zinsneden lijk de volgende op bl. 34, vermeden: ‘Zoo spreekt de man der XVIIIe eeuw, terwijl hij met bevende hand en een van aandoening sidderend hart de bladzijden des boeks doorloopt’.
Ware ik in de geschiedenis van Vlaanderen en in de kunde der Vlaamsche oudheden bedreven lijk Frans de Potter, woonde ik in eene stad waar ik alle boekverzamelingen kan raad vragen. 'k zou met opene handen in overvloedige schatten putten, 'k zou eenen boek maken waar Frans de Potter, een hoofdstuk schreef: God erkend door de burgerlijke wet; 'k en zou zoo gesparig niet zijn in de voorstellingen van 't Vlaamsche leven die in zoo menigvuldige trekken en oorspronkelijke verbeeldingen ter uitgaven van kostbare oorkonden te boeke staan. Waarom bij v., als er sprake is van de namen der oude Vlaamsche huizen, de Brugsche namen niet gebezigd die van den eersten tot den laatsten in de Inleiding van den Inventaire van M. Gilliodts Van Severen aangehaald worden? Als er gewag gemaakt wierd van de spreuken die op allerlei gerief gekapt of geteekend staan, waarom in de duizend opschriften niet geput die op het Vlaamsch zandsteenen aardewerk geprent staan en die Schuermans mededeelde in de Annales de l'Académie d'Archéologie de Belgique, 3e Série, T. IX, bl. 41? Waarom laten verstaan dat er in 't Vlaamsch geen eigentlijke familieboek, livre de raison meer en bestaat, als er hier sedert maanden een op mijne tafel ligt, dien ik aan onze lezers bekend miek? Als wij in de school geleid worden, waarom heeft de schrijver de oude schoolboeken niet opengeslegen waar onze voorouders hun beschot in vonden? Waarom en heeft hij de schoolfeesten, de geplogentheden der feeste van Sint Gregorius niet beschreven? Waarom heeft de schrijver zoo weinig gezant in onzen Rond den Heerd, waar er aangaande christene gebruiken meest van al te vernemen is? 't Vlaamsche Volk zou Frans de Potter dankbaar zijn, wilde hij zijn verdienstelijk schrijven met eene volledige schets van 't leven onzer voorouders bekroonen.
J. Claerhout.
Inventaire des archives de la ville de Gand, par V. van der Haeghen, archiviste de la ville. - Etablissements religieux. 1re livraison. Gand. Annoot-Braeckman, 1887, in-groot-8o, 144 bl.
HET eerste woord, dat bij 't ontvangen van deze uitgave uit den mond van velen te Gent is gekomen, zal ongetwijfeld geweest zijn: ‘Eindelijk!’ - Ja, eindelijk is er te Gent een archivaris, die zijne taak ernstig schijnt op te vatten, die in zijn kabinet den tijd niet zoekt te dooden met verzen te schrijven of proeven te