Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 439]
| |
Boekennieuws en kronijk.Nederduitsche bloemlezing. Dicht- en Prozastukken, verzameld en voorzien met aanteekeningen door J. Bols en J. Muyldermans; 2de deel. Prijs 2,75 fr. 512 blz.; bij Raym. Van Velsen te Mechelen. Dat onderhavige Bloemlezing eene vrucht van studie en taaien arbeid is, blijkt aldra bij een aandachtig overzicht. Ook zal de belooning niet achterblijven, want zeker is het dat de nieuwe verzameling met hare aanteekeningen in de colleges een grooten stap zal doen vooruitzetten aan de studie onzer Letteren. Wat heeft dan de nieuwe Bloemlezing vooruit op hare voorgangsters? - Bijzonder drijerlei voordeelen. 1o Zij is veel vollediger: haast geen schrijver van naam, die sedert Vondels eeuw tot in deze laatste jaren de pen heeft gevoerd, of hij staat er in met een zijner schoonste voortbrengsels. Wel is waar moet uit die volledigheid zelve volgen dat het heel goede afwisselt met het goede: doch waar is de verzameling die enkel vlekkelooze perels, onberispelijke meesterstukken bevat? Licht en schaduwe mogen dooreenspelen, als ze maar met kunst neveneen-gebracht zijn, en hier zijn ze dit: want stukken van verschillige meesters op dezelfde stof zijn naast elkander geschikt, zoodat de vergelijking gemakkelijk is en de gebreken van het eene de hoedanigheden van het andere meer doen uitschitteren. 2o Den regel: oordeelen is vergelijken hebben de verzamelaars in heel hun werk als leiddraad gevolgd. Van daar dan ook dat zij, onder elk stuk, een aantal andere stukken, in onze taal of in eene vreemde, ten vergelijking aanstippen. Zeker mochten zij niet onderstellen dat elk leeraar al de schriften bij de hand hebbe, waar zij naar verwijzen: daarom ook is het getal aangeduide stukken zoo groot dat zelfs de onbeduidendste boekerij er al licht eenige zal van leveren, kostelijk is dit voor de klas: immers, welke leeraar weet niet dat de uitleg, zelfs van het schoonste gewrocht, op den duur droog wordt en vervelend, als de oogen der leerlingen altijd op dezelfde bladen kijken en hun geest altijd in den gedachtenkring van één en hetzelfde stuk moet blijven hangen? Liever ze | |
[pagina 440]
| |
eens laten opzien en gretig doen luisteren naar iets nieuws uit den mond van den meester! 3o Uit de prachtigste meesterwerken, die niet heel en gansch opgenomen konden, zijn met enkel uittreksels aangehaald, maar tevens het plan, dat een denkbeeld biedt van het heele en de gegeven brokken aaneenrijgt; aldus voor de Ziekte der Geleerden, de Muis en kikvorschenkrijg, het Menschdom Verlost, en voor eenige prozawerken. Geheel het boek door, geven de aanteekeningen juist die taal- en geschiedkundige verklaringen, die voor den leeraar de moeilijkste zijn om vinden. In haar geheel dus, zoo voor gedichten als voor proza, is de nieuwe Bloemlezing eene aanwinst, maar toch voor de Proza het meest, en wel bijzonder is dit waar in vergelijking met de oudere Prozastukken van Leuven, in menig gesticht nog gebruikt: immers, waren de Leuvensche Dichtstukken meestal pereltjes van kunst, de Prozastukken integendeel, eenige schoone bladzijden van David en Borremans daargelaten, waren vrij onbeduidend: eene schoone redevoering voor de leerlingen der Rhetorika stond in heel het boek niet. Die leemte hebben de nieuwe verzamelaars aangevuld, rijker bronnen gevonden hebbende dank aan de ontwikkeling onzer Letterkunde: zelfs voor de proza mag de Bloemlezing naast de beste leesboeken uit andere talen liggen. En nochtans, laat het ons maar zeggen zonder doekskens om, men voelt dat de bijeenoogsters hebben moeten zoeken op ons letterveld: zij snuffelen in een tijdschrift hier, in een taalcongres ginder, en wat zij meebrengen zijn stukken heel degelijk van gedacht en inhoud, doch waar de taal en de stijl wel eens in een 's werkendaagsch pak gestoken zijn (als zulke rekenen wij: De Hertog van Alva, De Toonkunst bij de Nederlanders. Helaas! hierin nog is de Bloemlezing een al te trouwe spiegel onzer Letterkunde, bijlange zoo rijk niet in Proza als in Poëzie. Daarbij, onder de stukken van sierlijken vorm zijn te veel verhandelingen over taal en kunst, te veel akademische welsprekendheid! Er zit daar iets bedroevends in; want het akademisch tijdvak eener Letterkunde is gewoonlijk dit van heur verval: slechts dan als werk en scheppingskracht weg is, begint de kunst. als een ondervindingrijke maar afgeleefde grijsaard, op het verleden terug te blikken en er lessen en beschouwingen uit op te maken, vol ernst en waarheid ja, maar glans en gloed der jonkheid missend. Zoo was de school van Alexandrie met haren Aristarchus, zoo de tijd van Seneca en van Quintiliaan. Wat dan? Zullen wij zeggen dat de Vlaamsche welsprekendheid, die heuren bloeitijd nog niet beleefde, vóor den tijd verouderd en aan 't suffen geraakt is? Neen, maar de open lucht waar ze bij moest leven, werd haar afgesneden: van krijgswelsprekendheid was er geene spraak (een klein ongeluk, voorwaar!); van den kansel mocht het woord wel dalen tot het volk, maar zich niet op vrije vleugelen verheffen; de | |
[pagina 441]
| |
gerechtshoven bleven voor het Vlaamsch gesloten; in de kamers, in de bestuurlijke raden was het Fransch, Fransch! Aan de verstootelinge bleef niets over dan de stille, maar ietwat muffe lucht van studiekabinet en taalvereenigingen. Het opgesloten kind leed aan de borst en won geen kracht aan in zijne longen. Brengen wij aan de heeren Bols en Muyldermans dezen lof dat zij onze armoede hebben trachten te bestoppen en in alle vakken van welsprekendheid nog veel goeds bijeengeraapt, ja zelfs echte meesterstukken. Wenschen wij slechts dat zij hunnen arbeid mogen volledigen en alhaast het derde deel, keus van stukken uit onze oude Letterkunde, in het licht geven. Aldus zullen zij veel bijdragen om onze taal te doen beoefenen en in achting te doen rijzen; want eene Bloemlezing is voor eenen student de eerste inleiding in de letterwereld en, die even als de eerste aanblik van een grootsch gebouw, laat zij een beslissenden indruk in de ziel voor heel het leven. Mechelen. J.D. prof.
Bezoeken aan het Heilig Sacrament en aan de heilige Maagd, door den H. Alphonsus, Kerkleeraar, vertaald door Pater M. Theelen, Redemptorist, Prijs: fr. 1,40. Sint Augustinus Drukkerij, Brugge. Deze Bezoeken zijn het eerste werk van den H. Alphonsus, de eerste pennevrucht zijner vurige liefde tot Jezus-Christus in het allerheiligste Sacrament. Het werd gedrukt te Napels in het jaar 1745, en nauwelijks was het verschenen of het vond een wonderbaar grooten bijval, niet alleen in Italië, maar in Europa en in de gansche katholieke wereld. Z.H. de Paus Pius VI waardeerde de Bezoeken zoo hoog, dat hij ze aanhoudend vóór zich op tafel had liggen. Reeds tijdens het leven van den schrijver werden zij in bijna alle talen overgezet, en het zou onmogelijk zijn te zeggen hoe dikwijls zij opnieuw vertaald en herdrukt werden in de meest aanzienlijke steden. Te Brugge zag men reeds een tweeden druk der vlaamsche vertaling in 1780; en korts daarna eene andere uitgave te Yper. - Na meer dan eene eeuw, blijft de achting voor dit werkje, waarbij slechts die voor de Navolging van Christus kan vergeleken worden, wel verre van te verminderen, steeds toenemen. De namen alleen, waarmede de godsvrucht der geloovigen dit boekje kenmerkt, geven deze hoogachting te kennen; zooals: een gouden boekje, - een aanbiddelijk schoon - een hemelsch schoon boekje - een boekje dat op het brandend Hart van Jezus schijnt geschreven te zijn, - een boekje dat men niet kan lezen zonder in liefde tot Jezus te ontvlammen. Om dit zoo kostbaar boekje nog nuttiger te maken, heeft de vertaler er verscheidene allerschoonste werkjes van den H. Alphonsus bijgevoegd, namelijk: Bezoeken aan den H. Jozef. - Meditaties voor de Octaaf van H. Sacramentsdag. - Vurige pijlen of liefde- | |
[pagina 442]
| |
blijken, door Jezus-Christus ons gegeven in het werk der Verlossing; waarvan de H. Alphonsus in een zijner geestelijke brieven zegt: ‘Ik zelf lees ze bijna alle dagen.’ - Dagelijksche godvruchtige oefeningen. - Oefeningen vóór en na de Biecht. - Oefeningen vóór en na de Communie. - Gebeden met aflaat verrijkt. - Gebeden onder de H. Mis. - Kruisweg-oefeningen. - Vespers voor den zondag. Brugge. J.
Handboek voor den candidaat-bekwaamheidskiezer, bewerkt naar het officiel vragenboek des kiesexamens, voor het 5 jarig tijdvak 1887-1893, door Aug. Leenen en Th. Verbois. St Truiden, St Lutgardis drukkerij, J. Leenen, fr. 1,75. Wordt verkocht bij de uitgevers dezes. Dit handboek met vragen en antwoorden is ongetwijfeld tot een groot debiet geroepen want in geen ander zagen wij de vragen met meer duidelijkheid en meer kennis van zaken beantwoord en opgelost. In de dictaten zijn de woorden of de letters der woorden welke moeilijkheid kunnen opleveren in vetjes gedrukt, zoo dat de aandacht op eene bijzondere wijze op die moeielijkheden geroepen wordt. Het is een gewetensvol werk waaraan de schrijvers noch zorg noch moeite gespaard hebben. Gent. Z.
Geschiedenis des Vaderlands: Karel VI (1700-1740), door L. Mathot (van Ruckelingen), - Nieuwe verbeterde uitgaaf. - Schoon boekdeel van 196 bladz. in 8o. Prijs: 1,50. - Gent S. Leliaert A. Siffer et Cie. - Deze nieuwe verbeterde uitgaaf van een hoogst verdienstelijk werk zal bij alle ware Vlamingen allerbest gekomen zijn, en door elkeen, oud of jong, ten gretigste gelezen worden. De boekdeelen door den Heer Mathot over de geschiedenis der Oostenrijksche Nederlanden in het licht gegeven, zijn de vruchten van jaren lang onverpoosde opzoekingen in de beste geschiedbronnen, met gezond onpartijdig oordeel en echte waarheidsliefde gedaan. Met geoefende pen schetst de geleerde schrijver een nauwkeurig tafereel der staats- en volksgeschiedenis van ons duurbaar België in de eerste helft der achttiende eeuw. In negen hoofdstukken maakt hij ons eerst bekend met den staatkundigen toestand van Zuid-Nederland op het einde der zeventiende eeuw. Hij bespreekt de onzekerheid over de lotsbestemming des Vaderlands na de dood van Karel II, de erkenning en de bestuurwijze van Philip V. Hij beschrijft de gevolgen van het drijvoudig bondgenootschap tegen Frankrijk en Spanje; den toestand na het sluiten der vredesverdragen te Utrecht; de volksworsteling tegen de al te strenge bestuurwijze der Oostenrijkers; den voorspoed van Handel, Nijverheid en Kunsten na den oorlog der troonopvolging. Ongetwijfeld zal deze nieuwe uitgaaf den welverdienden bijval der vroegere uitgaaf genieten. Als prijsboek en als leesboek zal het aan alle slag van personen mogen aangeboden worden. Gent. R. | |
[pagina 443]
| |
Eene vijfde uitgave van de alom gelezene en hooggeschatte Kerkhofblommen van dichter Guido Gezelle, lid der koninklijke Vlaamsche Akademie, is dezer dagen van de pers gekomen en aan fr. 1-50 per exemplaar verkrijgbaar gesteld, bij de drukkers-uitgevers S. Leliaert, A. Siffer en Cie, ter stede. Onnoodig te zeggen dat de stoffelijke verzorging niets te wenschen laat. En de inhoud? Men weet met hoeveel bijval de Kerkhofblommen bij hunne eerste verschijning werden onthaald. Sedert zijn er verscheidene nieuwe pereltjes bij gekomen, zooals, bij voorbeeld, het gedicht op het graf van Hendrik Conscience en andere. In één woord, bij de zes en dertig zielgedichtjes, welke de laatste uitgave bevatte, zijn er zes en tachtig nieuwe gekomen, dus te zamen honderd twee en twintig zielgedichtjes van zeer verschillenden, doch immer treffenden en gemoedelijken inhoud. Dit is zelfs een vertrouwbare gids voor de priesters welke doodsanctjes op te maken hebben. De Kerkhofblommen zijn een werk van echt deugdelijke poëzie, gesteund op de eeuwige waarheden van den godsdienst en op de overleveringen van den Vlaamschen volksaard, twee onuitputtelijke bronnen van ware kunst. Brugge. P.
De twee hoeden, door Nic. Theelen. - Tongeren 1888. De Heer Nic. Theelen, die aan het Vlaamschminnend publiek reeds zoo gunstig bekend is, heeft eene nieuwe bloem in zijnen bundelkrans gevlochten, en wel eene der schoonste en frischte, met het uitgeven van dezen nieuwen roman. Het verhaal, dat zeer natuurlijk is, 't is te zeggen dat men er geene nagezochte omstandigheden in vindt, werd door den schrijver, op zeer behendige wijze, doorspekt met allerlei bespiegelingen over hedendaagsche kwestiën die voor 't oogenblik van belang zijn. Zoo handelt Schrijver over den slavenhandel in Afrika, zoo geeft hij ons eenige zeer leerrijke bladzijden over landbouw, enz. Wat de karakters betreft, deze zijn waarlijk op de natuur betrapt en blijven zichzelven getrouw tot aan het einde. Tante Trees en Jufvrouw vormen, met Bertha en Mr Van Weseth een viertal, fijn geteekende personnaadjes, wier ernstigheid zeer goed afgewisseld wordt door het schilderen der familie Deseyn en der goede oude Geertrui. Doch wat het voornaamste is, is de natuurlijke handeling der personen. Zij handelen zooals wij handelen, zij spreken geene onbekende, gezochte of opgezwollen taal: wij bevinden ons met hen in den wezenlijken burgerwereld, - uitgezonderd misschien dat wij werkelijk nog zoo'n goed Nederlandsch niet spreken, want de taal van M. Theelen is zuiver en vloeiend en steekt gunstig af met hetgeen wij dikwijls ontmoeten. Besluit: de twee hoeden is een goed, degelijk roman, eerlijk en zedig, en dat wij ten vurigste aanbevelen bij al wie van aangename lectuur houdt, of deze aan kinderen of leerlingen wil verschaffen. Baldwin. Hasselt. | |
[pagina 444]
| |
Historische nalatenschap van den Z.E. Heer Ferdinand Van de Putte. Den 8 Februari 1882 overleed de Z, E. Heer F. Van de Putte, pastoor-deken te Kortrijk, kanunnik van Bordeaux, ondervoorzitter der Société d'Emulation, enz. F. Van de Putte was een der ieverigste en geleerdste geschiedschrijvers van Vlaanderen. Van hem getuigde een bevoegde rechter: ‘Depuis 1839, on peut dire qu'aucun évènement ne se passa en Flandre, sur le terrain historique ou archéologique, sans éveiller son attention’. En verder: ‘Nous pouvons soutenir qu'il tenait à montrer dans l'histoire les incontestables services rendus par l'Eglise catholique à la société. Voilà le point de vue élevé auquel il convient de se placer pour juger la carrière de M. le chanoine Van de Putte comme historienGa naar voetnoot(1)’. F. Van de Putte liet een groot getal zeer verdienstelijke werken verschijnen. Is het noodig zijne geschiedenis van Dixmude, Boesinge en Ingelmunster te noemen? Of zijne bijdragen in de jaarboeken der Société d'Emulation? Of zijne Histoire de la chapelle des comtes de Flandre? En toch heeft de vruchtbare schrijver nog eenige werken nagelaten, welke nooit het licht zagen. Wij bedoelen: 1o Lettres et documents relatifs aux difficultés surgies en Belgique au sujet du serment de fidélité aux lois et à la constitution de la République Française et de haine à la royauté. Dit werk werd verzameld door den E.H. Duthoit (1748-1830), pastoor te Kortrijk. J. Van de Putte voegde er vele aanteekeningen bij. 2o Beschrijving van oude voorwerpen, kerkmeubelen, enz., bijeenvergaderd op verscheidene stonden. Dit handschrift, deels in het Vlaamsch en deels in het Fransch opgesteld, noemt ten minste honderd steden, dorpen of gehuchten uit Oost- en West-Vlaanderen. 3o Notes sur les noms des communes de la Flandre Occidentale. 4o Eenige kleine opstellen, als daar zijn: eene studie over den Latijnschen schrijver Jan Van Loo, proost van Eversam (XVIe eeuw); brieven van Willems, David, enz. Wij meenen onze landgenooten eenen dienst te bewijzen, met deze werken door den druk te verspreiden. Het Belfort zal dan ook eerlang een prospectus mededeelen. Kortrijk. Th. Sevens.
Davidsfonds. - De Gentsche afdeeling van het Davidsfonds hield Maandag 26 November, onder voorzitterschap van Senator | |
[pagina 445]
| |
Lammens, Frans de Potter enz., een prachtig feest ter gelegenheid der prijsuitreiking aan de laureaten in hare Vlaamsche prijskampen tusschen de vrije scholen van lageren en middelbaren graad. Zijne Hoogwaardigheid de Bisschop van Gent, altijd bereid zijne medewerking te verleenen waar er spraak is het Vlaamsch aantemoedigen, had gewaardigd de plechtigheid bijtewonen. De groote zaal van den St. Jozefkring welke ruim 1000 personen kan bevatten was stampvol; trossen van toehoorders hingen aan de vensters der nevengalerij, terwijl nog honderden huiswaarts moesten keeren bij gebrek aan plaats. M.A. Siffer beklom de estrade en heette den Vlaamschen en Vlaamschgezinden kerkvoogd welkom, hij bedankte zijne Hoogwaardigheid over zijne tegenwoordigheid die voor de Vlaamsche strijders tevens eene aanmoediging en eene goedkeuring was, goedkeuring welke ongetwijfeld haren naklank zou hebben en vele onverschilligen uit den sluimer wekken. De redenaar schetste in korte en passende woorden de redens van onzen strijd onder vaderlandsch en katholiek oogpunt, en eindigde met de grootsche figuur opteroepen van Mgr Strossmayer, den bisschop der Czechen, die zich zelf aan het hoofd der nationale beweging stelt om in zijn land, in belang van Godsdienst en Vaderland, de moedertaal in hare rechten te handhaven. De moedertaal is het zout en de balsem die aan een volk zijne eigenaardigheid, zijn karakter, zijne zeden en geloof bewaren. M. Bultynck, secretaris der afdeeling, gaf daarna lezing van een merkwaardig verslag over onze werkingen. Dit verslag, een meesterstukje van stijl, schetste ons ontstaan, onzen hardnekkigen kamp tegen het Willemsfonds bij middel onzer boekerijen en maande alleman op zich als lid onzer vereeniging te laten inschrijven. Hoe meer leden hoe meer boeken wij aan het boekhongerige volk kunnen uitdeelen, boeken welke een machtig tegenvergift zijn tegen liberalisme en socialisme. Na afwisseling van kooren en vertooningen door leerlingen der meisjes- en jongensscholen puik uitgevoerd, werd het woord gegeven aan den welsprekenden voordrachtgever den heer D'Hooge-Bellemans uit Niel. De redenaar nam tot onderwerp De beschaving, dat holklinkend woord waarmede in onze tijden zoo geschermd en zoo gebazuind wordt. Hij vergeleek de christene beschaving met de heidensche en deed door treffende voorbeelden uitschijnen hoe, ondanks hunnen stoffelijken luister de Grieksche en Romeinsche beschavingen moeten onderdoen voor die van de Kerk, en hoe zij, in weerwil van hun uiterlijk vertoog behebt waren met de schreeuwenste monsterachtigheden. En het is tot die stoffelijke beschavingen dat het liberalisme ons wil terugvoeren, getuigen daarvan bekentenissen van hooggeplaatste mannen die ons den ouden Griek en den ouden Romein tot voorbeeld en ideaal voorgesteld hebben. | |
[pagina 446]
| |
Als middel om dit heidensch doel te bereiken worden onder ander thans aangewend de volksvermaken die de dood zijn van het huiselijk leven dat bolwerk van zeden en geloof. Panem et circences klinkt wederom als een weergalm der bedorven oudheid. Deze puike verhandeling in volle aandacht aanhoord werd terecht luidruchtig toegejuigd, en het publiek bewees aan den redenaar, zoo mild begaafd door de natuur, dat hij den weg gevonden had tot zijn hart en zijnen geest. Om te sluiten hield de hoogwaardige en welsprekende Bisschop van Gent, nieuwe Chrysostomus, gouden mond, eene treffende rede aan de bekroonde kinderen en aan hunne ouders. Mgr gaf volle lucht aan zijne vlaamschgezindheid en spoorde ieder aan om mede te werken onze miskende moedertaal, die te veel als eene asschepoester behandeld word, in hare rechten te herstellen. Onnoodig te zeggen dat de verschillige redenaars geestdriftig toegejuigd werden, inzonderheid zijne Hoogwaardigheid waarvan de uittrede een ware triomf was. Iedereen schoot vooruit om den bisschoppelijken ring van den gevierden en beminden prelaat te kussen, en met honderden werden de kinderen vooruitgebracht om den bijzonderen zegen van Mgr te ontvangen. De uitslag der prijskampen was: | |
Middelbaar Onderwijs.Jonge Heeren: I. Octaaf Filliers, St.-Henricusgesticht, Deinze; II. Fl. Schelstraete, St.-Lievens te Gent en L. Heirman, St.-Georisgesticht, id.; III. V. Buysse, St.-Henricus en E. Lammens, St.-Lieven; IV. A. Scheerlinck. St.-Henricus, E, Mulliez, St.-Georis, en H. Wielfaert, St.-Henricus. Juffrouwen: I. M. De Meulemeester en J. Magerman, leerlingen van Jufvrouw De Bondt; II. Emma De Potter, leerlinge van Jufvrouw Todt en Irma Mael, leerlinge van Jufvrouw De Bondt; III. M. Hoste, leerlinge van Jufvr. De Bondt en G. Taelman, leerlinge van Jufvrouw Van Heuverswyn; IV. Th. Colpaert, leerlinge der Zusters der Visitatie, Hoogpoort. | |
Lager Onderwijs.Jongens: I. Ph. De Munynck, der school der Broeders van Liefde, Bijloke (met onderscheiding) en A. Agon, der school der Broeders vaa Liefde, St.-Pieters Buiten; II. J. Braeckman, der school van St.-Baafs, bestuurd door de Broeders der Christelijke scholen en Fr. Wante, der school van St.-Jozef, onder bestuur van M.L. De Marteau; III. P. Goossens, der school H. Kerst en E. De Rudder, der school St.-Pieters Buiten; IV. A. Libbrecht, school St.-Pieters, Eug. Goossens, school H.-Kerst, J. Gulinck, school St.-Jozef. Meisjes: I. Eug. Martens, leerlinge van Jufv. Van den Broecke; | |
[pagina 447]
| |
II. L. D'Haese, Zusters St.-Pieters Buiten; M. Vermast, Zusters der Kindschheid St.-Anna; J. Waedemon, Mariaschool bestuurd door Jufv. De Pau; III. Cl. De Boeck, school M. De Paepe te Meulestede; E. Boele, Zusters St.-Pieters Buiten; M. Van Fleteren en M. Van Hyfte, beiden Mariaschool. IV. M. Buyens, Mariaschool; J. Heye, St.-Michielsschool en E. Peeters, school der Grijze Zusters op St.-Jan-Baptiste. V.S. Meulewaeter en M. Geernaert, beiden school Meulestede; M. Goethals, Zusters St.-Pieters Buiten; L. Dumont, Zusters der Visitatie, Coupure; J. Meire, Grijze Zusters St-Jan Baptista; S. Geirlant, St.-Annaschool; E. De Groote, Grijze Zusters, St.-Jozefparochie.
Davidsfonds. - Afdeeling Borgerhout. - Thans weer, - 19 November, - heeft Borgerhout hare leden op een aangenaam en verzettelijk toon- en tooneelkundig feest vergast. De heeren Abeele en L. Van den Bussche, beiden bedeeld met eene goede en welgeoefende stem, zongen liederen van Blockx en F. De Connick, en wierden door de toejuichingen der aanhoorders begroet. M. Rosseels, een onzer beste kluchspelers en bestierlid der afdeeling, droeg ditmaal een ernstig declamatie-stuk voor, De zieke jongeling van Van Beers. Hij slaagde volkomen in taal en uitdrukking, en belooft in dit vak even bekwaam te worden als in het kluchtige. De jonge heer Dircx deed eene vroolijke uitgalming, die, om hare eigenaardigheid, de lachtspieren der aanhoorders in beweging bracht. Eene machtige en hooggeschatte medewerking vinden wij hier in de bekende zangmaatschappij Ste-Cecilia van Deurne. Hare leden voerden drij stukken op: Joodsch Vermaak, Charlotje welk vroeger reeds zooveel bijval genoot, en Valsche blaam. Er wierd ook nog een puik vierstemmig lied gezongen door de heeren Abeele, Thees, Vermeylen en Dircx, en de heeren Rosseels en Storms droegen een kluchtspel voor, De Vergissing, waarin menige goede zetten voorkwamen tegen de verfransching der openbare diensten in België. Het bijzonderste onzer feesten is altoos, gelijk dit betaamt, de voordracht. De heer E. Ossenblok, bestierlid onzer afdeeling en leeraar aan St-Norbertus-gesticht, had zich met die moeielijke taak gelast. Hij had tot onderwerp gekozen Onze Taal, en behandelde dit met kracht en overtuiging, en in den meest verheven zin. Hij deed de weerde onzer taal uitschijnen onder letter- en zedekundig oogpunt. Hij bewees dat wij overal en in alles Vlaamsch moeten zijn om onze eigenaardigheid als volk en onze deugd als Christenen te bewaren, Vlaamsch tot in de minste zaken, met eene standvastigheid die desnoods we aan koppigheid mag grenzen. Hij bracht daarom hulde aan de mannen die de Burgerwacht te Borgenhout op Vlaamschen voet hebben ngericht, en daverende toejuichingen bewezen den spreker dat hij | |
[pagina 448]
| |
hier de waardeering vertolkte van gansch Borgenhout en van alwie Vlaanderen lief heeft. Hij besloot met in alles de eereplaats te vragen voor het Vlaamsch. De spreker wierd dapper toegejuicht en gelukt gewenscht. Voor de eerste maal dat hij in 't openbaar het woord voerde, heeft hij ieders verwachting overtroffen. De altijd dienstveerdige heer Stockmans, de bekwame orgelist von Mortsel, hield het klavier, en wij kunnen hem en de andere medewerkers van dit feest niet genoeg dank zeggen. Onze afdeeling bereidt tegen einde December een Kerstfeest en slaapt dus niet op de reeds bekomen lauweren. Borgerhout. L
Davidsfonds. - Indien wij goed ingelicht zijn zal men de feesten ter eere van wijlen Kanunnik Coninckx te St.-Truiden zóó inrichten, dat de algemeene feestvergadering van 1889 met haar kunnen invallen. - De afdeeling Brugge geeft een feest waarop. Senator Lammens van Gent zal spreken over de Fransche omwenteling in Vlaanderen.
Koninklijke Vlaamsche Akademie. Zitting van 21 November. Al de werkende leden zijn aanwezig, behalve de heer Stroobant, door ziekte verhinderd. Jhr de Pauw bestuurder, brengt hulde aan de nagedachtenis van de heeren G.J. Dodd, werkend lid en J. Van Beers, gewezen ondervoorzitter der Akademie. De heer Th. Coopman wordt gelast met de levensbeschrijving van J. Van Beers. Voor het jaar 1889 worden gekozen, als bestuurder de heer J. De Laet, en als onderbestuurder de heer Em. Hiel. De volgende heeren worden gekozen als voorloopige candidaten tot de twee openstaande plaatsen van briefwisselend lid, in de zitting van December te vervullen: D. Claes, leeraar te Namen; Simons, leeraar te Leuven; Alf. Janssens, van St-Nikolaas; N. De Tière, van Brussel; dr. Is. Bauwens, van Aalst; dr. Eug. Van Oye, van Oostende; Edm. Van der Staaeten, van Oudenaarde; Gittée, leeraar te Charleroi, Teirlynck, Delamontagne en Styns, van Brussel. Voor den openstaanden zetel van buitenlandsch eerelid worden aangeduid de heer Scherpenzeel, konsul der republiek van Transvaal, te Brussel; dr. Nuyens en dr. Fruyn, uit Nederland, en de heer Bonvarlet, voorzitter van le Comité flamand de France, te Duinkerke. Voor de prijskampen over oud-Germaansche talen en de Lofrede op Conscience worden de prijzen niet toegewezen; voor dien over de Vlaamsche taalwetten wordt de bekroning voorgesteld van het handschrift dat voor kenspreuk draagt: Repos ailleurs. De verslagen der beoordeelaars zullen gedrukt worden en de uitspraak zal gedaan worden in de volgende zitting | |
[pagina 449]
| |
De commissie, voor de beoordeeling van den driejaarlijkschen prijskamp van tooneelletterkunde, zal samengesteld zijn uit de volgende leden: de heeren Alberdingk Thijm, Coopman, Micheels, Obrie, Genard, Hiel, De Vos, Van Droogenbroeck, Mathot en Snieders. De jaarlijksche openbare zitting zal plaats hebben, den donderdag na de Kerstweek. De heeren Micheels en Hansen zullen er lezingen houden.
Benjamin Herder, deze maand te Freiburg overleden, was de eigenaar en bestuurder der groote en vermaarde drukkerij die zijnen naam draagt en belangrijke succursalen bezit te Straatsburg, Weenen en Saint Louis in Amerika. Onder de fondswerken van dit machtig huis telt men Acta et decreta van de Conciliën, de werken van M. Pastor, Mgr Raess, kardinaal Hergenroether, Mgr Janssen, den schrijver van het meesterwerk over de geschiedenis van het Duitsche volk, enz., enz. Het huis Herder heeft de bijbelgeschiedenissen van Schuster in al de Europeesche talen uitgegeven: het Duitsch, het Fransch, het Nederlandsch, het Engelsch, het Russisch, enz. enz.
Van Beers. - Den 14 November bezweek, aan eene borstkwaal, te Antwerpen, zijne geboortestad, de begaafde dichter van Jongelingsdroomen, slechts 67 jaar oud. Natuurlijk godsdienstig heeft de dichter zijn geloof geslachtofferd aan zijne heersch- en baatzucht. Eens in de tandwielen van het liberalisme moest hij helaas! als vrijdenker eindigen en de droeve eer verduren eener burgerlijke begravenis. Kunnen wij den mensch niet loven, toch mogen wij in ruime maat den dichter roemen, den dichter vol begeestering en vol gevoel, gevoel dat zelfs te veel tot ziekelijkheid oversloeg. In een speciaal artikel zullen wij bij de volgende aflevering zijne letterkundige nalatenschap in het lang en in het breed bespreken.
Lodewijk Hendrix, kunstschilder van ongemeen talent en eenige weken geleden te Antwerpen overleden, verdiende stellig meer vermaardheid dan er over zijnen naam gebazuind wordt. Stil en met eene teedere godsvrucht bezield wijdde hij slechts zijn penseel aan godsdienstige onderwerpen en was een der stichters der Quinten Metsysgilde in de Scheldestad. Zijne beste werken zijn de kruiswegen in de O.L. Vrouwen St.-Jozefkerk te Antwerpen, en de twee panneelen van den St.-Jozefaltaar in eerstgenoemde kerk. Verschillige zijner schilderijen zijn in Duitschland en Holland.
J.-G. Dodd, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie en vertaler der Verzameling van wetten en koninklijke besluiten, | |
[pagina 450]
| |
den 8 November te Brussel overleden, was te Antwerpen geboren den 10 September 1821. Eerst op de schilderkunst zich toeleggende wijdde hij zich slechts voor goed aan de letteren in 1844, en eerst vol onverschilligheid voor de nationale letterkunde, werd hij slechts uit zijne franschgezindheid gered door het verschijnen van Conscience's Wonderjaar. Hij werkte mede in Vlaamsch België, De Vlaamsche Stem, De Eendracht, Het Kunst- en letterblad, Het Taalverbond, en andere tijdschriften der jaren 40. Dichtstuk op Jacob van Artevelde (1848), Het onbekende meesterstuk (1848), Nieuw Vl. en Fr. Woordenboek, te zamen met Van de Velde (1852), Bij den Haard, novellen (1885), Liedjens en Deuntjens (1858), Liefde en leed (1860), Geschiedenis der schilderkunst in België (1861), De Familietwist, drama (1860), Ik ben vader, blijspel (1865), Twee vrienden, tooneelspel (1865), De zenuwen van Madam, lustspel (1868), zijn zijne bijzonderste werken. Men ziet dat de overledene bijna alle vakken der letterkunde beoefend heeft, en zonder tot eene merkwaardige hoogte te stijgen was zijn talent toch van eene niet te versmaden waarde. Met zijne officieele vertalingen zijn wij min ingenomen, te dikwijls was het slechts Fransch in Vlaamsche lompen. In de laatste jaren van zijn leven hield hij zich onledig met het bereiden der materialen voor een uitgebreid werk van kunstcritiek. | |
Aan onze lezers.Met de eerste afleveringen van 1889 geven wij een aantal onuitgegeven brieven van wijlen hoogleeraar David; beginnen wij eene reeks biographische en litterarische schetsen van groote schrijvers, zooals Van Beers, Feval, Multatuli, Victor Hugo, Tollens, enz.; gaan wij voort met de reisbrieven van hoogleeraar de Ceuleneer thans weder in Amerika; huldigen wij de rubriek in van artikelen over kunst; vangen wij de uitgave aan van een groot gedicht van pastoor Dr Claeys, Ons Vlaanderen, huldezang aan Mgr Lambrecht, XXIIIe bisschop van Gent. 1887 stond boven 1886, 1888 boven 1887 en 1889 zal nog degelijker zijn. Dat men voortga ons vertrouwen te schenken, wij geven de verzekering dat ons tijdschrift immer klimmen zal en eer zal doen aan het katholiek Vlaamsche land. In die hoop stellen wij het dus weder onder de bescherming en de hoede van u allen, steeds dankbaar voor raad en daad. |