| |
| |
| |
Kronijk en boekennieuws.
Le Patron, sa fonction, ses devoirs, ses responsabilités, par Charles Périn.
IN deze laatste tijden heeft het vraagpunt - de werkbaas - eene hernieuwing van belangstelling verworven.
Het jongste Congres van Luik heeft het behandeld; een Belgische bisschop heeft er eenen vasten-brief over geschreven, en in het Waalsche gedeelte van ons land zien wij katholieke nijveraars hunnen invloed en hunne krachten samenspannen om hun werkvolk te helpen, om te verwezenlijken wat zij kunnen in de strekking aangeduid door mannen die het sociale vraagpunt bestudeerd hebben.
Het zal dus niet zonder nut zijn dat wij eenige beschouwingen geven over het hierboven aangezegde boekje.
En vooral dat men toch niet opwerpe, dat het eene partij-leer is, dat slechts katholieken de zaak doorgronden. Het is toch niemands schuld dat bij ons alleen mannen zijn die aan de kerk behooren: overigens zien wij alleenlijk de innerlijke waarde in van hunne gedachten.
De begrippen en de zeden van onzen tijd zijn voor veel in de beroerdheid der samenleving: nu wordt alle gezag betwist, in het openbaar leven, in het huiselijk leven, en in het werkhuis.
De invloeden die heden het meeste ingrijpen op het volk, zonderen den werkman van den werkbaas af en voeren hem soms tot schuldige gewelddadigheden.
Nochtans, in billikheid, ligt de schuld bij den werkman niet alleen. De hatelijke onverschilligheid, de verfoeilijke berekeningen op de stoffelijke behoefte des werkmans, en ook op zijne waardigheid en zedelijkheid, stellen soms den patroon in zijn ongelijk.
Hoe is er strijd mogelijk onder menschen die elkander noodig hebben? Hoe is de maatschappelijke oorlog mogelijk? En hoe kan hij verminderd worden?
In het dringend en hoofdzakelijk werk der verzoening der standen en in de wedersamenstelling der werkmanswereld, zegt schrijver, zijn de werkbazen geroepen tot eene overwegende werking,
| |
| |
wij zouden zelfs mogen zeggen tot eene beslissende werking.
De werkbaas kent den werkman en zijne behoeften en uit zijne bevoegdheid vloeit zijne plicht voort.
Het belang van den werkbaas zal de volbrenging zijner plicht vergemakelijken want hij lijdt door de hebzucht, nijd en weerspannigheid die hij in zijn werkhuis dagelijks ontmoet.
Schrijver sterkt den werkbaas in het besef van de wettigheid van zijn ambt en toont hem de wezenlijkheid en nuttigheid zijner diensten aan. Daarna wordt de natuurlijke gemeenzaamheid van belangen tusschen den werkbaas en zijne werklieden uiteengezet. Als opwerping komt dan, in het vierde hoofdstuk, de uitlegging der socialistische leering: Zij wordt door den schrijver ‘prétentions socialistes’ genoemd, daar zij allen steun missen. Hier wordt grondig onderzocht of de communistische Staat leefbaar zoude zijn.
In het vijfde hoofdstuk wordt bestadigd, dat er altijd werkbazen zijn geweest en verzekerd dat er altijd zullen zijn. Deze bewering gaat gesteund op de onmogelijkheid, de socialistische droelingsleer aantenemen.
Maar, is de werkbaas overal te vinden, wij mogen ook vaststellen dat zijne betrekkingen met de werklieden niet altijd dezelfde zijn: zelfs in de groote nijverheid is er eene ontwrichting van het werk te bespeuren.
Buiten de stadhuishoudkundige orde heeft de werkbaas ook plichten op maatschappelijk gebied.
Hij is, in 't algemeen, geleerd en bemiddeld, hij heeft jegens zijne werklieden verplichtingen van bijstand, hij moet de ellenden lenigen van zijne naaste omgeving, des te meer daar zij voortkomen uit de feiten zelven, die zijnen rijkdom vermeerderen en zijnen invloed uitbreiden. Die ellenden zijn:
1. | De aangroeiende veronzedelijking der werkende groepen. |
2. | De verlamming in het geloof en de godsdienstoefening. |
3. | De verslapping der familiebanden. |
4. | De aangroei van het nutteloos en verdervende verteer. |
Deze ellenden raken de gansche samenleving. Dit tegen te werken is voor den werkbaas een dringende plicht, die de maatschappij van hem verwacht.
Hij heeft de plicht de medewerking van de andere werkbazen daartoe in te roepen, want het is niet door de pogingen van afgezonderde bazen dat men tot den gewenschten uitslag zal geraken. Het redmiddel moet door de werkbazen aangewend worden en de wet moet ze rugsteunen.
Jegens zijn werkvolk, heeft de werkbaas plichten, in het werkhuis, buiten het werkhuis, stoffelijke plichten, zedelijke en godsdienstige plichten.
Jegens de andere bazen, 1o vele werken van bescherming
| |
| |
kunnen slechts door de verstandhouding van de bazen eener zelfde nijverheid tot stand gebracht wo den; 2o daardoor zou het gezag van iedereen geeerbiedigd worden; 3o zij moeten alle kwade mededinging achterlaten; niet de eenigen willen zijn om iets goeds onder de werklieden te stichten en ze zoo aan te lokken.
Jegens de gansche maatschappij, weegt op de werkbazen de plicht de maatschappij niet te storen door de onmatigheden van hun nijverheidswerk, of de oneerlijkheid hunner doenwijze; 2o het goed voorbeeld te geven; 3 als het staatsbestuur de ware beginsels van de kristelijke staatkunde aanneemt, dan hebben de bazen de plicht die werking te helpen en voor te lichten; zij behoeven aan het staatsbestuur den steun van de openbare meening te bezorgen, in de nijverheidsstreken.
Wanneer de werkbazen den kristelijken zin hebben, zal de zelfverloochening hun niet ontbreken, zij zullen de behoeften van het werkmansleven nagaan; de voldoening van 's werkmans godsdienstige, verstandelijke en stoffelijke vereischten betrachten. Het overzicht van deze behoeften in het tiende hoofdstuk, is als de volledige opsomming der plichten van de werkbazen en de samenvatting van het gansche boek.
Indien het Belfort niet reeds eene studie gegeven hadde over de gilden, zou het elfde hoofdstuk ook dienen besproken te worden. Nu is het overtollig.
Na de voordeelen te hebben doen uitschijnen van het stichten van bazenvereenigingen, eindigt schrijver zijn gewrocht, met eene aansporing tot het werken.
Wij hopen in deze bespreking de eenheid van den opstel van dit boekje te doen opmerken hebben en de begeerte het te lezen te hebben doen ontstaan. Het is een verkwikkend en grondig werk, in eene duidelijke en schoone taal geschreven.
Emiel van der Mensbrugghe, avocaat.
Gent.
Nederlandsch Congres. - Kort geleden, is te Amsterdam, bij den heer Tj. Van Holkema een schoon boek van omtrent 275 bladzijden, verschenen. Het draagt voor opschrift: Handelingen van het XXe Nederlandsch taal- en letterkundig Congres, gehouden te Amsterdam den 15, 16 en 17 September 1887.
't is eene der meest verzorgde uitgaven van Congres-handelingen die ontegensprekelijk het huis Van Holkema tot eere strekt.
Dit gezegd over de stoffelijke verzorging, blijft er ons nog een woordje te reppen over de innerlijke waarde van het boek.
Wij zullen vooraf verklaren dat de inhoud ervan aller belangwekkendst is.
| |
| |
Na de opgave der lange lijst van deelnemers, die niet min dan 650 namen behelst, waaronder 25 Gentenaars, treffen wij de verslagen aan der verschillende vergaderingen die in de drie afdeelingen van gemeld Congres werden gehouden.
Tal van weldoordachte studiën die op gemelde bijeenkomsten werden voorgedragen, zijn er insgelijks, ter vollediging, in opgenomen. Onder deze is er eene die voornamelijk onze aandacht gaande houdt omdat het behandelde onderwerp thans zoo druk besproken wordt, niet alleen in de rechterlijke sferen maar ook in het Vlaamsche kamp.
Wij willen spreken van eene korte studie door den heer Julius Obrie, rechter bij de rechtbank van 1en aanleg te Dendermonde, den donderdag, 15 September, in de 1e afdeeling voorgedragen. Zijn onderwerp was: ‘De Nederlandsche rechtstaal in Noord en Zuid Nederland.’
In eene gekuischte en flinke taal, toont spreker aan wat al moeilijkheden er ontstaan bij de toepassing der taalwet van 17 Oogst 1873, ten gevolge der onbekendheid van rechters en advocaten met de Nederlandsche taal.
Terecht zegt de welsprekende redenaar, dat gemakzucht of ook wel onwil bij de rechters, die geroepen zijn de taalwet van 1873 toe te passen, en onbekendheid met de rechtstaal bij de advocaten, de twee hoofdoorzaken zijn waarom het Nederlansch nog altijd in België, op rechterlijk gebied, stiefmoederlijk wordt behandeld.
Deze twee kwalen kunnen, gelooven wij, gemakkelijk geweerd worden. Voor de eerste moet enkel een stevig voorschrift gevraagd worden waarbij den rechters het bestaan der wet wordt herinnerd; voor de tweede, richte men eenen leergang in waar men den studenten de rechtspleging ook in het Nederlandsch onderwijst.
Sinds jaren reeds, hebben duizenden Vlamingen gansche karrevrachten vertoogschriften naar onze wetgevende lichamen gezonden om te vragen, dat toch eindelijk, bij de Staatshoogescholen een leergang van strafrecht en strafrechtspleging in het Nederlandsch zoude gevoegd worden.
Tot nog toe, bleef die vraag onbeantwoord, zelfs werd er door officieele mannen verklaard, dat het inrichten van dien cursus tot het rijk der onmogelijkheden behoorde, daar men den man niet voor handen had die geschikt is om gemelden leergang te geven.
Die stelling is te dom om weêrlegd te worden; wij zullen dan ook enkel zeggen dat het te betreuren is dat sommige Belgische rechtsgeleerden niet bekend zijn met de mannen van wezenlijk talent welke wij bezitten, en dat Hollanders zooals Matthijs De Vries, C. Bake en andere ons moeten komen zeggen dat, zoo ooit een dergelijke leergang tot stand gebracht wordt, de heer Julius Obrie wel de rechte man op de rechte plaats zou wezen voor het geven van dien cursus.
| |
| |
Dit gezegd keeren wij tot de voordracht terug.
De heer Obrie weidt ook uit over taalverhaspeling en haalt menig staaltje van kromspraak aan welke hij uit onze in het Vlaamsch vertaalde wetboeken heeft opgedolven.
Hij betreurt ook terecht dat de Hollanders soms zoo lang wachten goede Vlaamsche woorden aan te nemen en eindigt met onze Noorderbroeders te bedanken, eindelijk de vlaamsche woorden: betooging, boekerij, bureel, enz in hunnen rijken taalschat te hebben opgenomen.
Hij besluit zijne rede met den wensch uit te drukken, dat, op rechterlijk gebied en ook op dat der ontwikkeling van de rechtstaal, zoowel in het Noorden als in het Zuiden, pogingen worden aangewend tot nauwere aansluiting.
De Handelingen behelzen ook nog een zeer goed geschreven en zaakrijk stuk, getiteld: De spelling der Noord en Zuid Nederlandsche Plaatsnamen door C. Bake van 's Gravenhage, dat wij met belangstelling gelezen hebben.
Het verslag der tooneelkundige afdeeling is ook zeer belangwekkend, bovenal het incident Rosseels-Julius Hoste, welk de verslaggever in Brabantsch patois tamelijk goed heeft weêrgegeven, is zeer kluchtig en mag als een verdienstelijk afwisselend dessertbrokje aanzien worden.
Kortom, het is een goed werk dat in de boekenkast van elken Vlaming op zijne plaats zou wezen.
A propos, waar blijven de handelingen van het Brusselsche Congres?
Gent.
L.
De Fransche revolutie in Vlaanderen, door prof. Jos. Samyn, 2e uitgave, klein in-8o, van 306 blz. Prijs: 1-50 fr.
De Fransche omwenteling is een tijdstip welk nog dagelijks vermeld wordt, ja, een tijdstip waarmeê ze nog dagelijks moeten rekenen al degenen die eenig openbaar ambt bekleeden of in eenig openbaar bestuur gemengd zijn. Het is dus van groot belang de geschiedenis van dien tijd wel te kennen.
Ze zijn bijna allen verdwenen onze ouders en voorzaten die deze jaren beleefd hebben, maar ze hebben er ons zoodanig veel over verteld, dat dit tijdvak ten hoogste onze nieuwsgierigheid opwekt. De honderdste verjaring van den aanvang der Fransche revolutie staat aan de deur: de herinneringen zullen dus in alle schriften meer of min, en onder verschillige opzichten vernieuwd worden. Daarom is de tweede uitgave van het geleerde werk De Fransche Revolutie in Vlaanderen, door professor Jos. Samyn ten gepasten tijde verschenen.
| |
| |
Het is mijn vak noch mijn belang niet boekbeoordeelingen te schrijven. Dezen keer nogtans maak ik eene uizondering omdat het mij schijnt dat dit werk niet genoegzaam gekend, ja niet genoegzaam verspreid is. Ik heb de gewoonte niet boeken te waardeeren volgens hunnen titel of volgens hunnen schrijver, maar wel volgens hunnen nuttigen inhoud. Nu, iedere bladzijde van gemeld werk getuigt mij dat het niet geschreven is in den hoek van den heerd, noch overgenomen uit vorige schrijvers. Professor Samyn heeft aan de oorspronkelijke bronnen geput, en heeft waarlijk ernstig moeten arbeiden om zoo een klaar en bondig werk in het licht te zenden.
Dit boek dient niet alleen eene plaats in iedere openbare of bijzondere boekerij te hebben, maar het verdient hoogst de aanbeveling voor allen wier vak of wier plicht het is nuttige uitgaven te kunnen of te moeten verspreiden. De prijsdeelingen zijn daar, en het volk kan niet genoeg bekend zijn met de onheilen veroorzaakt door de Fransche revolutie, welke sommigen zoo hemelhoog trachten te verheffen.
Thielt,
D.v.d.H.
- Bijdragen over Opvoeding en Onderwijs, door P.A. De Vos, professor, en Frans Willems, schoolopziener. - Lier, J. Van In en Co.
Het was eene goede gedachte, waaraan de schrijvers van bovenstaande werk toegaven, de gedachten van hunne in tijdschriften verspreide artikels over opvoeding en onderwijs in een boekdeel te verzamelen, behoorlijk te rangschikken en aldus meer en gemakkelijker voor elkeen genietbaar te maken. Wij durven het boek volmondig aan alle opvoeders - zoo ouders als leeraars - aanbevelen. En de schrijvers zeggen niet te veel, waar ze hun voorbericht sluiten met deze woorden: ‘Het (boek) is naar ons gevoelen allerbest geschikt om het vade-mecum te worden van alwie kinderen onderwijzen moet.’
Verscheidenheid en afwisseling, naast voldoende volledigheid, geven grond en recht tot deze hoop.
Beschouwingen hier van algemeenen, daar van bijzonderen aard, practische wenken en lessen spreken zoo over leeraar als leerling, zoo over leerstof als over leerwijze, en dat alles met de klaarheid en waarheid van vakmannen, die grondige studie aan rijke ondervinding paren.
Wat taal en stijl betreft, kunnen wij ons bepalen bij de aanmerking, dat beide de schrijvers reeds lang hunne proeven - en 't waren er immer degelijke - hebben geleverd.
Al vallen ze eenigszins buiten het algemeene plan des boeks, zagen wij met een bijzonder genoegen de twee keurige bijdragen
| |
| |
opgenomen, waardoor M. Frans Willems weleer, in ‘de Toekomst,’ de Darwinistische stellingen van D Ledeganck den bodem insloeg.
Kan. S. Daems.
(Uit Het Davidsfonds.)
- De Glorie of Heerlijkheden van Maria, door den H. Alphonsus-Maria de Liguori, Kerkleraar. Vertaald door Pater Theelen, Redemptorist. Prijs gekartonneerd fr. 1,75. In fraaien linnen band, fr. 1,95. Sint-Augustinus-Drukkerij, te Brugge.
Zeer talrijk, of liever ontelbaar zijn de werken, die in alle eeuwen ter eere van de allerheiligste Maagd en Moeder Gods geschreven werden; en nochtans kan men vrij zeggen, dat het schoonste en wellicht het nuttigste van allen is: De Glorie of Heerlijkheid van Maria, door den H. Alphonsus de Liguori.
- Dit uitmuntend werk, waarvoor de H. Alphonsus meer dan 30 jaren al de schoonste schriften der Kerkvaders en andere godvruchtige schrijvers raadpleegde, is een ware schat van hartroerende overwegingen en treffende voorbeelden, niet alleen voor kloostergemeenten, maar voor elk christen huisgezin. - Van De Glorie van Maria, zegt Mgr Grasselli, in zijne lofrede van den H. Alphonsus: ‘Ik beveel u allen de lezing van dit boek aan; hel zal van u misschien geen apostelen, geen leeraren, maar zeker zal het heiligen van u maken.’ Moge het dus meer en meer verspreid, herlezen en altoos zorgvuldig bewaard worden.
De groote Bende van Jan de Lichte. Aalst, J. van Branteghem, 1888, in-8o, 616 bl. fr. 3,00. - Over Jan de Lichte, den beruchten aanleider der rooversbende in Vlaanderen in de voorgaande eeuw, is er al veel geschreven, zoodat de misdaden van de Lichte en zijnen aanhang reeds bekend zijn. Het boek, dat wij heden aankondigen, is echter eenigermate nieuw, als ongemeen omstandiger dan zijne voorgangers en geheel en al gestaafd op de rechterlijke documenten, welke nopens de rooversbende bestaan. De schrijver heeft zijn lang verhaal zeer goed ingekleed, zoodat het in den smaak zal vallen van lezers, gewoon aan werken van de nieuwe romantische school, als van Raoul de Navery, en anderen, waar verrassende, aangrijpende dramatische toestanden bij voorkeur worden aangebracht.
Het boek, zonder van een bekend letterkundige geschreven te zijn, zal bij de lezing zeer voldoen. Kennis makende met de lange reeks van schelmstukken, door de bende jaar aan jaar gepleegd,
| |
| |
komt men er toe eene vergelijking te maken tusschen het gerechtswezen van vroeger, en dat van onzen tijd. Blijven enkele moorden thans nog ongestraft, men mag zeggen dat het bestaan eener rooversbende, te werk gaande als die van de Lichte, Baekeland en Cartouche, niet lang meer zou mogelijk zijn, dank aan de snelle gemeenschapsmiddelen, welke het gerecht nu ten dienste staan.
De groote bende van Jan de Lichte is, meenen wij, geroepen tot eenen grooten bijval. Wordt het boek ooit herdrukt, dan zal eene betere soort van papier noodig zijn: goed papier en nette druk zijn heden meer dan ooit vereischt om een boek koopers te doen vinden.
P.
- Werkmanshuis of Gildenhuis der Ambachten en Neringen van de stad Sint-Nikolaas. Voorbereidende vergadering voor de algemeene bijeenkomst der Bazen en Meesters der Ambachten en Nijverheden. - Redevoering van M. Jan Nobels. - Sint-Nikolaas, Strybol-Vercruyssen, 1888.
Gaan onze oude neringen herleven? Loffelijke pogingen daartoe worden in verscheidene steden van België aangewend, door mannen van hart, die meegevoelen toonen voor het ongelukkige lot veler werklieden. De redevoering, door den heer J. Nobels den 6 Juli 1888 te St-Nicolaas, in bijwezen van 52 bazen, gehouden, vond er warmen bijval, en dien zelfden dag waren reeds 80 leden voor het op te richten Gildehuis ingeschreven. Wat dit gildehuis zijn zal? Eene vereeniging, volgens onze oude Vlaamsche overleveringen, waar meesters en werklieden, op den voet van christene gelijkheid, zullen samenkomen om over de wederzijdsche belangen te spreken. Er zal daar een kring worden opgericht van alleszins bekwame, bevoegde mannen in alle vakken van kunst, alsmede eene goede boekenverzameling, ten einde de werklieden naar iets hooger nog te doen streven dan naar het alledaagsche. Onze beste wenschen voor den jeugdigen kring!
- Den weleerwaarden en hoogachtbaren Heere Victor Jacobs, oud-minister, door de Burgers- Vereeniging van Gent aangeboden, bij dezes vijf-en twintigjarig jubelfeest als volksvertegenwoordiger van Antwerpen en zijne benoeming als Staats-Minister. Gent, S. Leliaert, A. Siffer en Cle, 1888 in-4o.
Den weleerwaarden en hoogachtbaren Heere Jan de Laet, letterkundige, door de Burgers- Vereeniging van Gent aangeboden bij zijn vijf-en-twintigjarig jubelfeest als volksvertegenwoordiger van Antwerpen, Ibidem, idem.
Twee gedichten ter eere van genoemde gevierden, geschreven door den heer Barbieur. Zij getuigen van aanleg en veel geestdrift voor de vaderlandsche zaak, die in beide staatsmannen zulke koene en trouwe verdedigers vindt.
De ‘Bibliotheque Populaire’ van Henri Gautier, is een recht verdienstelijk werk.
| |
| |
Voor tien centiemen per weke stelt zij iedereen die maar fransch kan lezen en verstaan, in de mogelijkheid van kennis te maken met de letterkundige meesterstukken van alle landen en talen. Merkweerdig, zeer merkweerdig zijn de reeds verschenen afleveringen. Onder andere noemen wij: La chanson de Roland; La Divine Comédie (Dante); La Jérusalem Délivrée (Tasso); L'Evangéline (Longfellow); Pensées (Pascal); Gulliver (Swift); Herman et Dorothée (Goëthe); Le Chat noir (Edgar Poë); Contes Russes (Tolstoï).
Vooral voor studenten en jonge letterkundigen is deze ‘Bibliothèque’ uiterst geschikt. Wij bevelen ze hun dan ook aan.
Eene opmerkinge hebben wij te maken: wij vinden dáár de hoofdwerken van de Fransche, Engelsche, Duitsche, Italiaansche, Russische meesters. Waarom en mogen wij daar ook onze Vlaamsche geniussen niet wèervinden? Zouden in die reke niet wonderwel passen: Reinaert De Vos, Gudrun, De Niebelungen, die glanzende praalstukken onzer oude letterkunde, De Uitvinding des Duivels, van onzen genialen Conscience, Het Burchtslot van Zomergem en De Zinnelooze van melodieusen Ledeganck en duizenden andere glinsterende perels van onze letterkunde, zoo oude als hedendaagsche?
Is de Fransche uitgever daartoe in staat niet, waarom sticht men dergelijke Vlaamsche goedkoope bibliotheken ten onzent niet?
Eekloo.
F.d. Graeve.
- Qui l'aurait cru?
Te Montpellier, in Frankrijk, is een boek verschenen, getiteld: Méthode pour l'enseignement simultané de l'Anglais, du Néerlandais et de l'Allemand.
Het Vlaamsch onderwezen in het Zuiden van Frankrijk..... Ei! wat gaan de Brusselsche Chronique's en de Doorniksche... Vérité's daarvan zeggen?
- Pater Fr. Raymundus Rommens, van de Predikheerenorde, heeft bij Taymans-Nezy, te Lier, laten drukken een klein, maar belangwekkend boekje, getiteld: De Predikheeren en de Kluizekerk tot Lier, hare merkwaardige gedachtenis en mirakuleuze beelden. Prijs fr. 0.50. Het is eene uitmuntende bijdrage tot de geschiedenis van het steedje Lier, waartoe, behalve vroeger de advocaat Bergmann, verschillige andere schrijvers bouwstoffen geleverd hebben of nog aan 't verzamelen zijn, gelijk de heer schepene Mast nog op dit oogenblik doet.
L. Taymans-Nezy heeft gezorgd voor eenen bijzonder netten druk, zoo dat het boekje, ook voor het uiterlijk, hoogst aanbevelenswaardig is.
Verschenen: Glossarium van verouderde rechtstermen, kunstwoorden en andere uitdrukkingen uit Vlaamsche, Brabandsche en Limbursche oorkonden, door Karel Stallaert, lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Vijfde aflevering.
| |
| |
- Fransche Academie. Ziehier den ouderdom der 40 onsterfelijken.
‘M. de Lesseps, 83 jaar; Legouvé, 81; Xavier Marmier, 79; Duruy, 78; Octave Feuillet, 76; Camille Doucet, 76; Jules Simon, 74; Johnn Lemoinne, 73; duc d'Audiffret-Pasquier, 73; Rousse, 72; Lecomte de l'Isle, 68; Augier, 68; Camille Rousset, 67; duc de Broglie, 67; Jurien de la Gravière, 67; Pasteur, 66; de Mazade, 66; Joseph Bertrand, 66; Bossier, 65; Alexandre Dumas, 64; Renan, 64; Mézière, 62; Taine, 60; Emile Ollivier, 63; Maxime du Camp, 66; Gérard, 60; Perraud, 60; Léon Say, 62; Sardou, 57; Cherbuliez, 56; Meilhac, 56; Pailleron, 54; Halévy, 54; Herve 53; Sully-Prudhomme, 47; Claretie, 46; François-Coppée, 45; graaf d'Haussonville, 44.’
De deken bij rang van kiezing is M. Legouvé.
Vlaamsche Academie. - In de zitting van Juni werd door de heeren de Potter en Coopman een ontwerp neêrgelegd van werkzaamheden, dat deze leden, in het belang van onze taal en van de Academie, door het geleerd genootschapwenschen te zien aanvangen. Dat ontwerp besluit met de volgende belangrijke voorstellen:
1e: Uitgave van een Algemeen Zuid-Nederlandsch Idioticon.
2e: Uitgave van eene Bloemlezing uit de werken onzer XVIIe en XVIIIe eeuwsche schrijvers, bij voorkeur uit den schat der volksliederen uit gemelde tijdvakken.
3e: Uitgave eener levenschets der bekende Nederlandsche schrijvers onzer provinciën, en een beknopt bericht aangaande de werken der onbekend geblevene.
4e: 1o Uitgave van een Algemeen Nederlandsch Vak- en Kunstwoordenboek.
5e: a) Bewerking en uitgave eener algemeene Vlaamsche Bibliographie (vooral sedert 1830 tot den dag van heden):
b) Deze bibliographie, voor de toekomst, ofwel ieder jaar, ofwel om de tien jaren bij te houden en uit te geven.
Het eerste dezer voorstellen, ter zitting der maand Juli in beraadslaging gelegd, werd door de Academie bereids aanvaard; de bespreking der andere voorstellen zal in Augustus voortgezet worden.
Verscheidene dag- en weekbladen, die het Ontwerp van werkzaamheden der heeren de Potter en Coopman hebben doen kennen (onder andere Het Recht, van Antwerpen, de Bien public enz.), hebben hunne instemming er mede betuigd. Kan de Vlaamsche Academie de bovenstaande voorstellen in uitvoering brengen, geen twijfel of zij zal daarvoor den dank van al onze taalvrienden verwerven en het Vlaamsche volk eenen onschatbaren dienst bewijzen.
In de voorlaatste zitting las de heer L. Delgeur een merkwaardig opstel over de Geographische benamingen.
| |
| |
Davidsfonds. - Afdeeling Asper-Eine. - Men schrijft uit Asper: De Davidsfondsafdeeling Asper-Eine, hield op zondag 24 Juni te Asper, hare jaarlijksche algemeene vergadering.
De feestelijkheid werd geopend door de Harmoniemaatschappij van Eine, waarna de schrijver der afdeeling verslag deed over de werkzaamheden binst het verloopen jaar. - Van 114 leden, heeft de afdeeling haar getal zien aangroeien tot 153; hare boekerije wordt goed bezocht en vol hoop nog wijder en weldadiger hare werkingen uit te breiden, ziet zij de toekomst te gemoet.
Na den liefelijken zang Bij 't lijkje van een kind, gezongen door den heer Kamiel de Maeght van Eine, en een fraai pianostuk, gespeeld door de heeren Henri Putman, onderwijzer te Heurne en voornoemden K. de Maeght, gaf Mijnheer Jn. I. de Beucker, de beroemde Antwerpsche Redenaar, eene heerlijke voordracht, waardoor hij bewees Hoe schoon het is onzen Godsdienst wel te kennen. Op medesleepende en bevallige wijze toonde de machtige spreker zijne talrijke toehoorders aan, hoe weinig onze godsdienst door sommigen is gekend, hoe schoon en verheven hij nogtans is in zijne leering en zijne werken, en hoe wijselijk de ouders en oversten doen hem door kinders en onderdanen grondig te doen leeren. Doch, zóó betoonde de overtuigende redenaar, opdat de Vlaamsche kinderen hunnen godsdienst leeren, zoo het behoort, mogen zij daartoe niet den Franschen, maar moeten zij den Vlaamschen catechismus gebruiken.
Menigmaal werd het begeesterende woord des Redenaars luidruchtig toegejuicht, en vast en zeker zal het de overschoonste vruchten dragen ten voordeele der bloeiende afdeeling Asper-Eine.
Vervolgens wisten de heeren Jules Petit en Alfons de Wildeman, van Eine, de vervoerde menigte hertelijk te vermaken door het blijspel 't Geschenk van den graaf Chaberdam. De bovengemelde heer K. de Maeght verwekte het vroolijkste lachen door een lief kluchtlied, ten bevalligste voorgedragen, en de lofweerde Harmoniemaatschappij besloot de feest met het uitvoeren van een harer prachtigste aria's
A.v.H.
† De Nederlandsche letterkunde heeft een zwaar verlies gedaan in het afsterven van Karel Vosmaar te Montreux, in Frankrijk, den 13 Juni laatst overleden in den ouderdom van 62 jaren.
Over Kunst, De kunst in huis, De Schilderschool en de Nederlandsche Schilders, werken gewijd aan Rembrandt, aan Frans Hals, aan Cornelis Troost, Amazone, Londinias, Nanno, Ilias vertaald. Vogels van diverse Pluimage en zijne bijdragen in De Spectator zijn zoovele werken waar hij getuigenis aflegde van schatrijke gaven van critiek kunst en letterkunde. Hij was een ware hoogepriester der kunst.
| |
| |
† Te Antwerpen, de wel bekende schilder Henri De Braekeleer, oud 49 jaar.
Schrandere kolorist, behendig in de techniek, en vol opmerkzaamheidsgeest was hij bij uitstek de schilder der burgers- en boerenwoningen. Gedacht en geniale scheppingsgave ontbraken hem.
Lang onbekend begon zijne befaamdheid slechts na de Tentoonstelling van Parijs. Spinster, Atlas en Aan het venster zijn zijne bijzonderste gewrochten.
† Victor Van Coillie, onderpastoor te Ingelmunster. Hij was een waardige en bekwame priester, door allen bemind en geacht. Dichter, is hij de maker van verdienstelijke gelegenheidsverzen, en prozaschrijver, de vervaardiger van lieve verhalen en legenden: Geeraard de Broedermoorder, De Ring van aartsbisschop Boonen, Het verzonken kasteel, de Kruisvaart der kinderen.
|
|