christen klooster verborgen. Hafsa, vrouw van Mahomet, verwijt den Propheet zijne liefde | |||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||
voor Ayesha, zijne tweede vrouw. Mahomet spreekt met Safwan, den gewezen bruidegom van Ayesha, en verneemt van hem dat hij aan zijne liefde voor Ayesha heeft verzaakt. Alleenspraak van Mahomet, die Christus aan het kruis beschouwt en van hem afgunstig is. - Sofia heeft alles bespeurd: ze komt te voorschijn; de Arabiërs willen haar dooden. Mahomet spaart ze en neemt ze tot huisvrouw. Het derde bedrijf vertoont ons het huis van Mahomet, die slaapt en droomt van Safwan en Ayesha. Hafsa komt binnengeslopen en wil den Propheet dooden. Sofia heeft wat beters uitgevonden; zij zal het hert van Mahomet treffen en hem de liefde, die tusschen Ayesha en Safwan moet bestaan, bekend maken. - Mahomet, door zijn droom ontsteld, doet Ayesha roepen en wordt wederom gerust gesteld. - Er wordt een krijgsraad gehouden: de Mahometanen zullen ten strijde trekken tegen de christenen, die met een ontzaglijk leger opkomen. Liefdebetrekkingen tusschen Safwan en Ayesha: Sofia heeft alles afgeloerd. Vierde bedrijf Mahomet keert zegepralend weder. De afgunstige Hafsa en haar broeder Hassan beschuldigen Ayesha voor Mahomet en gansch het leger. De Propheet hecht geen geloof aan hunne woorden. Vrijwillige dood van Hassan en Hafsa. Alleenspraak van Mahomet door afgunst gekwollen. Sofia komt de beschuldiging van Hafsa bevestigen. In 't vijfde bedrijf doet Mahomet vergift bereiden, Safwan en Ayesha roepen. Safwan bekent dat hij Ayesha bemint, maar geen overspel heeft bedreven. Mahomet wil Safwan het vergift doen drinken, maar Ayesha komt er tusschen, verwijt Mahomet dat hij geen groote Propheet is, ver beneden Christus staat en de vrouw heeft vernederd. Mahomet staat als aan den grond genageld... Eindelijk komt hij tot een besluit: Abou-Becker wordt tot opvolger van Mahomet aangesteld; Mahomet drinkt zelf den vergiftigden beker, schenkt aan allen vergiffenis en nadert tot zijne grafstede, die sedert lang bereid was... Hier is het einde: (Il se rapproche du tombeau.)
Hélas! de quelque nom que l'avenir me nomme,
Je rêvais d'être un Dieu... C'est assez d'être un homme!
(Il arrive au tombeau et y pose la tête au milieu des drapeaux qui le couvrent.)
Abou-Becker
Avant que s'ouvre au ciel la porte où tu frappas,
Prophète, nous voulons baiser tes derniers pas!
(Il se jette à genoux, ainsi que la foule, en baisant la trace de Mahomet.)
Adieu! va faire luire, entre les bleus pilastres
Du firmament, tes yeux mortels changés en astres!
Qu'en rayons éternels ton nom y soit écrit!
Gloire à Dieu! Gloire à toi, Mahomet!
| |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
(La foule repète le nom de Mahomet en tendant les mains vers lui.)
Mahomet (relevant la tête avant d'expirer
et regardant vaguement vers le ciel.)
Jésus-Christ!
Multatuli. - Men twist nog gedurig in Nederland over eene bijdrage van Dr Swart Abrahamsz, die in 1888 in de Gids verscheen. Men weet dat deze schrijver al de begaafdheden, werken en gevaren van Multatuli door eene zenuwkwaal, met lieflijken naam neurasthenie geheeten, poogde te verklaren. Een voorbeeld. Douwes Dekker heeft gemeend dat het postbestier zijne brieven opende. Voor Dr. Swart was dit een verschijnsel van vervolgingswaan. Welnu, onlangs verscheen het eerste deel der Brieven van C. Busken Huet. Deze schrijft aan Multatuli: ‘... Het postgeheim wordt ten aanzien van onze korrespondentie zoo blijkbaar geschonden, - althans ik ben zoo weinig zeker dat het niet geschonden wordt, dat...’ Busken Huet andere middels van briefwisseling moest gebruiken. Aldus zullen al de bewijzen van Dr Swart in duigen vallen.
P. Longhaye. - De eerw. pater Longhaye heeft eene tweede uitgave van zijn merkweerdig werk over de letterkunde in 't licht gezonden. Hij houdt rekening van de werken, die sedert de eerste uitgaaf zijner Théorie des belles-Lettres verschenen zijn en ontwikkelt het onderwerp, door de volgende duidelijke benaming weergegeven: l'Ame et les choses dans la parole.
Muurschildering. - E.H. Gabriel van den Gheyn, die als oudheidkenner reeds eenen naam verworven heeft en zich bijzonderlijk op het vak der muurschildering toelegt, heeft in de belangrijke Dietsche Warande, nrs 1 en 2 van dit jaar, een schoonen dietschen opstel over het schilderen der kerken geschreven. Leest het slot, dat luidt als volgt: ‘De meeste zorg der middeleeuwsche kunstenaren is: het schijnbeeld te vermijden, en aan de muren hun aanzien van platte en doffe oppervlakten te behouden. Daarbij komt dat zij in al hunne fresco's meer naar eene getrouwe uitdrukking van het gevoel en eene kinderlijke en keurige uitvoering der figuren, dan naar eene volmaakte wedergeving der natuur streven... De kleinste bijzonderheid werd met dezelfde zorg geschilderd als de bijzonderste “personnage” en ontving evenveel licht, zegt Violet-le-duc... Ziedaar waarom wij nooit zullen ophouden de schilders aan te wakkeren, de kostelijke overblijfsels, die door het toeval in België hier en daar ontdekt worden, te verzamelen. Niet dat wij deze schilderingen onder alle opzichten als volmaakt beschouwen; maar enkel omdat zij, volgens ons, het best aan de | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
ware grondbeginselen der kunst beantwoorden. Zij zijn ook geroepen om een schat van modellen en eene bron van denkbeelden te worden. In een woord: daar is de eenige en onveranderlijke regel der kerkelijke “polychromie” te vinden.’
L. Gautier. - L. Gautier heeft, zonder het te weten, veel in Vlaanderen medegeholpen om de gedachten der jeugd in een goeden zin te wijzigen. 't Waren de vlaamschgezinde studenten die liefst zijne werken lazen en de verschijning van eene nieuwe verzameling portretten was eene blijde gebeurtenis in de weetgierige en letterminnende collegewereld. Of de zaken nu nog alzoo staan, weten wij niet: toch kunnen wij onze jeugdige lezers een nieuw werk bekend maken, te weten: Portraits du 17e siècle. Het verscheen bij Didier-Perrin te Parijs ten prijze van 3,50. De 17e eeuw: Bossuet, Fenelon, La Fontaine, Boileau enz. beoordeeld door L. Gautier, dat is hoogst belangwekkend.
Onze Letterkunde in de Zestiende Eeuw. - In eene geleerde bijdrage ontleedt en beoordeelt P. Alberdingk Thijm het merkweerdig werk van Dr Kalff: Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de zestiende eeuw. Wij mogen besluiten dat Dr Kalff met veel onpartijdigheid en bevoegdheid, de hervorming, de herboorte, onze letteren van die tijden heeft besproken (Dietsche Warande '90 no 3).
Benoit en Huberti. - Leest wat het Engelsch geleerd weekblad the Academy mededeelt nopens onze Vlaamsche kunstenaars te Londen. Wij laten de beoordeeling onvertaald om ze in niets te schenden: ‘As a rule, music written in connexion with the stage suffers when torn from its surroundings; and it is highly probable that these movements are not placed in the most favourable light on the concert platform. But as they were given with the composer's sanction, and indeed under his direction, his work may be judged from an abstract point of view. M. Benoit is a musician whose spirit has been stirred within him by the brilliant orchestration of Berlioz and by the powerful musicdramas of Wagner. Fine sounds, however, do not make fine music; and form, unless quickened by genius, is meaningless. M. Benoit's intentions are of the best, but his discernment does not keep pace with his diseres. In the ‘Charlotte Corday' suite, one meets with passages of merit, but the interest is not sustained. Indeed, the composer achieves success in inverse ratio to his efforts; hence the simple “Idyll” and the “Ball” scene are more satisfactory than the Overture and the Finale, which are meant to be dramatic, but are only melodramatic. The programme included songs by M. Huberti, another Belgian composer. “Le Minnezanger” has a picturesque orchestral accompaniment; but two other songs | |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
proved, in spite of some good ideas, exaggerated in sentiment.’ (nr van 5 April 1890).
Sainte-Beuve. - Wie heeft Sainte-Beuve als oordeelkundige niet bewonderd en gesmaakt? In de aflevering van Maart, van het Magasin littéraire, staat er van den man een beeld of conterfeitsel geteekend, dat niet al te vleiend is. Wat peist Sainte-Beuve van de letterkundige keuring? Hij heeft het zelf getuigd: ‘Zij bestaat hierin, alles te zeggen dat ons te binnen komt: zij bestaat in niets anders.’ De gebroeders de Goncourt getuigen van Sainte-Beuve, hunnen vriend: ‘Als ik Sainte-Beuve met zijne korte zinsneden eenen doode hoor aanraken, schijnt het mij de mieren te zien, die op een lijk vallen: een roemrijke naam is in tien minuten kant en klaar gemaakt en er blijft van den vermaarden heer niets over dan een geraamte!’
Cicero. - Bij Brill, te Leiden, en Peeters, te Leuven, heeft Em. Spanoghe een zeer geprezen werk uitgegeven ter keuring van den tekst van Cicero: Emendationes Tullianoe.
Guffens en Swerts. - Max Rooses schreef in de Vlaamsche School bl. 71 en volgende eene schoone bijdrage over de twee vermaarde Vlaamsche schilders: Godfried Guffens en Jan Swerts. ‘Guffens en Swerts hebben zich de Duitsche meesters tot model gekozen; uit eigen aard en door de studie dezer voorgangers is hunne schildering doordrongen van spiritualism; het lichaam en de draperijen blijven immer een soort van abstractie, de geest en dezes uitingen door gelaat, gebaarden, houding blijven overheerschend. Op die wijze wordt elke daad geïdealiseerd en draagt den stempel harer moreele beteekenis. Het algemeen schoone, het veredelende en verhevene treedt op den voorgrond, de wanklanken worden tot zwijgen gebracht of worden dissonanten, die de bekoorlijkheid der algemeene harmonie verhoogen.’
Zola. - Zola munt uit in de Pedanterie des Schmùtzes: hij heeft wederom 400 bladzijden met beschrijvingen van moorden en ontuchtigheid beklad, en hij heet dat: la Bête humaine. De akelige gebeurtenissen vallen voor op den spoorweg van Parijs naar Haver. Zola stapt over alle regels en wentelt wetens en willens in het slijk. 't Is een groote, maar een slordige dichter, die alles in 't zwart ziet en enkel afschuwelijke en monsterachtige dingen gadeslaat en schildert. | |||||||||||||
Wetenschappen.Tacitus. - De zucht om als onecht te verklaren wat door iedereen wordt aangenomen en geprezen, is nog niet voldaan: | |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
menige verlichte en vooruitstrevende oordeelkundige spot met onze eenvoudigheid omdat wij het bestaan van Shakespeare aanveerden. Tacitus spreekt in 't 15e boek zijner Annales van de kerkvervolging van Nero: dat is een schelmstuk dat hij zal uitboeten bij de groote geleerden der 19e eeuw. Tacitus heeft deze weergalooze meesterstukken in die gespierde taal niet gebeiteld. Tacitus heeft nooit een woord geschreven. 't Is Poggio Bracciolini, die in de 15e eeuw de handschriften van Tacitus heeft gemaakt en naar het voorbeeld van oude handvesten nagebootst. Twijfelt gij een oogenblik, leest het bewijs bij Hochart: de l'authenticité des Annales et des Histoires de Tacite, Parijs, 1890. Jammer is 't voor Hochart's stelsel, dat men gemakkelijk nagemaakte handschriften uit oude en echte kan erkennen, en dat deze van Tacitus van dit laatste slag zijn. De Nederlandsche Spectator, die de zaak in 't lang en 't breed bespreekt, drukt deze schoone getuigenis: ‘Doch erger is het... dat Hochart... tracht te bewijzen hoe weinig de geestelijkheid voor de instandhouding der classieke letterkunde zou hebben gedaan, en zich laat verleiden tot de grofste onbillijkheid ten opzichte van de onschatbare diensten door de middeleeuwsche kloosters aan de wetenschap bewezen. Het wordt werkelijk hoog tijd, dat zulke verkeerde voorstellingen voor goed onmogelijk worden, en men in plaats van zich over inepti monachi vroolijk te maken, liever erkent hoeveel reden tot dankbaarheid men jegens die vlijtige, en volstrekt niet altijd onkundige librarii heeft, die ons zulke schatten hebben bewaard. Om dit te erkennen is waarlijk geene groote kennis van het geestelijk leven dier dagen noodig. Men neme slechts de uitgebreide, en toch nog uit den aard der zaak zoo onvolledige lijst van middeleeuwsche bibliotheekscatalogi ter hand, welke Gustav Becker heeft uitgegeven, om onmiddelijk tot beter inzicht te komen, en te begrijpen, dat onze wetenschap zeer groote verplichtingen heeft aan die centra van beschaving en geleerdheid.’ (Nr van 7 Juni 1890.)
Oude Almanakken. - Dr Oskar Sommer zal eene nieuwe uitgaaf bezorgen van den ouden almanak: The kalendar of Shepheardes. Deze oude almanak in Engelsch-Schotsch-Gallische taal opgesteld, werd voor de eerste maal in 1503 te Parijs gedrukt. Deze uitgaaf werd in 1812 voor 4650 fr. verkocht. De oudste Fransche uitgaaf dagteekent van 1493 en verscheen onder de hoofding: Compost et Kalendrier des Bergiers. Wie geeft er bescheed over de Vlaamsche schapersalmanakken? Weet Biekorf daar iets af? | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
Fransche blaai. - De Fransche tijdschriften en de Fransche bladen gaven over tijd eenen opstel over den eeredienst aan het kruis bewezen vóor de komst van Christus. Ansault had in alle landen en bij alle heidensche volkeren de vereering van het kruis als een teeken van zaligheid ontdekt. Mgr de Harlez heeft in korte bladzijden bewezen dat Ansault overal in strijd is met de wetenschap en dat hij vele teekens als kruisen aanzien en beschreven heeft, waar er geen spoor van kruis te vinden is. Ansault was o.a. bij Revillout gegaan in den Louvre, en daar op den merkweerdigen steen van Rosette zag hij den naam πτολεμαῖος σωτηρ weergegeven door Ptolemeus†. Ge kunt denken hoe hij in geestdrift losbarst. Wat schitterend bewijs! De naam: zaligmaker, verbeeld door een kruis!... Eilaas!... Ansault was door zijnen geestdrift zoodanig bedwelmd dat hij niet onderzocht heeft dat dit kruis in de taal der Egyptische bediedteekens 1o een hamer is en niet een kruis, 2o dat het niet zaligmaker, maar verbrijzelaar, wreker beteekent. De Grieksche naam σωτηρ was een heilige naam en de Egyptenaars hebben dien gewijden naam door een anderen gewijden naam hunner taal overgezet. (Miscellanées, no 2.)
Jaarboek. - Er bestaat eene beklagensweerdige gewoonte onder de Vlamingen uitsluitelijk, wat wetenschap aangaat, Fransche boeken te koopen. Koopt Noordnederlandsche zoolang er bij ons geene Dietsche werken verschijnen: die gading hebben kunnen in 't Noorden zeer schoone en welopgestelde boeken verkrijgen over natuurkunde. Wij hebben 't ondervonden: wij hebben een uitmuntend werk over electriciteit of barnsteenkracht gekocht: een Vlaamsche ambachtsman leest en bezigt het op zijn gemak: tot dan toe was hij belet dat vak te onderzoeken, tot hetwelk hij door zijne liefhebberij getrokken was. En nog, eer wij Fransche werken koopen, zouden wij ons Engelsche en Duitsche moeten verschaffen om door de kennis der Germaansche vakwoorden de zaak onzer Dietsche wetenschappelijke taal te bevorderen. Bij Herder, te Freiburg, komt er jaarlijks een nuttig werk uit, te weten: Jahrbuch der Naturwissenschaften. Het doet den jaarlijkschen voortgang kennen in al de natuurlijke wetenschappen.
De kaart van Peutinger. - Dr Konrad Miller van Stuttgart heeft bij Maïer te Ravensburg, ten prijze van zes Mark, de kaart van Peutinger uitgegeven. 't Is eene gelijkende, gekleurde afprent, op de twee derde der wezenlijke grootte, vergezeld van een boek, geschied- en oudheidskundigen uitleg der beroemde wereldkaart | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
der IVe eeuw. Bericht aan de Vlaamsche liefhebbers van geschiedenis. (Musé, no 2.)
Een Codex. - Een Grieksche rechter te Cyprus, de heer Papadopulos, ontdekte over eenige jaren, in eene boekenzaal te Damascus, een uncialen Codex van den Bijbel en den Herder van Hermas. Thans is het handschrift verdwenen. Verging het, slachtoffer van de dweepzucht der Turken?
Boekdrukkunst. - 't Is genoeg geweten dat de priesters altijd de hevigste vijanden geweest zijn van vooruitgang en wetenschap! Zoo hebben zij in den beginne de boekdrukkunst bestreden.... met zonderlinge wapens! Zij hebben in alle landen als de eerste boekprenters uitgemunt en de onpartijdige geschiedenis bevestigt met een feestschrift van het jubelvieren der Hoogeschool van Heidelberg: ‘Het is eene valsche bewering, waarvan de uitvinding aan Erasmus en zijne aanhangers moet worden toegeschreven, dat de ordensgeestelijkheid de gezworen vijand van alle uitbreiding der wetenschap door de drukkunst was.’ Fr. Falk doet in de 1e en 2e afl. der geleerde Dietsche Warande een groot getal priesters en paters kennen, die vóor 1520 als boekdrukkers werkzaam waren. In eene bijlage van den kundigen Edw. van Even lezen wij: ‘Reeds vóor 1450 werd er in België gedrukt op platen in hout, metaal of steen. Eene oorkonde, door ons ontdekt, in de archieven der Priorij van Onze Lieve Vrouwe-Troon, welke vroeger in de nabijheid van Grobbendonk bestond, laat hieromtrent geen twijfel over.’
Hoogescholen. - Het werk van L. Leger, Histoire de l'Autriche-Hongrie is niet zonder belang voor ons, omdat het den taalstrijd van kleine volksstammen afschildert. Het Tjeeksch, dat in 't begin van deze eeuw bijna uitgestorven was, dat Dobrowsky, de stichter der Slavische philologie, ook dood achtte, heeft nu zijn Hoogeschool. Te Agram bloeit de Croatische Universiteit. De Polakken zelven, de zoo vervolgde Polakken, hebben hunne Poolsche Hoogeschool te Krakau. De Vlamingen staan gelijk met de Ieren: gelijk dezen met eenen leerstoel van Ierlandsch te Dublin gepaaid worden, zoo ook verkrijgen de Vlamingen eenige arme Vlaamsche leergangen.... met meer moeite nog dan de Ieren.
Brugge. - Bij Gärtner, te Berlijn, ten prijze van 3 M. 60 Pf. verscheen het volgend werk van W. Stein: Die Genossenschaft der Deutschen Kaufleute zu Brügge in Flandern. Bericht aan de Vlaamsche oudheidkenners. | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
Stamgenooten in den Vreemde. - De afdeeling van Ceylon der Royal Asiatic Society gaf onlangs haar boekdeel X, no 35 uit. Het bevat de inneming van Trincomalee door de Nederlanders in 1639, en geeft de beschrijving van Ceylon door een Vlaamschen geneesheer in 1687-89.
Natuurkunde. - Leest in de Rev. des Quest. Scientifiques van 20 April laatsleden eene prachtige bijdrage van Folie over den Duitschen natuurkenner Clausius. Daarin wordt er getoond hoe de wetten der warmte, gesteund op ondervinding en cijfers, bewijzen dat de wereld eens begonnen heeft en dat hij ook noodzakelijk moet eindigen.
Troja. - Wij houden er aan onze lezers in te lichten wegens den twist tusschen Schliemann en Bötticher. Hoe staan de zaken nu? Uit eene bijdrage der Kunst Kronik, een Duitsch blad, blijkt het dat er in Duitschland eene samenzwering bestond om Bötticher den mond te stoppen. In geen enkel wetenschappelijk blad kon hij een plaatsken vinden om zijn stelsel uit te leggen en tegen laffe beschuldigingen en vuige lastertaal op te komen. Schliemann ging zegepralen bij gebrek aan ernstig wetenschappelijk onderzoek. 't Is een geluk dat Bötticher in het Muséon van Leuven vrij en vrank zijne stem heeft mogen verheffen. Zijn er twee vraagstukken in 't spel? Heeft Schliemann de teekeningen zijner vondsten vervalscht? Heeft Schliemann steden of doodenheuvels blootgeleid? Wat het eerste betreft, de verdedigers van Schliemann beweren dat hij zijne plannen niet vervalscht heeft. Van zijnen kant zal Bötticher in 't kort een vlugschrift uitgeven om bekend te maken wat er te Hissarlik eigenlijk gebeurd is. Wat het tweede belangt, de verdedigers van Schliemann houden natuurlijk staan dat hij de puinhoopen eener stad ontdekt heeft. Zij bevestigen dat er geen spoor van vuur of asch te vinden is geweest. Maar Schliemann zelf heeft geschreven dat verschillige vaten witte asch inhielden, van verbrande beenderen voortkomend: zoodat Schliemann en zijne partijgangers elkander tegenspreken. (Muséon 90, no 3.) | |||||||||||||
Spraakwetenschap.Etrurisch. - Wat heeft men al niet gezweet om het Etrurisch t'huis te wijzen? Verleden jaar beweerde Dr. Daniel Brinton, hoogleeraar te Pensylvania, dat de Etruriërs met de volksstammen van Libya verwant waren. Zijn stelsel werd niet aanveerd. Nu heeft hij eene voordracht laten drukken, waarin hij laat verstaan | |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
dat de Etruriërs wel zouden kunnen in Italië aangeland zijn als de Libyërs in Egypte onder Menetaph II, 't jaar 1300 vóor Christus, verslagen werden. Hij vergelijkt de eigennamen die in Etrurië en Libyë bewaard zijn. In twee sponden drukt hij de lijst van Libysche mansnamen, die in den Johannis van Corippus staan, en daarnevens de Etrurische mansnamen van Corssen. Een voorbeeld van vergelijking: Het woord clan van de Etrurische grafschriften wordt door zoon vertaald: het komt van kel-an. Nu, in Libyë kel beteekent huishoud, deze die onder dezelfde tent wonen. Daarom moet het Etrurisch woord clan vertaald worden als volgt: van de familie van... In de Academy van 26 April '90 wordt al het bovenstaande door Robert Brown weerleid.
Waver. - De beteekenis van Waver, waveren is water, wateren zegt de Navorscher no 4, '90, bl. 210. De volgende plaatsen zouden hunne benaming aan dat woord ontleenen: Op der Waver te Utrecht in 1343, Waveren wijk van Amsterdam, Wavre in Brabant, Wavremont in Namen, enz. De Navorscher geeft geen bewijs van zijn gezegde: wie weet er nader bescheed over dat woord? Kenden wij het woord waver, het ware gemakkelijk de woorden: gaver, gavers uit te leggen, aangezien g = w een gekende en gemakkelijke stafwissel is.
Du Cange. - Het Latijnsch Glossarium van Du Cange is volledig en bij Welter te Parijs ten prijze van 80 fr. verkrijgbaar. Het Grieksch Glossarium wordt ook heruitgegeven: de eerste aflevering is bij Köbner te Breslau ten prijze van 9 M. '60 Pf. verschenen.
Zuidnederlandsche Taal- en Letterkundige Wetenschap. - De heer Willem de Vreese schreef in de 2e en 3e afl. van het Nederlandsch Museum (1890) eene bijdrage, waarin hij de grondbeginselen doet kennen, waarop de beoefenaar onzer middeleeuwsche letterkunde moet voortgaan. Wij deelen geheel en gansch in zijne meening. 't Is jammer nochtans dat die grondbeginselen in ons land nog moeten onderwezen worden, en dat wij zoo bitter weinig opstellen over bijzondere punten te lezen krijgen.
Dietsche vak- en kunstwoorden. - De Vlaamsche Academie heeft het inzicht, voor ieder vak, dat is voor ieder ambacht, voor ieder beroep, voor iedere wetenschap en elken tak daarvan, eerst eene afzonderlijke lijst van woorden uit te geven. Later, wanneer al de bronnen zouden verzameld zijn, ware het gemakkelijk het Algemeen Kunst- en Vakwoordenboek op te stellen. | |||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||
Voor ieder woord zal men het volgende opgeven:
Afleidkunde. - Wharton, van de Hoogeschool van Oxford, liet een opstel drukken: Latin consonant Laws. 't Is met zijn ‘Latin Vocalism’ en ‘Loan-Words in Latin’ de voorbereiding van zijn werk Etyma Latina dat onder druk is. In dit opstel is Wharton enkel bezig met de bijzonderheden, die Brugmann in zijnen Grundriss niet genoeg heeft toegelicht: waar versche gedachten te pas komen, waar Brugmann te haastig in de stelsels van andere taalgeleerden gedeeld heeft, en vooral waar hij te weinig rekening van de gouwspraken heeft gehouden. Goede hemel! waar gaan wij naar toe? Het classicism zelf is besmet met taalparticularisterij!!... Van al de Latijnsche schrijvers was Coesar alleen te Rome geboren. Als voorbeeld zijner navorschingen gelde het volgende: igitur beteekent: het is bijgevoegd, en staat voor *jigitur van *jugitur, eene aoristgedaante van jungitur.
Pehlevi. - In het Babylonian and Oriental Record verscheen eene bijdrage van Mgr de Harlez over den oorsprong en den aard van het Pehlevi.
Bortoensch. - Voor de beoefenaars der Keltische taalkunde melden wij het verschijnen der Chrestomathie Bretonne van Prof. Loth, te Rennes. Zij bevat Bortoensch, Welsch en Cornisch en geeft vooral voorbeelden van oud-, middel- en nieuwbortoensch. Zij sluit met een woordenboek.
Zuiverheid van Taal. - Wij lezen in den Nederlandschen Spectator van 14 Juni laatstleden: ‘Een goed woord werd op den 16 April jl. in de Vlaamsche Academie voor taal en letterkunde gesproken door den Gentschen rechter Mr Julius Obrie. Hij had het over zuiverheid van taal en hetgeen hij daarover voorlas en later drukken deed, is inderdaad zuiver geschreven... Hij gispt zijn Zuidnederlandsche landgenooten over hun gedacht voor gedachten, uitsluitelijk voor uitsluitend; over hun letterlijk vertalen uit het Fransch, zoo dat zij gewagen | |||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||
van: hij was van de eersten die, hij begaf zich terstond, voor hij ging of hij reed. Deze onzuiverheden worden vooral geweten aan den invloed van het verfranschte middelbaar onderwijs. Evenzeer echter, en met nog meer recht, spot Mr Obrie met den Noordnederlandschen gemeenteraad, welks meerderheid abattoir boven slachtplaats verkoos...’
Dierennamen. - De Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle drukt het volgende: ‘Onlangs werd in den Navorscher, door Roos die, thans te Kales verblijft, bepaalden uitleg gevraagd wegens de eigenzelvigheid van sommige vogelen, die op eene zelfde plaats onderscheiden benamingen dragen, bijzooverre dat de vogelkweekers zelven de eene soort met de andere verwarren. In het Belfort van April werd deswegen eenige opheldering gegeven, onder het uiten van den wensch dat de heer Samyn eens de dierkundige benamingen in Vlaanderen zou gelieven na te sporen. Die wensch zal geen zoogezegd “vrome” blijven; want deze ievervolle geleerde heeft reeds een plan daartoe ontworpen. Mochten wij aldra zijn Boek der Dierennamen naast zijn Kruidwoordenboek in ons rek bezitten.’
Taalkundige werken. - Verschenen: Bij Meijer te Leeuwarden, ten prijze van fl. 5: Altostfriesische Grammatik, van W.L. van Helten. Bij Trübner te Strassburg, ten prijze van 6 M.: Grundlagen des neuhochdeutschen Lautsystems, van K. Bahder. Bij Schöningh te Paderborn, ten prijze van 2 M. de aflevering: Lateinisch-Romanisches Wörterbuch, door Gustav Korting. Bij Fock le Leipzig, ten prijze van 1 M. 20 Pf: Imperativische Wortbildungen im Niederdeutschen, door R. Wossidlo. Bij Vandenhoeck te Göttingen, ten prijze van 4 M.: Zur Entwicklungsgeschichte des indogermanischen Verbalbaus, door H.D. Muller. Bij Kegan Paul te Londen, ten prijze van 9 Sh.: Introduction to the Science of Language, door A.H. Sayce. Bij Fock te Leipzig, ten prijze van 1 M.: Die reduplicierten Präterita in den Germanischen Sprachen, door R.E. Ottmann. Bij Welter te Parijs, ten prijze van 20 fr. het deel: Grammaire des Langues Romanes, door W. Meyer, vertaald door E. Rabiet. Het 1e der 3 deelen is verschenen. Bij Hirzel te Leipzig, ten prijze van 7 M. het 5e deel der Morphologische Untersuchungen auf dem Gebiete der Indo Germanischen Sprachen, door Osthoff en Brugmann.
S.P. |