| |
| |
| |
Eene Vlaamsche Hoogeschool.
Nawoord.
VEEL water is er door de zee geloopen, sedert wij bovenstaande verhandeling schreven: met gespannen aandacht woonde heel het land de bespreking der Coremans' wet bij; angstig had heel België het oog op Brussel. De strijd was heet en lang: Goddank! wij hebben toch onze vlag, - ik wil zeggen de rechtherstellende wet, - niet op het slagveld gelaten; maar hoe komt zij er uit! 't En zijn haast niet dan flarden! Stukken zijn er afgetrokken links en rechts, en wat overblijft is verhakkeld en verscheurd.
Laten wij, nu de hevigheid der gemoederen wat gaan liggen is, kalm terugblikken op den strijd, en met bezadigdheid er de gevolgtrekkingen uit neerschrijven, vooral in betrek op de zaak der Hoogeschool, die ons bezig houdt.
Dat er eene beroerte ging door heel het land, is onontkennelijk: eenen tijd lang stond de Waal met gebalde vuisten tegenover den Vlaming, scheuring dreigde onder de meerderheid, de katholieke partij zag stokken in 't wiel steken door hare eigene hoofden; de koning zelf wierd van onderduimsche dwarsdrijverij beschuldigd; de rechtsambtenaars werden afgeschilderd als onbekwamen en onwilligen, het rechtswezen vervalschend voor hun gemak en ten nadeele hunner rechtschuldigen; aan advokaten- | |
| |
volksvertegenwoordigers verweet men eene advokaten-, in plaats van eene volkswet te stemmen: tegen wetgevend, rechterlijk, uitvoerend gezag werd aldus stormgeloopen en, wat erger is, al die verwijtingen, ofschoon in de opgehitste taal der driften rondgeslingerd, waren meer dan eens raak; kon men er ook veel op afdingen, ze door een klinkend antwoord ten gronde slaan, dit kon men niet. Wat was er dan gegrond in die aantijgingen? Waar was de schuld, waar de verantwoordelijkheid van al die woelingen en botsingen?
Het antwoord is klaar, en wij schrijven het des te vrijer neer, dat het niemand kwetsen kan, doch voor allen eene les bevat. De katholieke bladen legden reeds den vinger op de wond: zij is geene andere dan de verfransching in de opvoeding. Wij willen de tegenstribbeling ontschuldigen noch van het ministerie, noch van de advokaten en rechtsbeambten; maar zeker is het dat wij van geen van allen last hadden geleden, waren de rechtsgeleerden genoegzaam ervaren geweest in de moedertaal. M. Lejeune zelf geeft geene andere reden van zijn verzet: une préparation insuffisante au régime qui est réclame par un mouvement d'opinion qui est légitime et national. (Zitting van 18 Dec.) Neem die oorzaak weg, en de wet van 73 was meer dan voldoende: zonder haar waren wij verlost van dit betreurlijk geharrewar tusschen twee stammen van hetzelfde volk.
Wie zijn dan de plichtigen? - Geene anderen dan zij die, over jaren reeds, den program schreven van middelbaar en hooger onderwijs. Dan immers hebben zij gezegd: ‘Wij zullen ons onderwijs zóó inrichten, als waren er niet dan Franschen in Vlaanderen; de ambtenaars die wij voor Vlaanderen gaan vormen, zullen misschien nog eene brok straatvlaamsch kennen, (daar bekreunen wij ons niet om!); maar de zaken der Vlamingen in 't Vlaamsch verhandelen, dit zullen zij noch willen noch kunnen. Vreemdelingen zullen zij wezen onder hun eigen volk, en de Vlaamsche taal al erger dan eene vreemdelinge verschoppen.’ Dit zijn
| |
| |
de grondgedachten, die wel niet geschreven staan op de gevels onzer colleges en Hoogescholen, maar die ademen door heel het onderwijs. Dan, de uitvinders van zulk onzinnig stelsel hebben alstoen een kankerzaad geworpen in het maatschappelijk lichaam van ons volk: van dan af was het beslist dat het stormen zou in Vlaanderen; van dan af immers werd het land met geweld uiteengetrokken in twee vijandige bestanddeelen: de besturenden en de bestuurden; genen, levende van het volk, maar zich niet geweerdigend zijne taal te spreken; dezen, eerst verduldig die minachting lijdend, dan in het besef hunner weerdigheid opspringend, recht en eerbied eischend voor henzelven. Ja, wij zeggen het, omdat de waarheid ons dwingt: de inrichters van het onderwijs hebben Vlaanderen verscheurd. De Staat vooral is plichtig; want, met alleen het Fransch als gangbare munt te laten doorgaan in de openbare bedieningen, heeft hij ook onrechtstreeks de verfransching opgedrongen aan het vrij onderwijs. Nu echter, met het Vlaamsch op te roepen tot het openbaar leven, heeft het Landbestier alle banden geslaakt, en het vrije onderwijs bleke voortaan aan onvergeeflijke halsstarrigheden plichtig, moest het de ooren sluiten voor den roep van Staat en volk.
De verantwoordelijkheid, die nu loodzwaar terugvalt op vroegere onderwijsbestierders, moet die van heden doen nadenken: zij hadden eenen kiem van tweedracht gestrooid, niet denkende misschien dat wij later eens zouden maaien wat zij zaaiden: uitzinnige waan, in een land als Vlaanderen, waar het volksgevoel zoo krachtig is; met vrijheden en instellingen als de onze, waardoor een gedacht, is het eens leefbaar uit den grond opgeschoten, allengskens rijpen moet, zijn zaad voortwerpen en over gansch den akker woekeren.
Minister Lejeune schijnt het in den grond eens met ons. Ziehier wat hij antwoordt op de vraag, hoe in andere twee- of meertalige landen de taalkwestie geregeld wordt: Dans les pays auxquels on a fait allusion, et particulièrement en Suisse, chacun tient à honneur
| |
| |
de connaître les langues qui sont les langues de la patrie, et c'est ainsi que l'on y voit aplanir aisément les difficultés que la diversité des langues amène dans les relations de la vie sociale et dans le fonctionnement des institutions publiques. Il en est autrement dans notre pays. Chez nous, peut-on le nier? l'une des langues nationales est l'objet d'un dédain qui aggrave profondément ces difficultés. C'est là, messieurs, qu'est l'origine de l'agitation d'esprit dans laquelle la question des langues nous jette et au milieu de laquelle le gouvernement a eu à se mettre en travers d'un mouvement d'opinion publique que, cependant, il considère comme légitime, mais dont il lui a paru que son devoir était de modérer les tendances.
Als tolk van het Staatsbestier heeft de minister er natuurlijk niet bijgevoegd dat die minachting voor de moedertaal, ce dédain, slechts hieruit voortkomt dat het Vlaamsch uit middelbaar en hooger onderwijs, uit alle ambten en bedieningen, dus uit de hoogere samenleving zooveel als verbannen werd. Nochtans, dat de bron van 't kwaad in 't onderwijs ligt, voelde de heer Lejeune genoeg; ook zegt hij het duidelijk, maar geeft een behendigen draai aan zijnen volzin, om den Staat, den grooten plichtige, niet te raken: Je crois que l'expression de ma pensée répond aux pensées de tous quand j'exprime l'espoir que la langue flamande, au sujet de laquelle l'indifférence dont je viens de parler est si profondément regrettable, reprendra dans les études de notre pays le rang important qui lui appartient.
Die woorden van den minister beteekenen dus: ‘Errarimus! Wij zijn mis geweest; want die advokaten, die rechtsgeleerden, die ambtenaars, die volksbestierders die wij voor Vlaanderen gevormd hebben, konden voor Vlaanderen niet dienen; zij konden maar verwarring brengen in de landzaken; zij konden maar, haat en tweedracht stoken in Vlaanderen; zij waren miswas op eigen bodem. Wij hebben gedwaald, als wij meen- | |
| |
den beter te doen dan al de andere volkeren, die, in hun onderwijs, de natuurlijke richting volgden. Daarom willen wij weerkeeren op onze stappen en ernstig werkmaken in plaats van knoeiwerk.’
Men denke ook niet dien gebrekkigen toestand te verhelpen met aan eenige hoogescholen afzonderlijke Vlaamsche rechtskursussen in te stellen. Die moeten bestaan, maar zijn niet voldoende; neen, dit ware enkel een lap op een doodversleten kleed. De heer minister Le Jeune heeft zich gelast dit te bewijzen.
In zijne merkweerdige redevoering, reeds hooger vermeld, wil hij, tegen M. Coremans, de vrijheid van verdediging handhaven in 't belang van den beschuldigde zelf. Zie hier hoe hij bewijst dat de aangeklaagde er een groot voordeel kan in vinden, zijnen advokaat in 't Fransch te doen pleiten, ofschoon zelf geen Fransch verstaande:
Que voulez-vous? vous dit-il, (de beschuldigde zelf spreekt) les études, les habitudes de la classe sociale où se recrutent la magistrature et le barreau sont telles, que je crois que la défense présentée en flamand, devant un juge flamand, offre des dangers pour l'accusé; c'est ma conviction. La persuasion pénètrera moins facilement dans l'esprit de mes juges si on leur parle en flamand que si on leur parle en français! Duidelijk is 't dat de behendige redenaar hier zijne eigene gedachten in den mond des beschuldigden legt; immers, aanzage hij dit alles maar als vooroordeel, dan zou (iets ongehoords in onze Kamers) een minister zijne eigene beambten op de snoodste wijze verraden hebben: hij hoort hen valschelijk beschuldigen van eene verregaande onwetendheid, en, in plaats van die smet af te wasschen, draagt hij wetartikels voor, alleen op die valsche beschuldiging gegrond; schooner nog! de slachtoffers, de ambtenaars juichen toe!
Hooren wij nog de taal des beschuldigden: Je choisis et je veux que mon avocat plaide en français. Je serai rassuré. Mon avocat s'exprimera en fran- | |
| |
çais devant des juges à qui le français est plus familier que le flamand, devant un officier du ministère public qui parle le français. Je revendique simplement le droit de sacrifier aux nécessités d'une situation qui est indéniable.
Verder spreekt de minister zelf: Ajoutez qu'il a les raisons les plus sérieuses pour préférer que sa défense soit présentée en français. La langue flamande, comme langue judiciaire, n'a pas les richesses de la langue française. Des magistrats dont les études ont été toutes françaises, dont toutes les pensées se traduisent en français, sont bien mieux préparés à suivre une argumentation présentée en français qu'à entendre cette argumentation formulée en flamand.
Welnu, blijft dit alles niet letterlijk waar, wanneer de rechtsgeleerden, tusschen al hunne fransche studiën in, eenen Vlaamschen kursus van een of twee uren te week zullen gevolgd hebben? Zullen zij dan niet meer heel en gansch in 't Fransch denken, beter bereid zijn om een Fransch pleidooi te volgen dan een Vlaamsch? Zal dan eene Vlaamsche verdediging niet ver ten achtere staan tegen eene Fransche?
En nochtans, zie wat al rechtsmiskenningen daaruit volgen:
Ten eerste moet ik, beschuldigde, het natuurlijk belang en recht, dat ik heb, van mijn geding te volgen, opofferen om het voordeel dat eene Fransche verdediging aanbiedt; dit zegde de minister zelf: je revendique le droit de sacrifier... Welnu, wij vragen het aan ieder weldenkend man: in welk land der wereld moet een beschuldigde een deel van zijn belang en van zijn recht opofferen om eene goede verdediging te krijgen? 't Is waarlijk iet schoons dat een Vlaming dit recht van op te offeren moet komen vragen? Het recht van offers te brengen aan eenen toestand, die onloochenbaar is, ja, maar die door den Staat zelf en door de onderwijsinrichters werd verwekt?
Ten tweede, vele beschuldigden zoeken geenen advo- | |
| |
kaat, maar verdedigen zich zelven: Cette catégorie d'accusés, zoo spreekt M. Lejeune, est légion devant les tribunaux de simple police, elle est nombreuse devant les tribunaux correctionnels. Hier wordt het onrecht nog schreeuwender: beschuldigden, die zich in vele gevallen al gebrekkig zullen uitdrukken, gaan zich in 't Vlaamsch verdedigen vóór verfranschte rechters, die zelfs een goed pleidooi van eenen advokaat maar half en half zouden verstaan! En dit heet men rechtspleging in Vlaanderen?
Ten derde: neem ik eenen advokaat, zoo kan ik mijnen keus laten vallen op eenen, die beter in 't Vlaamsch pleit dan in 't Fransch; onder de jonge Vlaamschgezinde advokaten zijn er zulke, en alle dagen groeit hun getal. Welnu dien advokaat mag ik niet nemen, of ik ga af te rekenen hebben met al de moeilijkheden waar (altijd volgens M. Lejeune zelf) eene Vlaamsche verdediging op stuit bij verfranschte rechters. Zoo ben ik, beschuldigde, in mijn recht gekrenkt, en die advokaten die de taaie wilskracht en zelfopoffering gehad hebben, zich door eigen vlijt te bekwamen in de moedertaal, worden nu als minderen gebrandmerkt tegenover hunne verfranschte ambtgenooten! En dat alles om wille van rechters, die krachtens de instelling van het Staatsbestier, vervreemd zijn van hun eigen land.
Besluiten wij dus: Geen redmiddel is mogelijk dan de vervlaamsching van het onderwijs; het onderwijs moet Vlaamsch zijn, doch aan het Fransch moet eene zoo ruime plaats mogelijk gelaten worden; zeker nevens de Vlaamsche mogen nog Fransche Hoogescholen bestaan; maar ook aan deze moet het Vlaamsch ernstig beoefend worden. Zoo zullen de kweekelingen van beide stelsels later zonder ongemak nevens elkander zetelen en werkzaam zijn; door hunnen omgang zullen zij elkander ondersteunen en volmaken, en de gelijkheid van talen zal geene leugen meer zijn. Anders zal het gerecht een eeuwigdurend onrecht blijven voor de Vlamingen.
Dan nog, Vlaamsche rechtskursussen alleen kunnen een plaasterken leggen op de gapende wonden in gerechts- | |
| |
zaken, maar voor al de hoogere bedieningen en ambten veranderen zij niets aan den toestand. De minachting blijft drukken op de volkstaal en met haar al de onheilen die wij aanstipten.
Dus: Vlaamsche Hoogeschool. Die inrichten, is plicht van rechtveerdigheid en vaderlandsliefde voor den Staat en voor de hoofden van het Vrij onderwijs. Immers, men krijgt de zielen der jeugd, de lotsbestemmingen van een volk niet in handen, om dit volk tot eene eeuwige vernedering, tot onuitdoofbaren twist en burgerhaat te veroordeelen.
Vlamingen: rijp overleggen en onbuigbaar willen, maar met gematigdheid en eerbied voor alle overheden, dat is het wat u te doen staat.
D. Ackers.
|
|