De Beiaard. Jaargang 2
(1917-1918)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| |
Orthodox en modernWIE apologie niet enkel letterlik opvat als van zich afspreken, maar als het apostolaat van verzoening, heeft voor eerste taak, onze gescheiden broeders in Christus, zoals de Protestanten in pauselike encyclieken heten, te naderen en te verkennen. Onze land- en tijdgenoten hoofd voor hoofd onderscheiden is een voorwaarde tot ireniese actie, die immers de biezondere noden in elke kring nagaat en dan hun énige vervulling direkt in de Moederkerk aanwijst. Daarom mogen we bepaalde voorlichting zoeken bij ingewijden, die de kronkelingen van de dwaling en de schemeringen van de dwaler persoonlik hebben meegemaakt. Alleen blijft er gevaar - niet dat zulke bekeerlingen in de trant van renegaten en vooral afgevallen priesters hun verlaten huis schenden, want wat een aandoenlike piëteit toont b.v. Newman levenslang voor de Anglikaanse Kerk! -, maar dat ze onder invloed van hun verleden uitsluitend gidsen voor geestverwanten zijn. Zo heeft de Oxfordbeweging eigenlik de dissenters verwaarloosd en zich zelfs alleen de High Church aangetrokken; en omdat Bruna zijn bekering mee dankt aan Kalvijn, overschat hij licht de algemene betekenis van deze heresiarch en schijnt geneigd, hem een ereplaats te geven in 't voorportaal van onze Kerk, waar Vondel, in de strijd tegen de Gomaristen bewust van zijn roeping geworden, hem integendeel de achterdeur zou willen wijzen. Wie maakt satanieser indruk dan Schopenhauer? En toch is 't asceties, mystiek element van zijn pessimisme 't middel tot weergeboorte geweest voor de eenzelvige Huysmans en de zwaarmoedige Jörgensen, die dankbaar een soort propaganda voor hun tijdelike meester en betrekkelike weldoener voerden. Om dezelfde reden dreigt Bruna zich blind te staren op het doctrinair gehalte van 't Protestantisme, terwijl de leer nooit meer dan één kant, laat het de basis wezen, van 't Christendom uitmaakt. Door die eenzijdigheid komt hij er toe, de verhoudingen simplisties door te hakken en links even weinig goeds te zien als rechts kwaads. | |
[pagina 373]
| |
Een gelijkmatiger, onpartijdiger beschouwing wordt hier bepleit. De kracht van de Roomse positie tegenover het Protestantisme ligt immers in 't dubbel front, evenwijdig aan de tweeslachtige houding van de Hervormers. Formeel stelt Luther de vrijheid, maar materieel houdt hij een groot stuk overlevering op eigen gezag, zodat hij theoreties veel negatiever lijkt dan hij feitelik is. Deze tegenstrijdige elementen zijn histories uiteengegaan in de orthodoxe richting, die op het kerkelike, en de moderne richting, die op het persoonlike de nadruk legt. Dus kunnen we beide tegen elkaar uitspelen, ieder op de beurt voor een deel van 't Hervormingsprogram en ook voor een kant van onze traditie plaatsen. De orthodoxen, zeggen we, zijn niet consequent, want ze vervangen halfweg de vrijheid door een autoriteit; de modernen noemen we niet authentiek, omdat ze grotendeels de inhoud van de leer verloochenen. En tamelik neutraal laten we ‘les issus de Calvin’ zo de erfenis van Genève in stukken breken door partijen, die zich ieder op hun meester kunnen beroepen. De tweeslachtigheid van de Hervormers wreekt zich in eeuwige tweedracht van hun volgelingen, zolang een scheur noodlottig verder scheurt. De Moederkerk staat harmonies boven de tegenspraak van links en rechts en verzoent al die kontrasten van wil en genade, geloof en rede, ethiek en dogmatiek. Dit is de synthese van de contrapuntiese denker Newman, voortgezet in Devas' ‘The key to the world's progress’, waarvan een groot deel onder de titel ‘De tien schijnbare tegenspraken in de R.K. Kerk’ werd vertaald, in Chesterton's ‘Orthodoxy’ en in Benson's ‘Paradoxes of Catholicism’ met het leidmotief, dat de Kerk ‘paradoxaal’ is als de Godmens door de twee-eenheid van een bovennatuurlik en een natuurlik wezen. En zo zielkundig als de Engelse school dit motief uitwerkte, zo geschiedkundig heeft de theoloog Möhler het in zijn klassieke ‘Symbolik’ doorgevoerd. Die vergelijkende dogmatiek tekent de ontwikkelingsgang in 't Protestantisme als een doorlopend zigzag van | |
[pagina 374]
| |
actie en reactie: na de predestinatie komt een nieuwerwets Pelagianisme, op de miskenning van natuur, wil en rede volgt een overschatting van deze gaven; en dat ritme van zich uitputtende golven begeleidt ons zegevierend Credo op de rots, zoals de geschiedenisfilozofie de vaste Openbaring illustreert.
Onlangs werd in de ‘Studiën’ de vraag gesteld, waarom alleen moderne, geen orthodoxe Protestanten een retraitehuis stichten. Me dunkt om een zakelike en een persoonlike reden. Vooreerst ligt het minder in de aard van de rechtzinnigen en hoe langer hoe minder, naarmate ze meer ‘confessioneel’ zijn gekleurd, de nadruk te leggen op praktiese vorming, ethiese pedagogiek, ascetiese afzondering, alles wat zweemt naar verdachte ‘werkheiligheid’. Met Gods Woord in hart en hand moet ieder gemeentelid immers het heil vinden; en ééns bekeerd, d.i. in protestante zin doordrongen van de hoop op eigen zaligheid, is het kind Gods door louter genade van Hem, die in ons het willen en het werken werkt, gered. Het begin van de Heidelbergse Catechismus vat alles in één vraag en antwoord samen: ‘Wat is uw eenige troost, beide in het leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel niet mijn eigen, maar mijns getrouwen Zaligmakers eigen ben, die voor alle mijne zonden volkomenlijk betaald heeft..., en mij van het eeuwige leven verzekert en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt’. De crisis van de ‘bekering’ breekt het leven in tweeën en beslist afdoende over het vervolg; de ‘wedergeboorte’ bestemt, ook buiten de gereformeerde leer van de ‘uitverkiezing’ of ‘voorbeschikking’, de ziel onherroepelik voor de hemel. Al brengt de werkelikheid nu vanzelf mee, dat de meest overtuigde Kalvinist nog ogenblikken van geweidige angst beleeft - is hij ‘kennelik omgekeerd’, dan blijft hij tenslotte toch ‘verzekerd’. Goede werken moeten vanzelf volgen als ‘vruchten van dankbaarheid’. Niet zo absoluut is de Piëtist, die in zijn konventikels, eigenlik een levenslange retraite, waarborg tot volharding | |
[pagina 375]
| |
en een school van volmaaktheid zoekt, waarvoor de Methodist zijn bepaalde ‘methode’ bracht; de Ethiesen hebben voor het geleidelike van 't godsdienstig leven ook wel oog genoeg. Maar 't is een feit, dat al die praktiese stromingen van zielzorg een weeromstuit betekenen op de oorspronkelike Hervorming, die met de passieve ‘rechtvaardigmaking’ nergens plaats voor meewerking van wil en rede liet; en erkend moet worden, dat de grens tussen z.g. Rechts- en Links-Ethiesen niet precies te trekken valt, omdat ze, los van de evenwichtige verhouding in de Moederkerk, licht in een ander uiterste vervallen dan Luther en Kalvijn, n.l. van de enkele bovennatuur overslaan tot de enkele natuur. Hun overgang naar de modernen verloopt dan ook meermalen ongemerkt en ongewild. Wat de Moderne kenmerkt, is de vervanging van 't geweten door 't gevoel; want hij aanvaardt geen vrees Gods als het begin van wijsheid, maar lost het Evangelie in louter liefde, bepaald menseliefde op. Het zielkundig, opvoedkundig moment wordt hoofdzaak en, zoals de doctrinaire Protestant het leven voor de leer miskende, doet de vrijzinnige 't de leer voor het leven. Het geloof is herleid tot een subjectief proces van ervaring, waarvoor men 't orgaan aangeboren heeft en als bij de kunst ontwikkelt; waarvoor men dus graag alle middelen, liefst de fijnste, gebruikt en alle zinnen openzet; waarvoor men mystiek en muziek, filozofïe en sociologie hanteert, om het gemis van Kerkleer aan te vullen. De menselike, zowel persoonlike als gemeenschappelike kant van de godsdienst, die de abstracte orthodoxie vrijwel voorbijzag, komt hier overmatig tot z'n recht; men verwacht alles van een bezielend voorganger, van een stemmende omgeving, van een wijdende kring; men verlangt des te meer werking van een retraiteGa naar voetnoot1), omdat de verbeelding er een direkte ontmoeting met het diepste mysterie van voorspiegelt. | |
[pagina 376]
| |
Daaraan is verwant het individueel motief. Een Gereformeerde voelt zich veilig op zijn steil standpunt, dat hem betrekkelik vaste grond onder zijn voeten geeft, omdat hij 't wankelen van zijn ondergrond met eng en streng geweten aan zijn eigen weifeling toeschrijft. Lichte, blije Modernen daarentegen glijdt elke steun noodlottig weg, ze krijgen bij hun leegte altijd meer honger en worden in hun armoe gedrongen tot aankloppen bij vreemden. Hierin ligt behalve 't antwoord aan Pater Cramer ook een vraag aan de Heer Bruna, die, als gewezen slachtoffer van de moderne verwarring geneigd tot zwartkijken, met het gezag van de bekeerling en de invloed van de ijveraar de stelling vent, dat wij Katholieken alles van de orthodoxen en niets van de modernen te verwachten hebben. Al zou hij objectief gelijk hebben, dat de rechtzinnigen onbewuste Roomsen en de vrijzinnigen onbewuste ongelovigen zijn, geldt dan nog niet de ondervinding, dat wie 't dichtst bij de waarheid staan, ook het laatst de nood tot vooruitgang voelen, terwijl wie 't meest missen, vanzelf het eerst aan 't zoeken gaan? Ik gun hem, voor tien bekeerlingen uit moderne kringen er één uit orthodoxe te noemen. Wèl is en blijft het rechtzinnig Protestantisme, dat de kern van 't Christendom in de Verlossing door Gods Zoon handhaaft, een onschatbare slapersdijk tegen de tegenwoordige vloed van goddeloosheid en geeft meermalen aan catechumenen een voorlopige toevlucht; maar ook de z.g. orthodoxie blijkt eindelik op zandgrond gebouwd. Want één ding mag nooit vergeten worden: dat enkel 't onderscheid tussen de Moederkerk aan de ene en alle sekten aan de andere kant essentieel is, terwijl het verschil van de sekten onderling, hoe breed ook, tenslotte gradueel | |
[pagina 377]
| |
blijft. Tot de zwaarste broeders in de zwaarste gemeente toe stammen de Protestanten als voorstanders van vrij onderzoek tenminste principiëel van de twijfel, onbekende vader van 't ongeloof. En hoe wij in ons hart ook de rechtzinnigen toejuichen, als zij de modernen, die Kalvijn op z'n kop zetten, theologies de toegang tot hun Kerk ontzeggen - we moeten tegelijk toestemmen, dat het recht om de Hervorming eindeloos te hervormen histories niets minder is gegrond, zolang die Hervorming van huis uit tegelijk negatief is en positief, revolutionair èn synodaal. Zeker zijn de vrijzinnigsten 't trouwst aan Luthers beginsel van vrijheid, ofschoon zij geen enkel stellig leerstuk van Luther delen, wat de rechtzinnige hun weer mogen verwijten. Maar omdat er twee Luthers zijn, een Luther, die vooral in de rebelse periode Rome aanviel, en een Luther, die vooral in de organisatietijd zijn eigen Kerk autocratieser dan een paus verdedigde, is de strijd van zijn volgelingen over zijn ware geest hopeloos. Het wezenlik onderscheid tussen orthodox en modern, waarvoor ontelbare Protestanten een afdoend criterium zochten, hangt trouwens in de lucht. Het verschil wordt meer gevoeld dan gekend, het is subjectief - wie màg het in een gezagloze Kerk uitmaken? - en verder relatief, want wie kàn 't uitmaken in een vormloze Kerk? Bossuet's geniale Histoire des variations des églises protestantes is door de later ontwikkeling altijd sterker bevestigd. De een is op dit punt rechtzinnig, de ander op dat; werkelik orthodox naar de wet van Luther's ‘Evangelie’ of Kalvijn's ‘Kerk’ is volstrekt niemand. Kardinaal Gibbons heeft aan 't adres van Katholieken en Protestanten samen een weldadig boek ‘Our Christian Heritage’ geschreven tot handhaving van de gemeenschappelike leer, die bij de overige verdeeldheid ons inniger met alle getrouwen van de apostoliese geloofsbelijdenis verenigt. Intussen dringen om dat Kruis zóveel beginselkwesties, dat de herkenning van 't onwrikbaar middelpunt buiten de éne Kerk alles behalve makkelik wordt. Als wachtwoord geldt vast de levensvraag van de Meester zelf: ‘Wat dunkt u van | |
[pagina 378]
| |
de Christus?’; maar het antwoord is juist de kunst voor individualisten, wat in de grond alle Protestanten zijn, die hun eigen katechismus hebben te formuleren. Zo eenvoudig de oplossing van 't beslissend probleem, tot dogma verhelderd, bij goddelike verklaring van de Openbaring is, zo ingewikkeld blijft het voor het vrij onderzoek of meestal gedwongen dwaling, zodat de grens tussen rechtzinnig en vrijzinnig in plaats van een vaste lijn helaas een warreling van barsten vormt. We mogen ons daarom door geen verwante klank laten verleiden. Protestanten hebben een andere maatstaf voor orthodoxie dan wij, voorzover zij er dan een kunnen hebben. We moesten 't woord orthodox eigenlik toch tussen aanhalingstekens zetten als een eigennaam, die de Russiese Kerk, waarin de partijen van de Church of England zich gaan herhalen, zich ook officieel toekent. Wat rechtzinnig heet, is meermalen een ketterij; wat modern heet, soms een traditie, door de Hervorming verbroken en door de nieuweren hersteld; want alleen de Moederkerk is oud en jong, behoudend en vooruitstrevend samen. Zo trekken de ‘orthodoxen’ hun parallel Augustinus: Pelagius = Gomarus: Arminius volslagen in strijd met de historie, omdat de Kerkvader en de Remonstrant beiden, al is 't met verschillend polemies accent tegen de uitersten van genademiskenning en wilsontkenning, de ware leer hielden. Met alle eerbied voor de erfenis van fundamentele Christologie, die de orthodoxen uit de geestelike beeldstorm hebben gered, en met alle trouw aan de onmiskenbaar ingrijpende antithese, lijkt het me nodig aan te dringen op een gereserveerder houding van onze geloofsgenoten tegenover de groepering onder andersdenkenden. Dat de ketters een voor een dwalen, geloven wij; hoever ze bepaald dwalen, weten wij niet. Vergelijkingen zijn onbegonnen werk, omdat de verschillende sekten meestal eikaars tegendeel vormen en dus de eerste richting een tweede uitdrijft en de tweede weer een derde, waarbij een ieder het een grijpt, om het ander los te laten. De predestinatieleer, voor Kuyper nog altijd ‘het hart van de | |
[pagina 379]
| |
Kerk’, doorboort naar ons bewustzijn Jezus' Hart, omdat die volgens Möhler's uitdrukking Gods rechtvaardigheid bouwt op de ruïnes van Gods liefde. Wie dan ook het Kalvinisme verlaat, zal bij 't verlies van eeuwige waarheden meteen een dieper besef van de Goddelike barmhartigheid winnen, waaraan oneindig veel gelegen is. De Remonstranten, waarbij zich ongelukkig allerlei rekkeliken, politieken of libertijnen om nevenredenen aansloten, toch ook een diepvrome, hooggeestelike Hugo de Groot, liepen beslist gevaar, langzamerhand de Openbaring los te laten, wat de geschiedenis heeft getoond; maar ze hebben er intussen van de besten geleid tot de Moederkerk, waarvan Arminius de genadeleer kant en klaar van Bellarminus aanvaardde, zodat ze niet zonder reden golden voor halve Jezuieten. Toewijding aan de hemel verleidt ons licht om Gods zaak aan onze mentaliteit en ons temperament, dus aan onze individuele beperktheid te binden en zo te vervallen in de grondfout van de subjectieve Luther, die door een psychologiese verblinding alle Christenen zijn toevallige ervaring opdrong en zijn eigen angstige worsteling als algemene voorwaarde tot zaligheid stelde. De Geest blaast, waar Hij wil; wij Roomsen verenigen 't geloof in de vrije wil met het geloof in de vrije genade. Laten wij in 's hemelsnaam nooit als de apostelen, die kinderen afweerden van Jezus en 't vuur driftig over een stad afriepen, uit overmatige ijver aan de Voorzienigheid grenzen stellen, het wonderbaar werk van voorbereiding, waardoor de genade overal aanknopingspunten wijst aan de zoeker en voor ieder dwalende wegen baant, bepalen naar schema's van historie of zelfs van theologie. Elke bekeringsgeschiedenis bekrachtigt in zijn geheime gangen opnieuw het woord, dat Paulus opzettelik vlak achter zijn diepzinnigste dogmatiek uitroept: ‘O diepte van Gods rijkdom en wijsheid en inzicht, hoe ondoorgrondelik zijn Zijn oordelen en onbegrijpelik Zijn wegen!’ Zal in de wereld alles definitief tot vervulling van Gods plannen bijdragen, zal de duivel tenslotte meebouwen aan | |
[pagina 380]
| |
Gods Kerk, we zien 't telkens in 't klein al gebeuren. ‘Er moeten ketterijen zijn, om de beproefden onder u openbaar te maken’. In zijn overdrijving geeft een ketterij 'n tijdelike nadruk aan een half vergeten waarheid, waardoor menig buitenstaander 't eerst naar de Moederkerk, die in haar vruchtbare schoot de som van alle Openbaring bewaart, wordt verwezen. Ook bedenkelike leringen als socialisme en theosofie kan God bij sommige verblinden gebruiken, om 't eerste instrument tot opening van hun ogen voor de gemeenschap der heiligen te zijn. En onze plicht is dan, naast afwering van zulke gevaren van onze geloofsgenoten, die er alleen bij verliezen zouden, er het bruikbaar element voor andersdenkenden in te onderscheiden en te herleiden tot de Bron van alle licht.
Gebrek aan waardering van onze kant voor het goede in moderne Protestanten betekent behalve 'n tekort aan rechtvaardigheid ook een gemis aan doelmatigheid, omdat wij met deze onderschatting botweg tegemoetkoming afsnijden. Er zit in 't positieve van de vrijzinnigen veel goeds en waars, veel Christeliks en Rooms; het positieve, ja, als wij ons niet blindstaren op het dogmatiese, maar oog houden voor het zedelike, wijsgerige, esthetiese, voor elke vorm van natuurlike Openbaring, die 't uitgangspunt voor een gezonde levensbeschouwing tot in 't hemelse vormt. Luther en Kalvijn hebben de Verlossing gevierd ten koste van alle Godsgaven van de Schepper, toch één en dezelfde Persoon als de Verlosser; en of hun houding van zelfvernietiging al vromer aandoet dan die van onverstoorbare humanisten, omdat de mens, die naar de aarde graviteert, beter overdrijft naar omhoog - ze hebben daarmee bewerkt, wat Pater Weiss de grote ramp na de middeleeuwen noemt: de scheiding van natuur en bovennatuur. Nu bewijzen de vrijzinnigen ons niet alleen de dienst van een onverwachte, onverdachte kritiek op de waan van de Hervorming, maar ze naderen weer evenveel naar ons toe als ze van die beweging terugkomen, tot ze mèt allerlei genade- | |
[pagina 381]
| |
schatten ook de hinderlike dwalingen van hun vaders hebben verworpen, om opnieuw onwetend en onbewust als kinderen voor de Moederkerk te komen staan. Wanneer Paul Bourget edele typen van ongelovigen schildert als de leraar in ‘L'Etape’, de meisjesstudent in ‘Un Divorce’ en de dokter in ‘Le sens de la mort’, die allen voor de genade klaar schijnen, dan geldt dezelfde verwachting van moderne Protestanten, waarbij evenmin een schijnkerk het uitzicht op Rome in de weg zit en waarbij bovendien een levendige, nooit bevredigde drang naar godsdienst op weg helpt. Wie de vrijzinnigen negatief noemt, beseft tenminste 't voordeel, dat ze minder àf te leren hebben dan orthodoxen, die eenmaal een vaste vorm, om niet te zeggen een misvorming van geloof aannamen, en dat ze onbevangen aan onze geheimen kunnen deelnemen, evenals dilettanten eenvoudiger dan beroepspelers aan een gewijd stuk. Wat ze van huis uit tekortkomen aan de nodige vermorzeling van hart, helpt het harde leven ze fijn malen. Geen Katholiek ontkent, dat een rechtzinnige gewoon is te buigen, heeft leren knielen en dus de houding weet van de gelovige tegenover God, waartegen de moderne met zijn egocentries bestaan uitdagend lijkt; maar er dient meteen erkend, hoe dat voordeel zelf een gevaar van zelfgenoegzaamheid te goeder trouw meebrengt, terwijl het vrijzinnig geloofsleven als blank papier toegankelik is voor indrukken van Gods Kerk. Een Kalvinist zal u stichten met zijn stoere kracht, maar u gewoonlik aanhoren, zonder zijn onderlip een plooitje minder eigengereid om te krullen. Dordt staat tegenover Rome als Jeruzalem, dat in 't verlengde van de Eeuwige Stad lag en met een deel van haar ontwikkelingslijn werd gedekt, maar juist door zijn aanspraken op gelijkheid werd verleid tot hardnekkig volhouden van zijn traditie, zodat de apostelen met geen volk groter moeite hadden dan met hun uitverkoren Israël. Hoe dankbaar vlogen daarentegen allerlei heidenen 't Evangelie tegemoet! En zou 't op het ogenblik anders gaan? Mogen de steile broeders ons helpen aan argumenten | |
[pagina 382]
| |
of aan modellen van beginseltrouw - zielen leveren ons eerder dorstige modernen dan rechtzinnigen, die Christus al volledig denken te bezitten en zich aan onze gulden middelweg, schijnbaar middelmatigheid, ergeren. Op de moderne wereld moet de apologie zich biezonder richten, waarschuwt Benson, nog wel persoonlik binnen hoogkerkelike kring gevormd, in zijn ‘Non-Catholic Denominations’, dat terloops gelegenheid geeft, de zakelike, vreedzame geest van een seminarie-handboek te vergelijken met antipaapse werken. Is 't ook geen apostolies beginsel om de schapen, die 't verst in de woestijn verdwaalden, 't eerst op te zoeken? Hoe komt het, dat vanaf Wolff en Deken bepaald vrouwen, soms heel vrome, zo'n afkeer van de ‘fijnen’ hebben? Omdat de vrouw minder abstraheert, de mensen volledig als levende mensen neemt en dan pas als vertegenwoordigers van een denkbeeld. Voorzover ze zich niet enkel aan uiterlikheden stoot, is 't wel de strekking van 't Evangelie, dat ons niet naar woorden, maar naar daad en waarheid keurt. Is 't nu geen fout, om de Protestanten aprioristies in schapen en bokken te scheiden naar hun etiket? De vatbaarheid voor bekering zit niet allereerst in wat iemand heeft, maar wat iemand mist, zo gauw hij 't gemis beseft. Anders zouden de Farizeërs, streng in de wet, de trouwste volgelingen van Jezus zijn geweest. Als geheel is de orthodoxie, vooral in zijn stevige vorm van de Gereformeerde Kerken, een bolwerk van 't geloofspand, dat de apostel tot handhaving overgaf. Maar het zijn geen Kerken, het zijn personen, die te bekeren vallen; en die lijden al te veel aan wat de Ethiesen noemen: dooie orthodoxie. Een zeker fatalisme is een onvermijdelik gevolg van de ‘stok- en blok’-leer; en nog merkwaardiger is, dat juist die strikte objectiviteit in beginsel dikwels omslaat tot volslagen subjectivisme in 't leven. Een plaats als Garderen, het middelpunt van de Veluwe, dezelfde plaats waar Veluanus de Hervorming zo vroeg plantte, heeft een bevolking, waar een dominee niets mee beginnen kan. Hij draagt er het | |
[pagina 383]
| |
Woord Gods in de gemeente, hij brengt de Blije Boodschap aan een zieke - en 't vast antwoord is de klacht: ‘Ja, als 't maar voor mij is weggelegd!’ Geen beweging te krijgen in de zielen, bevroren door angst voor het Oordeel, verstard door de opvatting, dat alleen ‘bevinding’, dus louter gevoel het heil verzekert. Die wanhopige ervaringsgodsdienst -heel verziekelikt bij ‘oefenaars’, die zich tot de dominees verhouden als kwakzalvers tot dokters, ofschoon zij zelf zullen zeggen als profeten tot priesters - is bij eenvoudigen de vloek van de oude Hervorming, waardoor alles aan de eenling is overgelaten. De kracht van de Sacramenten werkt bij deze verdorde vromen niet, omdat ze zich daarvoor onwaardig voelen; want evenals de Jansenisten, die in de 17e eeuw al verkapte Kalvinisten heetten, schrikken zulke steilen uit devotie voor 't Avondmaal terug. Zijn we hier niet diametraal verwijderd van de milde Moederkerk, de school van kinderlike liefde, die de vervulling van de goddelike wet is en blijft? Tegenover 't dominee spelen van de eerste de beste geus en 't evenredig Onze Lieve Heer-spelen van een Ds. Keiler, die om een kleinigheid op de preekstoel de duivel tot voorzitter van zijn kerkeraad benoemde, staat een Roomse uiterst koel; onmogelik kunnen wij ons naaste familie voelen van de predikant, die zijn gemeente als ‘medeverdoemelingen’ aansprak; en des te meer lof verdient onze pers, geen zout gelegd te hebben op de bloedige treurspelen van puriteinse godsdienstwaanzin bij Appelternse boeren en Katwijkse vissers, waaruit anderen munt sloegen. We staan meer belangstellend dan belanghebbendtegenover de protestante partijen, waarboven onze Kerk op een goddelik plan verheven staat, zonder door al die woelingen en botsingen in haar wezen geraakt te worden. Een rustig, nuchter Katholiek moet wel de indruk krijgen, of, evenals de verschillende groepen van socialisten, anarchisten, revolutionairen elkaar in oproerigheid overbieden, allerlei rechtse sekten concurreren in vroomheid, hoe zwaarder, oudtestamentieser, onnatuurliker, hoe echter. Pleit | |
[pagina 384]
| |
het verschijnsel voor het godsdienstig vermogen van ons volk, wat een verloren energie toch ook! Wie aan 't getuigenis van Bruna als bekeerd dominee hecht, mag de verklaring van een ander oudpredikant er naast zetten, dat Noord-Holland nog niet modern genoeg is voor katholiek missieveld. Met de leerstukken, die vrijzinnigen over boord gooien, gaan immers ook vooroordelen van Papist-Antichrist weg. Laat een intieme ervaring hier even meespreken. De persoon, met wie 'k de teerste vriendschap van mijn leven heb gehad, is van mij vervreemd, naarmate hij, zich vastborend in zijn geweten, zwaarder en zwaarder werd, zodat hij op mijn bruiloft een hartige vloekbrief in tale Kanaäns stuurde en elke toenadering even star afsneed, tot hij eindelik voor afscheid dreigde: ‘Was je wezenlik Rooms, dan was je geen Christen’. Juist omdat deze schrik voor Rome een godsdienstig gevoel is, valt die nog moeiliker te genezen dan de verstandelike twijfel van modernen. De Hervorming voelde zich aan Christus' eer verplicht tot haat tegen de paus en zo berust het oude antipapisme op een misleide vroomheid zelf. Al heeft de strijd met de vrijzinnigen nu de orthodoxen wel geleerd, dat er erger vijanden van 't zuiver Evangelie zijn dan de Katholieken, toch komen sommigen alleen tot het besluit, de Ned. Hervormde Kerk voor geen Kerk, maar de Rooms Katholieke Kerk voor een valse Kerk te houden, zodat we sinds drie eeuwen weinig gevorderd zijn. Tenslotte mogen wij geen Protestant zijn modernisme verwijten, voorzover het een toepassing van protestante vrijheid of een losmaking van protestante dwaasheid is. Het woord modernisme is weer dubbelzinnig als de naam orthodox, want modernist is wie tegen 't gezag van de Openbaring opstaat, maar wie aan de druk van de Hervorming wil ontkomen, heet ook modernist, zodat een radikaal Protestant soms het tegendeel is van een ontrouw Katholiek. De orthodoxen hebben evenmin recht, om het verzet van de modernen voor bewijs van vreemde oorsprong aan | |
[pagina 385]
| |
te zien, als de liberalen om verwantschap met vijandige socialisten te ontkennen. En zo goed de Katholiek zich onzijdig houdt tussen de eenzijdigheden van individualisme en solidariteit, die hij samen weet te verzoenen, zo goed laat hij 't partijkiezen tussen de verschillende Protestanten aan Protestanten over. Ons werk is, tegenover het scheve beeld van de sekten, waarin 't Evangelie vals weerspiegeld wordt, de rechte bouw te stellen van de Kerk als ‘de volheid van Christus’. En dezelfde drang, waarmee de modernen zich van Kalvijn afgewend hebben, mag ze keren naar de Paus, door de antigereformeerde Grotius het anker voor het slingerend Europa genoemd. Luther is onbewust verwant aan een Kant, niet voor niets door Paulsen gedoopt als de filozoof van 't Protestantisme, omdat beiden de rede voor Godskennis onvatbaar vinden. De Ethiesen, die God uitsluitend in de schemer van hun hart durven naderen, zijn niet de énige Protestanten, om trouw aan een formule in strijd te vinden met eerbied voor het mysterie, en de rede, door Luther ‘Teufelshure’ gescholden, van 't heiligdom te verwijderen, alsof enkel blindgesloten ogen de vrome houding kenmerkten. Nu kan menig Protestant de ‘sprong’ van de Ethiesen, tegelijk als Bijbelverklaarder rationalist en als Evangeliepreker piëtist, nooit met zijn geweten overeenbrengen, zodat hij tot volslagen naturalisme vervalt. Maar leerde zo iemand eens het evenwicht van Rome kennen, waar de wetenschap een vaste plaats in 't hierarchies verband heeft, waar de kritiek zich handhaaft naast de mystiek, waar de filozofie en de theologie geleidelik in elkaar overgaan, zou hij dan niet begrijpen, hoe de H. Schrift uitsluitend voor ontwijding veilig is, wanneer die, in plaats van als énige norm van de waarheid losgelaten te zijn, door de levende overlevering, die onderzoek insluit, wordt gedragen? Velen hebben 't prijsgeven van hun Bijbelgeloof te wijten aan 't Hervormingsbeginsel ‘Bijbel alleen’ met een mechaniese opvatting van inspiratie en letterknechterij voor overmijdelik gevolg, terwijl de Moederkerk, in zich zelf door de | |
[pagina 386]
| |
Stichter gewaarborgd, met geen komma staat of valt. Dus blijkt het modernisme niet zozeer het slachtoffer van negentiendeeuws ongeloof als van zestiendeeuws bijgeloof, waaraan 't zich al te fel ontworstelde, zonder voorlopig het centrum van orde en vrede te bereiken. De modernen hebben de illusie van de Hervorming gedemonstreerd en aan den lijve geëxperimenteerd, dat de Bijbel klaar genoeg zou zijn, om door elk gelovige krachtens persoonlike voorlichting van de H. Geest te worden begrepen, wat immers in de wanhopige tegenspraak van alle Protestanten vreselik is gelogenstraft. Intussen leed ook het aanzien van Gods Woord onder de val van dat orthodox luchtkasteel; tragies heeft de Hervorming met zijn vermetel bouwen op de genoegzaamheid en eenvoudigheid van de Schrift zich gewroken aan zijn eigen kinderen, die dezelfde Schrift blad voor blad ontrafelden, ofschoon ze daarom niet minder hard zullen meejuichen bij 't Hervormingsfeest. Geen boek kan op den duur in zijn geheel blijven zonder band en die band is van 't zevenmaal verzegeld Boek der boeken het pand, dat het Lam aan de Bruid heeft toevertrouwd. Gods Woord, door de ketter naar de letter pijnlik gespeld, blijft alleen te lezen in 't zonlicht van Gods Kerk. Niets is minder waar dan dat de vrijheid van onderzoek een feit zou zijn, dat de Protestant het stelt zonder middelaarschap, dat ieder; zijn eigen richting kiest en kent. Ds. A.J.A. Vermeer verklaart: Weten de meeste menschen wel, tot welke partij zij behooren? Ik geloof wel, dat er zijn, die het weten, maar dat er veel meer zijn, die het niet weten. Men noemt zich naar den dominee, dien men het liefste hoort. En als de dominee zich zelf kleureblind voor het verschil van richtingen noemt, wat bij de middengroepen alles behalve zeldzaam is? Sekten als de tien, die in 't kleine Steenwijk een eigen kerk bouwden, scheiden en dus onderscheiden zich van de rest, maar de massa van de Grote Kerk valt moeilik naar links en rechts in te delen, zoals de herhaalde | |
[pagina 387]
| |
schommeling van de meerderheid bewijst. Om deze reden is een absoluut oordeel over al of niet ‘gelovige Protestanten’ - een term, die 't monsterverbond in onze pers hielp dringen - uitgesloten, want de ingewikkelde, verwarde werkelikheid beantwoordt zelden aan papieren stelsels. Onze Kerk laat zich niet in beperkte alternatieven, gekunstelde tegenstellingen, gedwongen uitersten vastdrijven; dat getuigt de geschiedenis van de oude Concilies, die geregeld ook het omgekeerde van de vorige ketterij veroordeelden. De waarheid is bij geen van de twee kanten, de waarheid is niet links en niet rechts - benamingen, die in de staatkunde thuis horen en, op de godsdienst toegepast, misverstand wekken -, maar alleen in 't midden bij de éne Kerk, even ver van sektariese bekrompenheid als van wereldse onverschilligheid. Naar weerszijden zingt de Kerk Epistel en Evangelie, naar beide kanten gaat haar zending uit. Bij zijn verkeerde geloofsregel, die de beweegreden tot de geloofsdaad bepaalt, en bij zijn verminkte geloofsleer, die onmisbare waarheden verwerpt of erger door onaanneembare dwalingen vervangt, is de ‘orthodoxe’ nooit zuiver orthodox, terwijl de ‘moderne’ met zijn onwillekeurig teruggrijpen naar de traditie meer is dan modern. Kard. Manning schreef na zijn bekering een betoog over de werking van de H. Geest in de Anglikaanse Kerk. Zo zou aan genadegaven binnen de Ned. Hervormde Kerk heel wat te waarderen zijn, maar de hemel beware ons, die dan eenkennig te beperken tot een enkele groep! ‘Als op alle manieren maar Christus wordt verkondigd’, zegt Paulus, en dat kan gebeuren in tenten als in kerken, door Heilsoldaten als door theologieprofessoren, bij lezingen als bij preken, met tonen als met woorden, in gevoel als in gedachte, ja, onbewust als bewust, want het uitdrukkelikste geloof is niet altijd het wezenlikste. Overal strooit de levende Zon van gerechtigheid zijn stralen, die zich verspreiden, om ieder schepsel uit elke kring te leiden tot zijn goddelike oorsprong. Voeren alle wegen naar Rome, dan hebben wij ze zonder | |
[pagina 388]
| |
uitzondering open te houden en er geen enkele van af te snijden, integendeel naar alle windstreken de zielen tegemoet te gaan. Het geloof is één met de hoop en de hoop met de liefde. ‘Er is verscheidenheid van gaven’, leert Paulus, die met Petrus het apostolaat in verschillende richting verdeelde. Wat een persoon nooit volkomen bereikt, dat kan de algemene Kerk: alles voor allen zijn. Ik hoop mijn vriend Bruna niet exclusiever te hebben voorgesteld dan hij is, en ik vrees, dat mijn artikel, onduidelik in 't nagaan van sporen op vreemde, vulkaniese grond, teveel als een reactiepleidooi is uitgevallen. Met dat al vertrouw ik, dat ons verschil alleen bestaat in voorliefde en dat wij elkaar evenveel zegen wensen op ons gebed voor orthodoxen èn modernen. Eensgezind verwachten wij, dat de hemel zo'n bonte regenboog van schakeringen over de va derlandse Protestanten laat verschijnen als een voorspelling van godsdienstige vrede onder Gods volle licht van waarheid en klaarheid, dat alle kleuren samensmelt in louter goud. Gerard Brom |
|