Het Belfort. Jaargang 4
(1889)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 284]
| |||||||||||||||
Boekennieuws en kronijk.De Troebele Tijd. - Inval der Fransche Republiek in België. - Beloken Tijd. - Boerenkrijg. - Kerkvervolgin (1792-1799) door L. Mathot (van Ruckelingen). Antwerpen, A. de Koninckx, Gent, A. Siffer, 1889, 8o, 194 bl. Prijs fr. 1,50. Geen volk heeft meer te lijden gehad van eenigen nabuur dan de Vlamingen van de Franschen. Het zou een hoogst belangrijk, leerrijk boek zijn, dat de geschiedschrijver leveren zou, die het volledige tafereel zou ophangen van de vervolgingen, de aanvallen, de beleedigingen, de rampen en onheilen, die Vlaanderen vanwege den Zuiderbuur heeft moeten onderstaan, van de middeleeuwen af tot den zoogeheeten ‘Franschen tijd’. Alleen de verwoestingen, rooverijen en andere schanddaden door de legers van Lodewijk XIV in dit gewest vele jaren achtereen gepleegd, gaan alle denkbeeld te boven, en zijn talrijk genoeg om er een lijvig boek mede te vullen. In afwachting dat de geschiedschrijver opsta, die met onloochenbare oorkonden bewijst, hoe gegrond en natuurlijk de afkeer is van het Vlaamsche ras voor het Fransche - gevolg eener eeuwenlange ondervinding! - moet elke poging om de betrekkingen tusschen beide volken, ook slechts voor een beperkt tijdvak, in het licht te stellen, den Vlaamschen lezer welkom zijn. De Troebele Tijd is eigenlijk een vervolg op des heeren Mathot's werk: De Jacobijnen in België, in hetwelk hij den eersten inval der Sans-Culotten ten onzent beschrijft. Nu schetst hij ons de lotgevallen van België sedert 1794 tot aan de oprichting van het Consulaat, met al de aanslagen tegen het volkenrecht en tegen de persoonlijke vrijheid, met al de dwingelandij, de baldadigheden en de gruwelen, die in naam der beschaving, der vrijheid en broederlijkheid werden gepleegd.... Hoe het mogelijk is, dat er in ons land mannen zijn die het eeuwfeest vieren der Fransche Revolutie als de bron van volksontslaving en volksgeluk, wanneer juist die groote gebeurtenis het uitgangspunt is geweest van onmetelijke onheilen, rampen en volkswee, is alleen te verklaren door eenen diepgewortelden haat tegen het christendom, bij lieden, die niet weerstaan kunnen aan de pipe- | |||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||
rie des mots, aan den bluf en de snorkerijen, welke elken dag door de Fransche drukpers worden verspreid. Het boek des heeren Mathot verschijnt dus op het goede uur; het is nuttig en noodig den onbesuisden geestdrift te temperen van de parti de la France, welke ons zou willen doen knielen en juichen voor de mannen, die onze grootvaders hebben vervloekt en vermaledijd niet enkel als godsdiensthaters, maar ook als woestaards, volksverdrukkers en uitbuiters. Men leze de Troebele Tijd! 't Is niet enkel eene les van staatkundige geschiedenis, 't is ook eene leerrijke bladzijde uit de geschiedenis der beschaving, die bewijst hoe laag en diep een volk kan zinken van 't oogenblik dat het vollen teugel viert aan zijne drift naar overheersching en ijdele glorie, en dat het den godsdienst verloochent, zonder welken geene echte broederlijkheid en gelijkheid, geene zedelijke grootheid, bijgevolg geen stoffelijk welzijn en vooruitgang denkbaar zijn.
Eene bladzijde uit de geschiedenis der stad Nieupoort. - Nieupoort en zijne visscherij in de XVe eeuw. Het Beleg van 20-28 Juni 1489. De Dankprocessie van sint Jan, door Edw. Vlietinck. Oostende, Gent, A. Siffer, 1889, 8o, 132 bl. Prijs fr. 1,00. Er zijn in Vlaanderen weinige steedjes van derden rang, welke eene zoo belangwekkende geschiedenis hebben als Nieuwpoort. Het vroeg middeleeuwsche Sandhove, in 't Latijn Sandhauptum of Sandhoveta, of Sandeshoveta genoemd, werd niet verre van de zeekust gebouwd op eenen aanzienlijken duinheuvel. In de onmiddellijke nabijheid bevond zich Lombardsijde, oorspronkelijk eene zeehaven, die echter al vroeg verslijkte en onbruikbaar werd. Deze gebeurtenis, dagteekenende van de eerste helft der XIIe eeuw, was voor Nieuwpoort een zegen en de bron van eene schielijke ontwikkeling. De havenbewoners van Lombardsijde niet langer een bestaan hebbende in hun dorp, trokken met menigte naar de buurgemeente, vestigden daar hunne woonst en maakten op weinige jaren van 't nederige, vergeten Sandhove het bloeiende Nieuwpoort, dat reeds in 1163 de vrijheidskeure en de voorrechten eener stad verkreeg. Een belangrijke tak der Nieuwpoortsche nijverheid was de visscherij. De schrijver geeft ons, vooreerst, de beknopte geschiedenis dier visscherij in de XIe eeuw en meldt meteenen iets over den uitgebreiden vischandel, toen door de Nieuwpoortenaren gedreven. Dan schetst hij ons den toestand der stad gedurende de inlandsche beroerten onder Maximiliaan, den krijgstocht in het Westkwartier, het beleg van 20-28 Juni 1489 en de gevolgen dezer staatkundige gebeurtenissen. Andere hoofdstukken handelen over de wethouders, over de voorrechten der gemeente en de St.-Jansprocessie, welke godsdienstige plechtigheid nog telken jare gevierd wordt uit erkentenis jegens | |||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||
God, die haar van de Franschen had verlost, niettegenstaande deze getal, bij dat der belegerden vergeleken, ontzaglijk was. Deze Bladzijde doet naar meer verlangen. De heer Vlietinck is een vlijtige werker, die zijne bouwstoffen goed te behandelen weet. Hij heeft vele moeite gedaan om de verschillige behandelde punten toe te lichten, en gebruikt daartoe slechts geloofbare oorkonden: de rekeningen, charters en andere archiefstukken, die geene betwisting lijden. Hoe vele maanden hij zijn geduld geoefend heeft in de archieven van gemeente, kerk en staat, hoe vele honderden aanteekeningen hij heeft moeten verzamelen om zijn klein boek te kunnen opstellen, weten alleen zij, die ondervonden hebben wat er noodig is om eene monographie, gestaafd op vaste gronden, saam te brengen. Ja, deze Bladzijde doet naar meer verlangen: de volledige Geschiedenis van Nieuwpoort is nog te schrijven, en wij gelooven dat de heer Vlietinck de man is, die zulk werk tot een goed einde zou weten te brengen. Mocht hij er toe besluiten, wij willen hem verschillige in West-Vlaanderen onbekende bronnen aanduiden, welke hem voor zijnen arbeid van groot nut zouden zijn.
Studenten-gouwdagen te Heist-op-den-Berg, Gent, Dadizele en St.-Truiden. - De Vlaamsche taalstrijd zal niet ophouden bij gebrek aan kampers! Onze vijanden mogen nu, gelijk de Fransche vorst vóór den slag van Groeninge, zeggen: ‘het regent Vlamingen!’ De jeugd staat op, begeesterd en overtuigd, om, op het spoor der oudere strijders, hunne plaats te zoeken op bres en wallen, en voet voor voet den grond te heroveren, die aan het Vlaamsch gebied is ontrukt geworden. Plaats ontbreekt ons, om bijzonderheden mede te deelen over de vier gemelde gouwdagen, waar de vaderlandslievende jeugd van Antwerpen, Vlaanderen, Brabant en Limburg in bezielde redenen recht kwam eischen, misbruiken aanklagen, heilrijke voornemens bekend maken, rechtzinnige beloften afleggen. Het Belfort juicht om het werk der moedige jongelingen, die zich verheffen boven het vooroordeel en boven het misprijzen van enkelen, en hoog de banier des vaderlands opsteken. Het juicht over de stichting van Vlaamsche studentenkringen in al de gewesten des lands, maar raadt de jeugdige sprekers aan tot bedaardheid en kalme overweging bij het uiteenzetten der grieven. Voortvarendheid is het beste middel niet om te gelukken, en lichtzinnige beschuldiging nog minder. Er is stellig rekening te houden van hinderpalen, welke niet ineens kunnen uit den weg geruimd worden; en men heeft niet altijd het recht met den naam van ‘vijanden’ te bestempelen hen, die niet in éen omzien eenen ouden staat van zaken te niet doen. De Vlaamsche beweging is in de laatste jaren een stroom geworden, dien 't niemand gegeven is tegen te houden. Lang- | |||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||
zaam, maar zeker, gaan wij naar de zegepraal; edoch laten wij deze niet in gevaar brengen door het voorstellen van ontijdige ontwerpen, door middelen van geweld. Alzoo b.v. late men vooralsnu den eisch van Vlaamsche muziekscholen varen, om met meer kracht en klem te vragen dat het lager en het meeste deel van het middelbaar onderwijs, in Vlaanderen, Vlaamsch zij. Zang is, voor verreweg de meesten, liefhebberij, grondige kennis der moedertaal eene dagelijksche behoefte. Dit éerst! Als wij vast in onze schoenen zullen staan, zal 't loopen gemakkelijk zijn; anders - qui trop embrasse, manque le train....
De vroegere inrichting der maatschappij en de omwenteling van 1789, naar het werk van Taine, door L. Halleux, advocaat en gemeenteraadsheer. Brugge, Herreboudt-Claeys, 1889, 8o, 19 bl. Beknopt overzicht van de maatschappelijke inrichting vóor de Fransche revolutie, beschouwd van een louter Fransch standpunt, dus niet gansch toepasselijk op ons volk. Verscheidene punten, in dit schrift aangeraakt, kunnen eenigerwijze worden terecht gewezen. Alzoo, b.v., is het niet geheel juist te zeggen, dat de adel en de geestelijkheid van belastingen waren ontslagen en leefden buiten de algemeene wet. Gemelde standen genoten, ja, voorrechten, maar ook de werklieden bezaten de hunne: elke nering had voorrechten! In vele steden en gewesten van Frankrijk brachten adel en geestelijkheid hun aandeel in de algemeene belastingen op, gelijk zij voor gewone misdaden, naast den poorter en den werkman, terecht stonden. ‘De octrooien, verleend tot delging der stadsschulden (zoo schreef in 1666 de intendent van Bürgondië) moeten geestelijken, edelen en bevoorrechten treffen, anders brengen zij niets op. De gelijkheid, welke ik onder dat opzicht heb verkozen, en de krachtdadigheid, met welke ik de wet deed uitvoeren, zijn niet betwisbaar.’ Overigens, zoo er misbruiken bestonden, men poogde ze reeds 150 jaren vóor de Revolutie te keer te gaan. ‘De ontslaging in zake van belasting’ (schreef een ander Fransche intendent te midden der XVIIe eeuw) ‘is een misbruik, hetwelk men moet doen ophouden.’ Gezegde vrijdom was niet enkel voor de twee genoemde standen, maar ook voor zekere burgers; te Rennes betaalden in 1782 geene belastingen: de eerste voorzitter en de procureur-generaal van het Gerechtshof, de wapenlieden, de postmeester, de postkoerier, de bedienden der messagerieën enz.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||
‘De edelen (zegt Taine) bezaten eigene rechtbanken.’ Niet de edelen, maar de bezitters van een heerlijk domein, en onder deze waren ook burgers. De leenheerlijke justitie mocht men zeggen even goed als kwaad te zijn. Wie waren er de rechters? Bewoners der heerlijkheid, dikwijls buren van de betichten. Is het juist, te beweren dat de edellieden (lees nogmaals: de bezitters van heerlijkheden) recht hadden op belastingen? Waren 't eigenlijk al belastingen, welke door hen werden geïnd, ofwel rechten, klevende aan de door ben in leen gegevene gronden, dus, eenigerwijze, pachtrechten? Daarbij, deze belastingen, ingesteld bij de oorspronkelijke leenuitgifte, stonden op een bepaald, onveranderlijk cijfer; nu, daar dit cijfer aanvankelijk redelijk was, en, van den anderen kant, de waarde der munt elke eeuw verminderde, was de heerlijke belasting op het einde der XVIIIe eeuw eene nietigheid geworden. 't Zou overigens een schoon, nuttig werk zijn, de belastingen van het voormalige beheer eens te vergelijken met degene van de Republiek of van onze vrije XIXe eeuw, in Frankrijk of elders.... Wij houden ons overtuigd dat door zulk boek alléen vele schreeuwerijen van de stelselmatige afbrekers der vorige maatschappelijke inrichting tot zwijgen zouden gebracht zijn. Daargelaten deze kleine punten, mag het werkje des heeren Halleux beschouwd worden als een goed beknopt overzicht der Fransche maatschappij vóor het jaar 1789.
Le no 4 de la Place du Marais à Gand. Conférence donnée au Cercle Catholique le 1 mars 1889, par Emile Varenbergh. Gent, A. Siffer, 1889, in-8o, 33 bl. Prix fr. 0,50. Een aantal bijzonderheden over het lokaal, waar de Katholieke Kring alhier is gevestigd, sedert de XVe eeuw, vermengd met eenige historische beschouwingen over verscheidene bewoners van dit oude heerenhuis. Mogelijk is er hooger op te klimmen met de geschiedenis van het gebouw (in de eerste helft der XVIe eeuw gewoonlijk 't hof vander Kapelle geheeten), en zijn er nog andere bijzonderheden over voormalige eigenaren en pachters mede te deelen, maar dit is eerder het werk van den monographist, niet van den conferencier. Uit de weinige, aan dezen bekende oorkonden, heeft de heer Varenbergh goed partij getrokken.
De dood van Karel den Goede, graaf van Vlaanderen. Drama in vijf bedrijven, door Hector Plancquaert. Bekroond in den XIn driejaarlijkschen prijskamp van Tooneelletterkunde ingesteld door het Staatsbestuur. Gent, A. Siffer, 1889, 8o, 162 bl. Prijs fr. 2,00. Dit tooneelstuk is veel besproken geworden.... vóor het door den druk was bekend gemaakt! Mededingers konden niet aannemen, dat er iets beters was geleverd dan hun eigen werk, en geene | |||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||
wraak kunnende oefenen op den schrijver, wiens gewrocht nog door het publiek niet geoordeeld kon worden, schold men de jury uit en betichtte men haar van partijdigheid voor eenen geloofsgenoot, hoewel de meerderheid der rechters, drie leden, uit erkende ‘liberalen’ bestond! Het stuk was nauwelijks van de pers gekomen, of het gerucht hield op; de geroepenen lieten niets meer hooren, de verkorene mocht ongestoord de vrucht zijner overwinning genieten. Ongetwijfeld zal wel hier en daar nog een der mededingers zijne rechters... verwenschen, maar liberale pennen hebben reeds de verdienste van Plancquaert's drama, derhalve ook de onpartijdigheid der jury, erkend. Karel de Goede werd reeds te Gent, te Brussel en te Antwerpen, echter op weinig bevredigende wijze, voor het voetlicht gebracht. De spelers hadden hunne rol niet bestudeerd en toch deed de vertooning eenen machtigen indruk op het publiek. Kan het anders bij de waarlijk grootsche tooneelen, die veelvuldig in het drama voorkomen? Wij wijzen slechts op dat, waar graaf Karel, na al zijn geld aan de hartelooze uithongeraars van het volk te hebben voor de voeten geworpen, hun nog zijne kroon, zijn vorstelijken mantel, zijn heldendegen verpandt om de behoeftigen te redden; en op ieder van deze, waar Deda in verschijnt, die liefelijke zonnestraal in de sombere omgeving van den graaf. Slechts éene vlek komt in Karel de Goede voor: de nuttelooze zelfmoord van Deda's broeder. De tegenstanders van den graaf waren geen lafaards, verre van daar! die terugschrikten voor de gevolgen van hun euvel: zij gingen niet op de vlucht, wat zij hadden kunnen doen, maar wachtten in de burcht van Brugge het leger af, dat er hen kwam omzetten. Wij begrijpen dat het stuk gedrukt moest worden zooals het ten prijskampe was aangeboden, maar zou de schrijver, in eene volgende uitgave, de feil niet verbeteren? In allen gevalle, Karel de Goede is een stuk dat lang op het repertorium zal blijven zoowel van bezoldigde tooneeltroepen als van liefhebberskringen.
Nederlandsch Museum. - De heer V. schrijft in het Nederlandsch Museum een overzicht der Nederlandsche schriften, gedurende de twee eerste trimesters van 1889 in België verschenen. Een zeer partijdig en onvolledig overzicht, waar schier al de boeken en tijdschriften, door katholieken opgesteld, naar de loffelijke gewoonte der klein-kapellekensgeuzen worden in doodgezwegen. Uitgaven van het Willemsfonds worden vermeld, niet die van de Koninklijke Vlaamsche Academie, noch van het Davidsfonds. V. spreekt van het... Jaarboekje der Maatschappij tot Bevordering van Nijverheid en Wetenschappen - het Belfort gebaart hij niet te kennen. | |||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||
Wij vragen ons af, wat de lezer, zelfs de liberale, aan zoo 'n stuk hebben zal? Immers niet alleen voorname werken van katholieke, maar ook van liberale schrijvers zijn er niet vermeld. - Kliek-censuur? Het door 't Belfort meermalen besproken Corpus documentorum Inquisitionis haereticae pravitatis Neerlandicae wordt er genoemd een ‘zeer gewichtig werk, dat op echt wetenschappelijke wijze eene leemte aanvult in onze vaderlandsche historiographie.’ - Door dezen enkelen volzin weten de lezers van het Belfort, met hoeveel ‘geleerdheid’ dat overzicht geschreven is. Stelselmatig ophemelen is even slecht als stelselmatig afbreken. Zou V. van een ander gevoelen zijn? Het orgaan van het Hoofdbestuur van het Willemsfonds is ook te paard gesprongen voor het Corpus, en kletst de daarop gemaakte aanmerkingen af met te zeggen, dat daar geene rekening van te houden is, dewijl... profr A.T., van Leuven het Corpus geroemd heeft ‘onberispelijk als wetenschap’; aangezien professor M., ook van Leuven, er ‘eene zeer vleiende recensie’ over gaf in de Revue bibliographique belge, en de pater Jezuïet de Smet, de welbekende Bollandist, prof. Wattenbach, prof. Molinier en kanunnik Douais hetzelfde deden Een oogenblikje, a.u.b. Hebben die heeren het werk van een wetenschappelijk standpunt onderzocht, of enkel, door eene welwillende aankondiging, voor het hun gezonden present-exemplaar dank gezegd? Wie van die heeren heeft éene enkele der gedrukte oorkonden vergeleken met de oorspronkelijke? Noemen zij 't ook ‘wetenschap’, honderden brokken en stukken zonder orde, zonder de minste methode achter elkaar te drukken? Meenen zij waarlijk dat er inquisitiedocumenten op te rakelen zijn vóor het bestaan der inquisitie? Dat de oorkonde, door het Belfort gedrukt en besproken, van verre of van bij iets gemeens heeft met geloofsonderzoek? Dat eene gemeentelijke of gewestelijke verordening over vloeken en zweren eene acte is te noemen van de inquisitie? enz. enz. Zijn de door 't Belfort afgekondigde kritieken van Goetschalckx en Fr. d. P. weerlegd geworden? Eene opmerking, die zeker meer dan éen liberaal zal gemaakt hebben bij 't lezen van het niets bewijzend artikel in 't orgaan van het Willemsfonds is, dat dezelfde pen, welke zich beroept op het oordeel van eenen Leuvenschen hoogleeraar, dezen, na de uitgave van een historisch schrift, bestempelde met den naam van ‘onnoozelaar’. Eindelijk, om de degelijkheid van het Corpus te bewijzen, drukt gemeld orgaan op de goedkeuring, gegeven onder andere door eenen kanunnik en eenen pater Jezuïet. Is dat, bij het orgaan van het Willemsfonds, ernst of gekkernij? | |||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||
Mevrouw Buchholz in het Oosten, door Julius Stinde, uit het hoogduitsch door Una. - Leiden. - A.H. Adriani 1889. Men betreurde in een voorgaand nummer van 't Belfort (no 11 4de Jrg.) dat Una voor hare zoo goed versneden pen geene degelijkere stof koos. Wij moeten deze nieuwe beoordeeling met dezelfde klacht beginnen. Reeds meermalen, lees ik in de inleiding van het boek, heeft men mijnheer Julius Stinde verweten dat hem het ideale ontbreekt; nu aan Mevrouw Buchholz, al schreef ze dan zelve, ontbreekt het niet minder. Op gansch hare reis, van Berlijn weg tot Berlijn weer, langs het in der vlucht doortrokken Zwitserland en het in de hôtels beschouwde Italië, te Alexandrie, te Caïro, op den Boven-Nijl, te Jerusalem, te Athene, te Constantinopel en te Weenen, ziet en beschrijft zij slechts het uiterlijke, het alledaagsche, het werkelijke, het confortabele. Voorts vindt men er niets nieuws, maar hetgeen men sedert jaren over Egypte en Syrie gehoord en gelezen heeft en in alle Baedekers nog lezen kan. Gevoelens zijn er in 't geheel niet; gewaarwordingen ja, van koude en hitte, honger en dorst, vermoeienis en rust, gemak of ongemak. Echte zielsaandoeningen, roerende zedeschetsen, boeiende natuurbeschrijvingen, fijne opvattingen, dat gaat mevrouw Buchholz's intellectuëele en zedelijke opvoeding te boven. Want niets is er prosaïscher, burgerachtiger dan die Berlijnsche wollenhandelaarster: en na het boek tot het einde toe (niet zonder herhaalde wilsinspanning) doorlezen te hebben, blijft het ons nog een raadsel hoe ooit de gedachte van het Oosten te bezoeken in zulk een bekrompen hersenpan heeft kunnen ontstaan, en welk vermaak de schrijver erin gezien heeft met zulk eene gezellin naar den vreemde te gaan. - En was het daarmêe uit, dan was het boek enkel vervelend, en zoo zijn er meer. Maar daar is erger. Die protestantsche burgervrouw legt de grootste onverschilligheid aan den dag. Voor haar zijn alle de religie's even goed of liever even slecht (bl. 109 en 155); zij spreekt oneerbiedig van den Bijbel (bl. 223 en 250) en beschrijft haar bezoek tot de heilige plaats en op zulk aanstootelijke wijze (bl. 237, 241, 243, 248, 253) dat zij ronduit onverdragelijk is. Hare bemerkingen over 't heilig Graf namelijk kwetsen diep het katholiek gemoed en ik geloof dat zij zelfs de overtuigde protestanten zullen verergeren. Om den hatelijken indruk, door dit lezen voortgebracht, te doen verdwijnen, sloeg ik de ‘Brieven over het heilig Land’ van A. Delancker open; en er wazemde mij uit die bladzijden een geur van deftigheid, verhevenheid, gulle vreugde en teedere godsvrucht tegen, die mij weldra vertroostte over Mevrouw Buchholz's koude onverschilligheid en gemeene oneerbiedigheid. Wat bemoeien zich ook wollenfabriekantsters met boekenschrijven en protestanten met bedevaarten? Sutor, ne ultra crepidam. Blijven zij bij hunnen kousen en hunnen preek! | |||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||
La question des langues en Belgique, par D. Claes. Rêponse refusée par le ‘Patriote’. Namur, Ad. Wesmael-Charlier, 15 bl. in-12. Den 24 Maart j.l. verscheen in le Patriote over de Vlaamsche beweging een artikel, waar verschillige dwalingen in voorkwamen, welke de heer Claes, in het belang der waarheid en voor de eere der Vlaamsche kampers, in gemeld blad zelf wilde herstellen. Zijn artikel, onbegrijpelijk genoeg, niet opgenomen zijnde, besloot de schrijver het in vorm van vlugschrift uit te geven. Hij deed wel! In 't Brusselsch blad zou het verloren zijn geweest gelijk eene naald in eene vracht hooi; nu neemt het rang onder de strijdschriften en blijft het in de bibliotheken bewaard. De onder taalopzicht weinig patriotische Patriote zal er mogelijk ontevreden over zijn, maar wie verplichtte hem zijne kolommen te openen voor een lichtzinnig geschrijf tegen den rechtvaardigen kamp van de meerderheid der bevolking?
Johan-Ladislas Pyrker's Tunisiade, in 't Nederlandsch vertolkt door J. Brouwers. - Eerste zang. - Ieper, J. Brouwers, 1889, in 16, 31 bl. Pyrker's Tunisiade en andere werken zijn weinigen Vlamingen bekend, en evenwel dragen zij den stempel van het genie. De heer Brouwers heeft wel gedaan de Tunisiade te vertolken en genietbaar te maken voor den Vlaamschen lezer. Zijne bewerking is verdienstelijk en doet verlangen naar de elf andere zangen. Waarom zou hij niet besluiten ook deze in het licht te geven?
Redevoering uitgesproken ter gelegenheid der plechtige prijsuitreiking van de Sint-Lukasschool te Gent, op 28 Juli 1889, door Lod. de Koninck. Gent, A. Siffer, 1889, 8o, 29 bl. Prijs fr. 0,50. Een goed geschreven, zeer lezenswaardig opstel over de kunst en hare verhevene strekking. De schrijver staat de voordeelen der uitgave af aan het verdienstelijk Gentsch gesticht, waar vooral de christene kunst beoefend wordt en dat reeds tal van talentvolle meesters heeft gevormd.
Al wat blinkt en is geen goud. Blijspel met of zonder zang in twee bedrijven, door Silvester. Ninove, wed. Pr. Jacobs en Zonen, 1889, 91 bl. in-16. Prijs fr. 1,50. In dit stukje is weinig of geene handeling, maar eene opeenvolging van samenspraken, waar, gelukkiglijk, genoeg levendigheid in is om de vertooning - geschiedt ze door goede, rappe spelers - aantrekkelijk te maken. Het is vooral geschikt voor een dorpstooneel.
K. Vl. Academie. - Zittingen van 21 Augustus en 18 September: Benoeming der keurraden voor de ingezonden werken op de prijsvragen; Regeling der nieuw ingerichte commissiën en | |||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||
benoeming hunner besturen. Geschiedenis: MM. Mathot, Voorzitter, Jr de Pauw, Ondervoorzitter, Fr. de Potter, Secretaris; Nieuwe taal- en letterkunde: MM. Hansen, Voorzitter, Obrie, Ondervoorzitter, Coopman, Secretaris. Lezingen worden gehouden door M. Stallaert Vervalsching der geschiedenis van ons volksleven door niet genoegzame kennis der taal, door M. Alfons Janssens, Aan Brugge, gedicht, door M.F. Willems, Voornaamwoorden en zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden. Deze merkwaardige bijdragen zullen verschijnen in de Verslagen en Mededeelingen der K. Vl. Academie.
Davidsfonds. - De winterfeesten met voordrachten gaan weder aanvang nemen: Haasdonk heeft zelfs reeds de reeks geopend met een redekundigen en muzikalen avondstond. De eerw. heer A. Joos sprak er den 22 Sept. over De Moed. Het hoofdbestuur heeft een hulpgeld van fr. 1000 gestemd tot het oprichten van een standbeeld aan Prudens Van Duyse, te Dendermonde. Hopen wij dat het Willemsfonds even mild zal zijn. De zaak in bedenking gegeven door M. Alfons Janssens op de algemeene vergadering te Leuven, namelijk meer ruchtbaarheid te geven aan de muziekwerken door het Davidsfonds uitgegeven, is lang en breed besproken geweest in den bestuurraad. Man wacht nog slechts op voorstellen vanwege de muziekcommissie. Een bundel novellen zal uitgegeven worden van M. Buurboom, uit Antwerpen, reeds gunstig gekend door zijne bijdragen in het jaarboek der maatschappij Jan-Frans Willems, te Antwerpen. De leden van den keurraad van het Davidsfonds klagen bitter over de te verregaande zuinigheid in papier vanwege eenige inzenders van handschriften. Zij schrijven op losse bladjes om den onkost van eenen kohier te sparen. Zij beschrijven recto en verso, nemen kant en randen in, en om het papier nog meer te sparen schrijven zij zelfs tusschen de lijnen. Voortaan zullen zulke onleesbare stukken naar hunne schrijvers teruggestuurd worden. Te dezer gelegenheid is het misschien niet ongelegen de Tien geboden des schrijvers aftekondigen alhoewel zij meer betrek hebben op den dagbladschrijver:
| |||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||
Juffrouw Ernestine Van Hasselt, dochter van den dichter André Van Hasselt, heeft te Toulouse den gouden palm veroverd met een gedicht ‘L'Immortalité’.
Prijs des Konings. - L. en E. de Taye zijn er mede vereerd voor hun werk: Etudes sur les arts plastiques en Belgique, envisagés dans leurs principes, leur enseignement, leurs applications et leurs progrès dans l'avenir. De prijs bedraagt fr. 25000,00.
Prijskamp van dramas van ‘De Noordstar.’ - 1ste prijs (fr. 700,00) A. Dandois met Lijden en sterven; 2de prijs (fr. 500,00) N. De Tière met Moederhart; 3de prijs (fr. 100,00) A. Heyndricx met Haat en Liefde.
Onze toondichters. - Onze muzikale Vlaamsche school ziet hare faam dagelijks meer en meer uitbreiden. Na de uitvoering van het oratorio Lucifer, van Peter Benoit, in den Trocadero te Parijs, en in de Albert Hall te Londen, na den Droom van 't Paradijs, van Jan Blockx te Amsterdam, gaat de Zangvereeniging van Leiden in 't begin van het winterseizoen het oratorio Franciscus van Edgar Tinel, op den tekst van dichter Lodewijk De Koninck, opvoeren.
- De uitslag van den Staatsprijskamp voor toondichtkunst luidt als volgt: De jury heeft, met eenparigheid, besloten dat er reden bestond | |||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||
om den eersten prijs toetekennen. Met de meerderheid van zes stemmen tegen ééne, werd de eerste prijs toegekend aan den heer Paul Gilson, geboren te Brussel. Met zes stemmen tegen ééne werd er besloten eenen eersten tweeden prijs toetestaan, welke met vijf stemmen tegen twee werd toegekend aan den heer Paul Lebrun, geboren te Gent. Een tweede tweede prijs werd, met eenparigheid verleend aan den heer Lod. Mortelmans, geboren te Antwerpen. Eene eervolle melding werd, met vijf stemmen tegen twee toegekend aan het werk van den heer Leo Rinskopf, geboren te Gent. De jury was samengesteld uit de heeren Gevaert, voorzitter; Radoux, Samuel, Benoit, Van den Eeden, Mathieu en Hubert.
† Graaf Villiers de l'Isle-Adam, de eigenaardige en machtige Fransche schrijver van Contes cruels. Machtig doch zonderling talent, dat door het gebrek zijner hoedanigheid soms in het wilde, het gezochte, onredelijke, onnatuurlijke verviel. Zijne katholieke beginselen waren op denzelfden zonderlingen leest geschoeid, op zulke wijze dat zij al meer kwaad dan goed uitwerkten.
† Hendrik Claes, gewezen provinciaal raadslid en boekhandelaar te Antwerpen (oude firma van Dieren). Als schrijver van den Nederduitschen bond en ijveraar in alle Vlaamsche maatschappijen, heeft hij vele en groote diensten aan de Vlaamsche beweging bewezen.
† Lodewijk Verboeckhoven, befaamde schilder van zeezichten. Geboren te Waasten is hij te Schaarbeek gestorven 87 jaar oud. Hij was de broeder van den vermaarden dierenschilder van denzelfden naam.
† Sustel de Coulanges, vermaarde Fransche schrijver en leeraar aan de Sorbonne. Onder zijne talrijke schriften is het volgende het meest bekend: La cité antique et l'histoire des institutions politiques de l'Ancienne France.
† Gustaaf Weil, beroemde Duitsche Orientalist, 81 jaar, te Freiburg. Zijne critische studiën over den Koran, de Kalifen en de Araabsche letterkunde zijn meesterwerken van geleerdheid. Hij heeft ook eene vertaling geleverd van Duizend en een nacht.
† Baron Frederik van Hogendorp, hoofdopsteller van Het Dagblad in den Haag, onder den deknaam van Damas. Hij heeft schitterende diensten bewezen aan de bewarende partij, en hij was de zoon van Graaf van Hogendorp die de eerste grondwet van Holland opmaakte.
† Wilkie Collins. - De groote Engelsche romandichter Wilkie Collins, stierf den 23 september laatst te Londen, in den ouderdom van 65 jaar. | |||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||
Hij was de oudste zoon van den welbekenden landschapschilder William Collins. Zijne moeder was de zuster van Mevr. Carpenter, eene der beste portretschilderessen van den tijd. Hij behoorde dus tot eene kunstenaarsfamilie. Nadat hij leeren lezen en schrijven had, vergezelde hij zijne ouders op eene tweejarige reis naar Italië. Daarna ging hij eene verbindtenis aan, die hem voor vier jaar aan eenen theehandel hechtte. Later verliet hij den handel, om de studie van de rechten aan te vangen. Dit gebeurde rond den tijd van zijn vaders afsterven. 't Was dan dat hij zijn eerste werkje schreef. 't Was eene wonderlieve levensbeschrijving van zijnen duurbaren vader. In 1848 werd ze in het licht gezonden, met eene keuze zijner dagblad- en tijdschriftartikels. Die eerste uitgave besloot twee boekdeelen. Van dit oogenblik af wijdde Wilkie Collins zich teenemaal aan de beoefening der fraaie letteren, en opvolgentlijk gaf hij een vijftigtal romans uit, welke hem eene wereldberoemdheid bezorgden. Zijn eerste liep over de inneming van Rome door Alaric. Onder de voornaamste noemen wij: Rambles begond Railways, Hide and Seek, the Queen of Hearts, The Moonstone, Two Destinies, The fallen Leaves, A Rogue's Life from his Birth to his Marriage, Hearland Science, doch inzonderheid De vrouw in het wit (1861). De meeste van Collins' werken beleefden een groot getal uitgaven in Engeland en in Amerika; daarenboven werden zij vertaald in het Nederlandsch, in het Duitsch, in het Fransch, in het Italiaansch, in het Deensch en in het Russisch. De beroemde romandichter beoefende ook het vak der tooneelletterkunde, doch met min goed gelukken. Hij schreef The Lighthouse, later The frozen Deep; hij bearbeidde zelf zijn vermaarden romaan Moonstone voor het tooneel. Uit al zijne werken straalt goede luim, gezond verstand en opmerkingsgeest, het kenschetsend karakter der Engelsche letterkunde, en waardoor deze zoover boven die van Frankrijk en aanverwanten staat. Hij schreef in den trant van Dickens, wiens schoonzoon hij werd, doch evenaarde nooit den genialen schrijver van Nelly, Olivier Twist en Chuzzlewitt. Met Dickens arbeidde hij aan De Afgrond (1868). |
|