Het Belfort. Jaargang 2
(1887)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 480]
| |
Karel-Lodewijk Ternest.DEN 21 Juni is te Wetteren overleden de bekende onderwijzer, taal- en letterkundige, Karel-Lodewijk Ternest. Geboren te Dentergem den 19 October 1812, vervulde hij reeds op zestienjarigen leeftijd de bediening van hulponderwijzer ter gemeenteschool van Wingene. Zijne vrije uren besteedde hij om zich te bekwamen tot het ambt van hoofdonderwijzer, en wel met zulk goed gevolg, dat hij in 1830 in deze hoedanigheid eene benoeming in zijn geboortedorp verkreeg. Man van diepe kennis, had hij eenen natuurlijken aandrift tot studie en zelfonderricht en muntte hij weldra uit boven het grootste deel zijner ambtgenooten; ook werden zijne verdiensten niet alleen door deze, maar eveneens door de overheden hoe langer hoe meer gewaardeerd. In 1836 bekwam hij de plaats van hoofdonderwijzer te Ouwegem (Oost-Vlaanderen), in welke gemeente de ijverige, zorgvolle man negentien jaren, tot voldoening van bestuurders en van onderhoorigen, zich van zijne lastige taak, met liefde en verkleefdheid, kweet. In 1855 beroepen tot hoofdonderwijzer der belangrijke gemeente Wetteren, bleef hij dáár gevestigd, en wijdde hij er zich, tot den dag dat eene welverdiende rust voor hem was aangebroken, aan het onderwijs en de opvoeding der jeugd. Toen Ternest zijne loopbaan begon, was het onderwijzersambt waarlijk niet rijkelijk bezoldigd, ja in de meeste plaatsen hadden de opleiders der jeugd de grootste moeite, om eerlijk ‘door de wereld’ te geraken. Alleen zij, die getuigen van 's mans rusteloozen arbeid geweest zijn, weten wat hij heeft moeten doen voor zijn talrijk huisgezin, maar weten ook hoe zijn aanhoudend zwoegen alle hinderpalen en last te boven wist te komen. Verscheidene malen werden de ongewone verdiensten van vader Ternest door de regeering erkend, met gratificatiën, boekgeschenken, eindelijk in 1872 met het ridderkruis der Leopoldsorde, terwijl de vreemdeling zelfs zijne verdiensten op prijs wist te stellen: zijn | |
[pagina 481]
| |
uitmuntend boek: Duitsche Spraakleer (1866) herhaalde keeren herdrukt (gelijk, overigens, al zijne andere schoolboeken) verwierf hem vanwege den Koning van Pruisen eene gouden medaille. Zijne leerlingen zullen van hem getuigen, dat hij de beste, de braafste der leermeesters was; verscheidene van hen vervullen, sedert jaren reeds, schoone plaatsen in het volksonderwijs en andere geachte betrekkingen: onze wereldberoemde Gevaert, geboren te Huise (bij Ouwegem), had geen andere school dan die van meester Ternest, die hem niet alleen in de moedertaal en in het Fransch bekwaamde, maar tevens in de beginselen der Hoogduitsche en Engelsche talen. De geniale toondichter vergat, te midden van zijne schoonste zegepralen op het kunstgebied, te Parijs, den nederigen onderwijzer niet, wien hij veel te danken had, en schonk hem meer dan eens bewijzen zijner erkentenis. - De liefde voor het onderwijs was bij vader Ternest zoo groot, dat niet min dan vijf zijner kinderen tot den schooldienst werden opgeleid. Na zijne benoeming in de Leopoldsorde werd hem door zijne ambtgenooten en overheden een schoon huldefeest aangeboden. Te recht mocht de schoolopziener De Vlaminck er verklaren: ‘Thans nog, in den nazomer uws levens, schittert gij onverduisterd door uwe grondige geleerdheid onder uwe ambtgenooten, ofschoon er onder hen ook glinsterende starren zijn opgerezen; bij elke gelegenheid, die zich daartoe voordoet, verspreidt gij onder hen het heldere licht uwer kennissen en weet gij hen nog door het vuur der begeestering te bezielen... Daarvan getuigen uwe artikelen in De Toekomst, uw werkzaam deel in de onderwijzersvergaderingen en uw voorzitterschap der Vlaamsche afdeeling van den Belgischen Onderwijzersbond.’ Die lofspraak was inderdaad verdiend: ware Karel-Lodewijk Ternest geen nederig, onbaatzuchtig man geweest, hadde hij eenige eerzucht gekoesterd, min bezield met liefde voor het algemeen dan gedrongen om naam, stand en fortuin te verwerven, - geen twijfel of hij zou in het middelbaar onderwijs eene schoone plaats gewonnen en ook dáár schitterende diensten bewezen hebben. De lijst der werken van vader Ternest telt vijftien nummers, over taal-, geschied- en aardrijkskundeGa naar voetnoot(1). Zijne Uitspraakleer | |
[pagina 482]
| |
der Nederlandsche taal, te Gent bekroond, werd door de Zuid-Nederlandsche Maatschappij van Taalkunde (bevattende de voornaamste taalleeraren van België), als regel voor de uitspraak aangenomen, en volgens de getuigenis van Dr Kern stemmen ook al de Noord-Nederlandsche letterkundigen, op enkele kleinigheden na, er ten volle mede in. - Het boekje is, overigens, in Noord en Zuid klassisch gebleven, gelijk hier zijne andere schoolboeken, die nog herdrukt worden. Ternest schreef, aanvankelijk, in de Gazette van Gent van over eene halve eeuw en in het Letterkundig Jaarboekje, dichtstukjes. De taalkunde nochtans beoefende hij met blijkbare voorliefde, en op dit uitgestrekt gebied, zelfs heden nog zoo weinig gezocht, was hij niet alleen aan de onderwijzers, maar aan vele letterkundigen ten hoogste nuttig. Zijne taalkundige artikelen, in de meeste letterkundige tijdschriften van België verspreid, werden ten zeerste opgemerkt, schier altijd als gegrond en onwedersprekelijk erkend. Dautzenberg, van Duyse, Frans de Cort, Heremans en Snellaert hielden hem in groote achting. Het verdient opmerking dat verscheidene zijner stellingen overeenkomen met de regels, nadien voor het opstellen en het Woordenboek der Nederlandsche taal in acht genomen. Men mag zeggen dat Ternest een der beste taalmeesters van België was, en dat zijne wetenschap niet (gelijk bij anderen soms het | |
[pagina 483]
| |
geval is) gekopiëerd was uit boeken van andere meesters - hij bezat geene taalkundige bibliotheek - maar dat zij voortsproot uit eigene studie, uit grondig onderzoek en vergelijking met de Germaansche talen. De avond van zijn welbesteed leven was, gelijk gansch zijne loopbaan, rustig en kalm - maar mocht gelukkiger geweest zijn. Sedert eenen val van de steenen strappen des gemeentehuizes te Wetteren, over eenige jaren, was hij lichamelijk vervallen, en werkte eenigermate zelfs zijn eertijds zoo vlugge geest, zijn zoo helder verstand, bij wijlen, zoo onbelemmerd niet meer als vroeger. Geen twijfel of zonder deze gebeurtenis zou Ternest, gedurende zijnen rusttijd, de Nederlandsche taal- en letterkunde met nog menige merkwaardige studie verrijkt hebben. Ware christen, bezield met godsdienstig gevoel, droeg de brave man zijn lot met geduld, zich verheugende in het goede, dat hij met Gods bijstand had mogen verwezenlijken, in het welvaren zijner vrienden, wie hij innig verkleefd was, en vooral in het geluk zijner elf kinderen, die hij, ieder in de gekozene loopbaan, het voorbeeld des wakkeren, werkzamen vaders eervol mocht zien nastreven. Wetteren verliest in Karel-Lodewijk Ternest eenen deftigen, algemeen geachten burger, het onderwijzerskorps den uitstekendsten zijner leden, de Nederlandsche taal- en letterkunde eenen harer voortreffelijkste beoefenaars. Zijn aandenken blijve gezegend. F. de Potter. |
|