Het Belfort. Jaargang 4(1889)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Romance van koning Roderik. De Slag der Guadalete. (Naar het oud Spaansch.) RODRIK 's legerscharen vloden Na den achtsten reuzenstrijd En zij lieten bergen dooden Op het slagveld, wijd en zijd! Hij, wien allen thans verlaten, Dwaalt met wanhoop in de ziel, Vreemdling in zijne eigen' staten, Nu de kroon hem hier ontviel. En met doodvermoeide leden Sleept zijn ros zich zonder kracht Daar het voor zijn zwakke schreden 't Effenst pad te vinden tracht. Diepe, droeve zuchten zwellen Koning Rodrik's bange borst, Wijl hem dorst en honger kwellen Bij het lijden dat hij torscht. 't Bloed, dat uit zijn twintig wonden Hem op borst en handen lekt, Likt het bloed der Moorsche honden, Dat zijn' rusting overdekt. 't Zware zwaard heeft kerf op kerven, 't Sterke pantser barst en splijt, Wijl de helm met zijne scherven Rodrik 's slapen openrijt. Thans heeft hij den berg beklommen, Die het hoogst rijst boven 't dal; En hij ziet zijn' krijgerdrommen Wijken, vluchten - overal! Nergens waait nog zijne vane, Geene wimpels wappren meer; Slechts nog blinkt de halve mane Boven 't zegepralend heer. Zijn' getrouwen zijn gevallen En gesmoord in beken bloed; 't Moorsche ras trapt zijn' vazallen, Vroolijk hunkrend, met den voet. Rodrik voelt zich diep bewogen Bij het zien van zooveel schand, Tranen wellen in zijne oogen, En hij weent door smart vermand: ‘Gistren was ik Spanje's koning, Heden van geene enkle stad; 'k Heb zelfs geene hut voor woning, Waar ik tien paleizen had. Gistren knielden al de grooten Van mijn rijk, neer vóor mijn' blik. En de minste van de Gothen Is thans machtiger dan ik. Mag ik u niet vloeken, stonde, Die bij mijn geboort mij zag. Luid als men mijn heil verkondde, Vloek ik dan mijn' kroningsdag. Heil en grootheid zijn verdwenen! Was ik ooit gelukkig, groot? Waar zijn al mijn' vrienden henen? 'k Heb een' enklen nog: de dood! Kom, o kom! stel aan mijn lijden Spoedig dan een einde, o dood! Kom mijne arme ziel bevrijden En ontvang mij in uw' schoot!’ Gent. Edmond Fabri. Vorige Volgende