Daar zijn steenen die enkel aan paleizen kunnen verbouwd worden; sommige woorden en uitdrukkingen voegen maar aan den verheven stijl.
Schrijvers die om gewone gedachten uit te drukken, stadhuiswoorden bezigen, zijn vaten die ja, luide klinken, maar.... ledig zijn.
De spraakkunst is het kind der tale, en niet hare moeder; de spraakkunst mag noch scheppen, noch baren; zij krijgt hare wetten van de taal en verandert met haar.
Waar is dan de academie voor de taal?... Zij is bij het volk.
Het volk geeft leven of dood aan de taal. Leeft het volk dat ze spreekt, dan is de tale levend; is het volk van den aardbol weggevaagd, dan is de tale dood.
Het volk is de ziel; de taal, het lichaam.
De ziel is meester over het lichaam, en het volk gebiedt, als dwingeland, over de taal.
Wilt gij de geschiedenis kennen van verdwenen volkeren, ga, onderzoek de relikwiën die zij overlieten; wilt gij eene doode taal aanleeren, raadpleeg de werken vroeger in die tale geschreven.
Wilt gij een levende volk kennen, ga, reis er naar toe, hoor het spreken en luister het af; wilt gij eene levende tale kennen, ga bij het volk dat ze spreekt.
Spraakkunst en woordenboek kunnen u hierin tot fakkels dienen. Doch, waar zij ongehoorzame, hooveerdige kinderen worden, waar zij het alvermogend gezag van hunnen vader, het volk, miskennen willen, daar wordt hun invloed verderfelijk, hun licht verblindend, en daar ook moet gij ze alleen laten staan.