De Beiaard. Jaargang 1
(1916-1917)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
1ste Tooneel: Feliksen - Baron Huft(Baron Huft, arrogante, knappe ijdele veertiger, in uniform van consul-generaal van Paraguay, poseert, op 'n verhooging gezeten, voor Feliksen.)
Baron Huft
('n geeuw achter z'n hand verbergend). Oe.... wai...! Excuseer. Daar krijg je slaap van, parole d'honneur, van dat lange stilzitten.
Fel.
(afgetrokken). Tja-ja.... Wilt u even iets meer naar links kijken?
Baron.
Zoo? (draait z'n hoofd.)
Fel.
Dat is iets te veel, meneer Huft. Baron.
Zoo dan? Fel.
Ja, zoo kan 't wel. (even stilte.)
Baron.
Jammer, dat uw dochter niet hier is, dan had ze wat muziek voor me kunnen maken. Ze speelt immers zoo bizonder goed piano? Fel.
Ze fantaseert heel mooi, ja. Baron
(geeuwend). We zullen aanstonds 'ns 'n oogenblikje pauze houden, vindt u niet? Foei.... foei, als ik geweten had, dat 't zoo'n oervervelend werk was, dat stilzitten....
Fel.
U zit nog geen kwartier. Baron.
Nog geen kwartier? Och, och, wat duren die minuten lang! Uw dochter zeker voor de wintersport naar Zwitserland? Fel.
Voor d'r gezondheid. Baron.
O, Zoo.... Jammer. 'n Interessant-mooi meisje. Zal best furore maken in Davos. Kent u Davos? Fel.
Nee. Baron.
Charmant.... schitterend.... Moet u vast 'ns heengaan. Fel.
Ik had haar graag weggebracht; maar ik had werk, dat af moest.... En dan uw portret, dat ook over acht | |
[pagina 317]
| |
dagen klaar moet zijn. U zult wat langer moeten blijven poseeren in 't vervolg, anders zie ik wezenlijk geen kans.... Baron.
Maar 't móét de twaalfde klaar zijn. Dat zal meneer Van der Steen u toch wel gezegd hebben, dat is conditie.... Ik sta er op, dat m'n portret op 't feest zelf in de foyer van de schouwburg wordt onthuld. En u begrijpt toch, 't feest kan niet uitgesteld worden.... om ú.... omdat ú niet klaar zou zijn! Fel.
(kalm). Wanneer u maar geregeld komt poseeren.
Baron.
Jawel, wanneer ik maar zoo vrij over m'n tijd beschikken kon als u.... U weet niet hoe bezet ik ben. (gaapt) O-waai! Excuseer.... 't is affreus.
Fel.
Nu weer even stilzitten, als 't u blieft. Baron.
Nog stiller!... M'n hemel, ik hou 't niet uit. | |
2de Tooneel: Dezelfden - Alet - Baronesse Huft - Freule SilvertonAlet
(de deur openend). Gaat u maar binnen, dames.
Barsse Huft
(minzaam uit de hoogte). Meneer Feliksen, ik hoop, dat we u niet dérangeeren.
Freule.
Cher maître. Fel.
(koel). Dames.
Freule
(hem terzijde nemend en 'n enveloppe overhandigend).
Mag ik u dit even overhandigen? 't Honorarium voor uw lessen. Fel.
Dank u. Wil u kwitantie? Freule.
Die krijg ik wel van u, wanneer ik les kom nemen. Baron
(grappig). Komen jullie 'ns naar me kijken?
Freule
(spottend). Wat zit-ie daar keurig, hè?
Barsse.
We komen je verlossen. Kan m'n man vrij krijgen, meneer Feliksen? Fel.
We hebben 't er daar juist over gehad, mevrouw, dat ik m'n tijd hard noodig zal hebben, als 't portret vóór de twaalfde klaar moet zijn. Freule.
Och kom, u werkt zoo vlug, cher maître. Fel.
En ik heb er m'n middag voor gereserveerd. | |
[pagina 318]
| |
Barsse.
Nou ja, nou ja, meneer Feliksen, 'n kunstenaar kan met z'n tijd doen en laten, wat-ie wil, die is vrij man. Maar wij.... Ik zou u niet lastig vallen, maar we hebben vanmiddag costuum-feestvergadering bij mevrouw Stieprecht van Hooge Loon en Honselaersdijke. Baron.
Moet ik ook op die vergadering komen? Freule.
Natuurlijk. Je komt in de regelingscommissie. Baron.
Ik ben alweer bereid.. U ziet, meneer Feliksen, m'n wil is goed, maar 't noodlot speelt me parten. Ik was vandaag zoo vast van plan twee uur lang te blijven poseeren. Maar morgen en overmorgen! Fel.
Maar dan ook zeker, niet waar? Ik kan nog geen portret schilderen zonder model. Alet.
't Wordt anders al goed, vindt u niet, mevrouw Huft? Barsse
(nu eerst belangstelling toonend voor 't portret, bekijkt het door haar face à main). O, kijk, is er al zooveel te zien?
Freule.
De type zit er al uitstekend in. Barsse.
Als ik eerlijk mag zijn: ik vind, dat u mijn man niet flatteert, meneer Feliksen. Freule.
Maar 't is heerlijk breed van schildering. Barsse
(tot freule S.). Jij heb er natuurlijk meer verstand van dan ik, maar ik hou meer van 't afgewerkte.
Baron.
Mag ik misschien van 't scabelletje afkomen? Fel.
Och van schilderen komt vanmiddag toch niets meer. Barsse.
Nietwaar, meneer Feliksen, als u 't schilderij afwerkt, ik hou erg.... van 't.... hoe zal ik 't zeggen?... Freule.
Jij houd meer van 't gelikte. Barsse.
Hoe noem jij dat? Freule.
't Gelikte. Barsse
(met dédain). Die kunstenaarstermen ken ik zoo niet. Ik bedoel: 't glad geschilderde. 't Portret van die pastoor bijvoorbeeld, waar de critiek zoo over uít was.... ik kon 't met de beste wil van de wereld niet mooi vinden.
Fel.
Wees u maar gerust; 'n portret als van pastoor Beck kan ik van uw man niet schilderen. Alet.
Mag ik de dames 'n kop thee schenken? | |
[pagina 319]
| |
Barsse.
U is werkelijk al te vrindelijk, mevrouw. We gaan zoo weg. Om drie uur begint de vergadering. Baron
(joviaal). Maar ik krijg m'n kopje thee, anders val ik van de graat. Jullie hebt niet geposeerd. 'n Kop thee is 't heulsap, dat mevrouw me schenkt, om na die vermoeiende arbeid weer op dreef te komen, nietwaar mevrouw Feliksen?
Alet.
Zeker, dat is de gewoonte. En de dames, zullen die 't voorbeeld volgen? Barsse.
Als u 't toch klaar heeft, heel graag dan. Alet.
Neemt u plaats. (Ze schenkt thee. De anderen vormen 'n kleinen kring.)
Freule
(tot bsse H.). Moet je niet 'ns rondkijken, Alice?
Barsse.
Ja graag. Is 't gepermitteerd, meneer Feliksen? Fel.
Wanneer u er belang in stelt, zeker mevrouw. Barsse
(met haar face à main kwasi-aandachtig 'n paar schilderijen bekijkend). Och, wat vind ik dit snoezig, echt om te hebben.... en dit is ook 'n keurig pastel.
Freule.
Dat is geen pastel. Hoe kom je d'r bij? Barsse.
O ik dacht 't. Wat is dan eigenlijk pastel? Freule.
Pastel is.... (Zij spreken zachtjes.)
Baron
(behagelijk in fauteuil). Na gedane arbeid is 't zoet rusten.
| |
3de Tooneel: De vorigen - TheoTheo
(met hoed en jas binnenkomend). Daar is de wereldreiziger.... O pardon, dames.
Fel.
(verrast). Theo! Eindelijk boven water!
Alet.
Dag jongen, ben je daar? We hadden je niet verwacht. Theo.
Ik hou er van de menschen te verrassen. (kust z'n moeder, geeft Feliksen 'n hand.) Wil u me eerst even voorstellen?
Fel.
M'n zoon.... Meneer en mevrouw Huft. Theo.
Aangenaam. (Stijve buiging voor freule S.) Freule.
Freule
(ongedwongen, hem gracieus de hand reikend). Waarde dichter.
Fel.
Hoe heb je Thilde verlaten? | |
[pagina 320]
| |
Theo.
Nou, zoo-zoo. Ze vond 't natuurlijk beroerd, dat ik wegging.... ik trouwens ook. Maar overigens, ze heeft daar al aardige kennissen.... 't Zal wel wennen, hoor! Maak u maar niets ongerust. Fel.
En wat was de opinie van de dokter daar? Theo.
Heb ik u toch direct geschreven! Fel.
Maar wat zei de dokter van Thilde, toen je wegging? Theo.
Toen?... Och, de man zei niet veel.... 'n Lange geschiedenis, dacht-ie. Fel.
(geagiteerd). Is dat nu alles, wat je van de toestand van Thilde weet te vertellen?
Alet.
Och, man, laat de jongen eerst 'ns op z'n verhaal komen. (tot het gezelschap) Hij heeft z'n zuster naar Davos gebracht.
Theo.
Riesig. Ik ben er tien dagen geweest, maar ik had er graag de heele kuur van Thilde meegemaakt. Freule.
En kom je nou rechtstreeks van Zwitserland? Theo.
O nee, ik heb 't op m'n gemak gedaan, in tempo's. Hier en daar 'ns rondgekeken. Freule.
En stof opgedaan voor nieuwe verzen? Theo,
Misschien. Dat merk ik pas over eenige tijd, als de indrukken bezonken zijn. Tjonge, die wintersport! Dat is 'n dingetje voor mij. Ik heb de wereldkampioenschappen op de schaats zien verrijden. Dat is nog 'ns rijden, wat je daar ziet. Alet.
Heb je al gegeten, Theo? Theo.
Natuurlijk. Ik zorg wel dat ik niet te kort kom. Maar ik ga me nu toch even verkleeden. Dames, meneer Huft. (tot z'n ouders) Straks komt het uitvoerig verslag. (Af.)
| |
4de Tooneel: De vorigen, behalve Theo, later DienstbodeBaron.
Zoo'n kopje thee restaureert me volkomen. Barsse.
Heb ik goed gehoord? Maakt uw zoon verzen? Alet
(met trots). Er is eenige tijd geleden 'n bundel van hem verschenen en nu is hij bezig aan 'n groot epos.
Barsse.
'n Epos? U bedoelt, wat de Duitschers Posse noemen? | |
[pagina 321]
| |
Alet.
Pardon, 'n epos is 'n groot gedicht, 'n heel lang gedicht. Freule.
Zoo iets als de Ilias en de Odyssee. Barsse.
Wat 'n knappe zoon heeft u! Want dat moet wel heel moeilijk zijn, zoon heel lang gedicht te maken. Verbazend! Baron.
Wordt het nog geen tijd voor onze vergadering? Freule.
Ja, we moeten zoo zoetjes aan gaan. Maar we hebben nog 'n verzoek aan meneer Feliksen, nietwaar Alice? Barsse.
Tja, dat zouden we met al het moois, dat we hier zien, nog haast vergeten. Fel.
'n Verzoek aan mij? Barsse.
We zijn van plan om op dat costuum-feest, waarover ik zoo juist sprak, 'ns heel bizonder voor de dag te komen. Zoudt u nu niet 'ns iets voor ons willen bedenken of ontwerpen.... u met uw artistieke smaak? Freule.
Ik wou zelfs op de vergadering voorstellen, om de artistieke leiding van het heele feest aan meneer Feliksen op te dragen. Alet
(gretig). O, dat zal m'n man met genoegen doen.
Fel.
't Is werkelijk te veel eer. Barsse.
Maar omdat het voor 'n liefdadig doel is, mag u geen honorarium berekenen. Fel.
Voor welk liefdadig doel? Barsse.
Voor ondersteuning van adellijke dames zonder vermogen. Fel.
(met sarcasme). 't Is werkelijk te veel eer.
Barsse.
Dus we zouden op u mogen rekenen? Fel.
(met ontroering en ingehouden woede). Ik weet niet, mevrouw, of u kinderen heeft, ik weet ook niet, of 't tot u doorgedrongen is, dat ik tien dagen geleden m'n eenige dochter naar Davos heb moeten sturen met 'n zwakke kans op genezing, maar als dat dan nu tot u doordringt en als u beseffen kan, wat dat voor 'n vader zeggen wil, dan zult u begrijpen, dat ik voor uw poppenkasterij bedank.
Barsse.
De toon, waarop u dat zegt, vind ik wel 'n beetje eigenaardig. Baron.
Uw vrouw schijnt dat toch niet zoo in te zien als u. | |
[pagina 322]
| |
Freule.
U wordt niet verzocht aan 't feest deel te nemen, alleen om de ontwerpen te maken en zoo, cher maître. Barsse.
En als de honorarium-kwestie u teleurstelt, dan.... Fel.
(droog). Zei u niet, dat de vergadering om drie uur begint? 't Is vijf minuten voor drieën.
Barsse
(hoogst verontwaardigd). U heeft 'n eigenaardige manier om iemand de deur te wijzen. U is misschien 'n groot artist, maar 'n gentleman is u niet.
Baron.
Kom kom, Alice, wat 'n onzin om je boos te maken. Je moet 'n artist niet au sérieux nemen. Fel.
(kalm). Ik maak me werkelijk ongerust, dat u te laat komt op de vergadering. Denk 'ns aan: uw adellijke joffers.... ze kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht.
Freule.
En toch vind ik u heerlijk zoo, cher maître. Alet
(na onderdanig met baronesse Huft te hebben gesmoest). Och, hij meent 't zoo kwaad niet.... De ziekte van onze dochter, hè.... Als ie eerst maar 'ns goeie tijding krijgt uit Davos, dan zult u zien....
Barsse.
O, mevrouw, in plaats van uw man twintig anderen, die er verrukt van zullen zijn, wanneer we ze vragen. Dienstb.
Hier is een expresbrief, meneer. Eel.
Dankje, Mina. Laat de dames en meneer even uit. (Hij keert het gezelschap vrij bruusk den rug toe, valt op de rustbank en begint met klimmende ontroering den brief te lezen.)
| |
5de Tooneel: Alet - FeliksenAlet
(boos). Nou, dat heb je 'm weer prachtig geleverd. Dat jij je fatsoen niet kunt houden tegenover zùlke menschen.
Fel.
'n Lange brief van Thilde. Alet.
Dat doet me plezier. Maar wat ben jij toch onhandig. Wat werd je nou 'n mooie gelegenheid geboden om met de high life.... Fel.
Schei in Godsnaam uit, Alet. Ik ga naar Thilde. Alet
(schrikkend). Wat is er dan? Er is toch niets?
Fel.
Ze schrijft, dat ze naar me verlangt en ik ben niet gerust. Alet.
Wat schrijft ze dan? | |
[pagina 323]
| |
Fel.
(ontroerd lezend). ‘U weet niet, lieve beste vader, hoe verlaten ik me voel en hoe ik 't betreur, dat ik me hierheen heb laten brengen. Ik heb 'n voorgevoel, dat 't 'n nuttelooze poging is om me beter te maken, en dat ik Holland niet weer zal zien. Kom toch gauw naar je Thilde, zooals u me beloofd heb, dan zal ik pas gerust wezen. Ik wil niet alleen zijn, wanneer ik....’ (z'n stem verstikt in tranen.)
Alet.
Kom, kom, laat je nou niet direct van streek brengen, door 'n brief, die Thilde blijkbaar in 'n zwaarmoedige bui geschreven heeft. Ik heb alle hoop, dat ze beter terugkomt. Fel.
Ik niet. Ik heb niets geen hoop.... niets.... En ik ga er heen. Als jij d'r eigen moeder was, zou jij ook geen rust of duur meer hebben. Alet.
Ik hou je niet tegen. Maar denk aan je werk, dat af moet.... Schrijf, dat je over een dag of veertien.... Fel.
Nee, ik ga vandaag nog. Alet.
Maar dat is toch onmogelijk? Fel.
Als Thilde me roept, kom ik oogenblikkelijk. Alet.
En hoe moet 't dan met het portret van baron Huft? Fel.
't Kan me niet schelen. M'n kind gaat voor. Ik ga vanavond naar Zwitserland; reken daarop. Alet.
Maar telegrafeer dan tenminste eerst aan de dokter, of je overkomst zoo noodig is. Fel.
Thilde zal me niet roepen, als 't niet noodig is. Alet.
Dat zal 'n geharrewar geven met Van der Steen en baron Huft. | |
6de Tooneel: De vorigen - Dienstbode - Pastoor BeckDienstbode.
Er is 'n geestelijke om u te spreken. (overhandigt kaartje).
Fel.
Pastoor Beck! (gaat naar de deur. De pastoor komt binnen).
Pastoor
(joviaal).
Daar kom ik zoo maar binnenvallen. Fel.
Pastoor! Na zooveel jaren! Alet.
We dachten, dat u ons vergeten was. Fel.
Waarom is u niet 'ns eerder gekomen? Past.
Als je zoo diep in de binnenlanden zit als ik, kom | |
[pagina 324]
| |
je er niet zoo makkelijk weer uit en dan: 'n herder kan z'n schaapjes zoo moeilijk verlaten. Fel.
Dat is 't natuurlijk niet. U wil me de ware reden sparen. Ik had uw vriendschap en belangstelling verloren. Past.
Nee Feliksen, nu zeg je 't al te kras. Ik heb je zegetocht wel degelijk uit de verte gevolgd, maar ja, eerlijk gezegd, ik heb gevoeld, dat de simpele dorpspastoor met z'n ideeën daarbij maar in de weg zou loopen. Alet.
Maar pastoor. Past.
Ik zeg 't zonder bitterheid. M'n vriendschap is dezelfde gebleven, dat verzeker ik jullie. Fel.
En nu u zoo onverwacht komt, heeft u daarvoor 'n bizondere reden. Past.
Ja, maar daar zullen we 't zoo meteen over hebben. Thilde is in Davos? Alet.
Hoe weet u dat? Past.
Van haar zelf. Ze heeft me geschreven. Fel.
Heeft ze..? Wij hebben ook zoo juist 'n brief van haar gekregen. 't Gaat mis met die lieve meid. Alet.
Ach kom. Theo is thuisgekomen met de beste berichten. Fel.
Met de beste berichten over wintersport en de kampioenschappen, ja. Alet.
Ze zal 't er best wennen, zegt Theo. Jij laat je veel te veel van streek brengen door die pessimistische brief. Fel.
Lees u die brief 'ns en zeg u, wat ik doen moet. Past.
(na gelezen te hebben). Gaan, stellig. Dat is 't beste, voor je eigen gemoedsrust en die van Thilde.
Alet.
Maar hij kan niet weg. Fel.
(bruusk). Praat jij daar niet in mee. Jij heb geen flauw besef van wat Thilde voor mij is.
Alet.
Hoe onbillijk! Heb ik ooit onderscheid gemaakt tusschen m'n eigen kind en dat van je eerste vrouw? Past.
Waarom kan Feliksen niet gaan? Alet..
Dat portret, dat u daar ziet, moet beslist klaar zijn over acht dagen. | |
[pagina 325]
| |
Past.
't Lijkt wel aangenomen werk! Fel.
Dat is ook zoo. Aangenomen en gedeeltelijk betaald. Ik werk tegenwoordig op stuk en op bestelling met geconditioneerde leveringstermijn. Ik heb 't ver gebracht. Ik ben fabrikant geworden van 'n gangbaar soort schilderijen. M'n werk is 'n speculatief fonds geworden, 'n soort van geldbelegging, 'n geurmakerij voor parvenu's en protsen. O, ik heb 't ver gebracht.... Kijk m'n atelier maar rond en zeg maar eerlijk, dat ik diep gezonken ben. Alet.
Dat zegt 'n schilder, die zoo hoog staat in de publieke waardeering! Fel.
Publieke waardeering, ik spuw er op. 'n Mode gril. 't Stomme publiek, wat zou dat waardeeren! Ze betalen 'n naam. Maar nu is 't uit. Als ik ook Thilde moest verliezen, dan.... dan.... Weg met de comedie.... ik wil dan tenmiste mezelf weer terugwinnen. Past.
Ook als je Thilde niet verliest - en we willen toch hopen, dat de goeie God ze voor je spaart - moet je weer je zelf worden, Feliksen. Maak je vrij. Wat je nu doet, is misschien virtuozenwerk, knap, schitterend maar zonder hart en zonder ziel en zonder doel. Van dit soort schilderijen hebben we musea en pakhuizen vol. Onze tijd eischt 'n eigen kunst en onze godsdienst roept om artiesten, die de eeuwenoude waarheden verkondigen in eigen taal, die ook weer moet zijn van ònze tijd. Kunstenaar, levend en scheppend uit hooger bezieling, los van 't laag-bij-de-grondsche gedoe en mercantilisme.... Fel.
De droom van m'n beste jaren in de schuur op uw dorp. Past.
De droom, die nòg tot werkelijkheid is te maken. Breek met die meneer Van der Steen. Alet.
Hoe kunt u zoo iets zeggen?! Dat zou onze financieele ondergang zijn. Past.
De ziel van je man is meer waard dan rijkdom. Fel.
Rijkdom! Was ik er maar rijk mee geworden. Ik ben armer dan arm. Past.
Arm? en die rijkdom hier? | |
[pagina 326]
| |
Fel.
Die is immers niet van mij. Dit is 't décor, dat Van der Steen me heeft geleend om de high life in 'n passende omgeving te kunnen ontvangen, als ze me genadig met 'n bezoek komen vereeren. De waarheid is, dat ik diep in de schuld zit bij Van der Steen. Want wij leven met artistieke nonchalance, nietwaar Alet? Alet.
We hebben zoolang krom gelegen, dat we nu wel 'ns 't vette der aarde willen genieten. Fel.
En Van der Steen is de beminnelijkste schuldeischer, die je je wenschen kan. Hij dringt je z'n weldaden gewoonweg op. Ik zal pas vrij zijn, wanneer ik m'n schuld zal hebben aangeschilderd. Wanneer zal dat zijn? En wat zal ik dan wezen? Niemand zondigt ongestraft tegen z'n roeping en ik heb me zelf verkòcht; ik heb het beste, wat in me was, laten exploiteeren, ik heb m'n gaven geprostitueerd. Past.
Juist, daarom nog eens: maak je los van alle handel Feliksen, hoe eer hoe beter. Alet.
Pastoor, u weet niet wat u aanraadt. Alles, wat u zegt, is er op berekend Feliksen nog meer over stuur te maken. U kunt makkelijk filosofeeren over de roeping van de kunstenaar en weet ik wat, maar wat zou er van ons geworden zijn, als Feliksen z'n vrijheid had gehouden? Waar zijn die opdrachten gebleven, die ons tenminste aan brood hadden moeten helpen? Er blijkt immers absoluut geen vraag te bestaan naar die monumentale schilderkunst, die u en Feliksen de wereld schijnt op te willen dringen. Laten we toch in 's hemels naam de dingen nuchter en praktischer bekijken. Ik dank God, dat alles zoo geloopen is. Feliksen is 'n beroemd man geworden, wij hebben geen zorgen meer, we zijn in staat Thilde naar Davos te laten gaan. Dat hebben we bereikt, dat is werkelijkheid, pastoor. Al 't andere was en is illusie. Past.
Nee, mevrouw.... Alet.
Och laten we niet verder discuteeren. Ik wil alleen nog dit zeggen: ik ben blij, dat m'n man onder uw invloed vandaan is. | |
[pagina 327]
| |
Past.
Dat begrijp ik van ùw standpunt. Fel.
Voor Alet is m'n kunst, voor en boven alles, de kip, die gouden eieren legt. En al zou de kunstenaar er aan sterven, de kip moet geëxploiteerd worden tot het eind. Alet.
Och frasen.... frasen.... Fel.
Ik wou, dat het frasen waren! Maar ik merk maar al te goed, hoe ik achteruit hol. Er is iets in me kapot. 'n Triptiek, als ik voor uw kerk schilderde, ik zou 't niet meer kunnen. Ik drijf op m'n routine. (Hij neemt 'n doek, dat omgekeerd tègen den wand staat en zet het ter bezichtiging tegen 'n stoel.) Hier heb u 't bewijs van de tragische waarheid. Ziet u, dit is 'n poging om terug te keeren tot wat ik als m'n roeping geloofde. 'n Maand geleden ben ik hieraan begonnen. Maar 't gaat niet meer, 't is mis.
Past.
En toch ben ik ervan overtuigd, Feliksen, dat ik nog niet te laat ben gekomen om je terug te winnen voor je zelf. Dat ik gekomen ben, is op aansporing van Thilde. Nu zij weg is, heeft ze me gevraagd, je van tijd tot tijd op te zoeken. Maar de eerste keer, na zooveel jaren, heb ik niet willen komen met leege handen. Ik heb 'n opdracht voor je, de muurschilderingen in de nieuwe Dominicanenkerk in Zwolle. Fel.
Ach, pastoor, goeie beste vrind! Denk niet, dat ik ondankbaar ben. Maar ik durf die opdracht niet meer aanvaarden, ik voel me er niet toe in staat. Past.
Nou niet kleinmoedig! Je breekt hier uit, je komt weer in je ouwe atelier op ons dorp en je begint je rustig voor te bereiden voor het groote werk. Alet.
Daar kan niets van komen. Dat is tegen het contract met Van der Steen. Fel.
Ja, ja, dat is tegen 't contract.... Maar ik voel dat 't nù moet bersten of buigen.... nù of nooit.... | |
7de Tooneel: De vorigen - Van der Steen
v.d. Steen.
Pardon, dat ik stoor.... Ah Pastoor Beck.... ik herken u van 't portret. | |
[pagina 328]
| |
Fel.
(voorstellend). Meneer Van der Steen.
v.d. Steen.
Even 'n woordje, Feliksen. Tjonge, jonge wat 'n reuzenstommiteit van je om dat custuumfeest niet in elkaar te willen zetten! Ik had je nota bene aanbevolen. Je was voorgesteld aan de élite. Wat 'n introductie bij menschen, die zich minstens ééns in hun leven laten uitschilderen! Enfin, je moet het zelf weten.... maar handig is anders. En hoe zit 't met het portret van baron Huft? Schiet dat op? (schrikkend). Man, daar kom je nooit mee klaar!
Fel.
(rustig). Daar kom ik ook niet mee klaar. Ik ga van avond op reis.
v.d. Steen.
Op reis?... Voor hoe lang? Fel.
Voor zoolang, als Thilde me noodig heeft.
v.d. Steen.
Thilde? Gaat 't dan niet goed met je dochter? Alet.
We hebben 'n wat neerslachtige brief van ze gekregen en dat trekt ie zich nu vreeselijk erg aan.
v.d. Steen.
Maar dat is toch je reinste onzin. Fel.
Thilde verlangt naar me.... En daarom ga ik.
v.d. Steen.
'n Gril van 'n teringlijdster. Fel.
(opstuivend). Dat heb jij niet te beoordeelen, of 't 'n gril is of niet. Ik zeg je, als Thilde, die weet wat me hier houdt, naar me vraagt, dan is dat 'n teeken.... dat ze 't eind voelt komen, zooals ik dat voorgevoel heb.... Thilde zal niet in de vreemde sterven, alleen....
Alet.
Ja, zulke dingen moet je je maar in je hoofd gaan halen.
v.d. Steen.
Kom, kerel, voorgevoel.... Wat is nou voorgevoel? Dat is bijgeloof. Dat moet u toch veroordeelen, meneer pastoor. Past.
Ik ben niet zoo gauw met veroordeelen klaar, meneer de kunstkooper. Fel.
Als 't gebeurde, dat Thilde stierf.... daar alleen.... omdat ik niet gekomen was, toen ze me riep.... m'n leven lang zou ik 't me verwijten.
v.d. Steen.
Heb je dan bericht van de dokter? Alet.
Heelemaal niet. Fel.
Als 't bericht van de dokter komt, is 't te laat, dat voel ik. | |
[pagina 329]
| |
v.d. Steen.
Voel ik.... voel ik.... Wat wil dat nou zeggen, wat beteekent dat? Maar wil ik je 'ns wat zeggen? Zonder aandringen van de dokter op je overkomst, verbied ik je te gaan, vóór dat het portret klaar is. Fel.
Verbieden?
v.d. Steen.
Ja verbieden. Er is op 't oogenblik nog geen enkele ernstige reden om je niet te houden aan je verplichting, het portret vóór de twaalfde af te leveren. Vergeet niet, dat je de helft van het honorarium ontvangen heb, Feliksen. Fel.
Ik ga vanavond naar Davos.
v.d. Steen.
Ik waarschuw je, dat ik dat gelijk zal stellen met contractbreuk en je weet, wat daar de gevolgen van zijn. Fel.
Dan maar contract-breuk.... 't is goed, dat er 'n eind aan komt. Alet.
In 's Hemelsnaam, man, bezin voor je begint. 't Is onze ruïne.... Fel.
Ik ga.... ik ga, hooren jullie.
v.d. Steen.
In gemoede, Feliksen.... wees niet zoo belachelijk koppig. Als ik de billijkheid inzag.... Fel.
Hier heb ik alleen te beslissen. Adviezen wensch ik allerminst van jou te hooren.... bij jou spreekt altijd en alleen eigenbelang.
v.d. Steen.
Zeg 'ns even, als je zoo begint, zal ik ook 'ns 'n andere toon aanslaan. Als jij je contract breekt, zal ik geen genade kennen, begrijp je me goed? Tot de laatste cent zal je me betalen, die je me schuldig ben, en ik zal je even hard tegen werken, als ik je tot nu toe gepousseerd heb. Je denkt me misschien niet meer noodig te hebben.... maar dat zou wel 'ns tegen kunnen vallen. Ik laat niet met me sollen.... ben je heelemaal dol? Ik ben lankmoedig tegenover alle artistieke grillen, maar er zijn grenzen.... Je zal merken, dat ik ook 't zwaard zonder genade kan zijn. Fel.
Ben je ooit iets anders voor me geweest, toen je me eenmaal in je knuisten had, toen ik geldelijk diep genoeg bij je in de schuld stak? Heb je ooit iets anders gedaan, | |
[pagina 330]
| |
dan me zonder genade voortgejaagd in de richting, die voor jouw handel 't meest winstgevend was? Heb je de artiest in me ontzien, me vrijgelaten te doen, wat ik als m'n roeping had leeren begrijpen? Je heb me uitgebuit.... Je heb schatten aan me verdient en mij arm gemaakt.
v.d. Steen.
Ja, ja, dat liedje kennen we.... dàt is artistieke dankbaarheid. Hun kunst aan de man brengen, zichzelf tot bekendheid brengen.... reclame maken voor hun kunst.... de artiesten spuwen er op. Maar als wij ons daarmee willen belasten.... o, dan vinden ze dat prachtig. Wat ons dat kost aan zorg, aan ondernemingsgeest, aan geld, daar trekken zich de heeren geen bliksem van aan, zoolang wij ze maar betalen, zoolang wij maar klaar staan met voorschotten.... Maar als de heeren dan bekend worden, als er eindelijk prijzen worden besteed voor hun werk, als wij, die die prijzen eindelijk hebben gemaakt, ook 'ns wat gaan krijgen voor onze moeite.... dan willen de heeren zich o zoo graag van ons los maken om de zaken voor eigen risico voort te zetten.... Dan zijn wij kunstbedervers en uitzuigers geworden, dan hebben wij de schuld, dat ze in 'n royaal ingericht atelier werken in plaats van zich ergens op 'n vliering te mogen opofferen voor hun heilige idealen.... Ik ken dat, ik ken dat.... Maar ik vlieg er niet in. Ik zal er geen woord verder over vuil maken.... En nu jij me zoo aangeblaft heb, eisch ik, dat je dit portret achter elkaar af maak. Want die reis is natuurlijk 'n smoesje om er van af te komen. Je had er van meet af aan geen zin in; dat heb ik heel goed gemerkt. Maar als je 'n eerlijke kerel ben, dan had je voor de opdracht moeten bedanken en niet alvast de helft van 't honorarium in je zak steken. Nu ben ik mede-eigenaar van je werk. Fel.
Dat ben je niet en ik laat ook niet meer sjacheren met m'n werk. Alet.
Feliksen..... in Godsnaam bedaar.... kom tot je zelf! Fel.
Ik kom tot me zelf.... ja, ik kom eindelijk tot me zelf na zooveel jaar slaaf geweest te zijn. En daarom wil ik afrekenen met jou, Van der Steen en met al die idioten, die stroop- | |
[pagina 331]
| |
smeerders, die kunstliefhebbers, die sjacheren met wat 'n kunstenaar, hartebloed heeft gekost.... Ik kom tot me zelf. Goddank. (Hij werpt het van freule Silverton ontvangen geld voor de voeten van Van der Steen.) Hier heb je al vast 'n deel van je slavenloon terug.
v.d. Steen.
(schuift het geld met de voet weg.) Zoo kom je niet van me af. Ik eisch m'n eigendom, het portret van baron Huft.
Fel.
Je eigendom? Voor de helft dan toch maar. Goed, dat zal je hebben. (Hij grijpt 'n mes van den ezel en snijdt het doek midden door) Neem je deel.
(Doek)
| |
Vierde bedrijf.De studeerkamer van pastoor Beck. Op den achtergrond glasdeuren, die uitzicht geven op den tuin. Er valt sneeuw en af en toe huilt de wind door den schoorsteen. In het vertrek is rechts 'n deur naar de gang en links een naar de slaapkamer. De meubileering is sober maar smaakvol. Aan den wand 'n gesneden houten Christusbeeld en reproducties naar Vlaamsche primitieven. Op de boekenkast 'n paar antieke heiligen-beeldjes. Het potkacheltje staat gloeiend.
| |
1ste Tooneel: Pastoor Beck - Huishoudster(Pastoor Beck eindigt z'n ontbijt; kruimelt wat broodkorstjes op z'n bord, als de huishoudster met de post binnenkomt.)
Huishoudster.
De post, pastoor. Kan ik afnemen? Past.
Ga je gang Lucia. Ik ben klaar.... Ik moet alleen nog even voor m'n kinderen zorgen. Huish.
Er is 'n boodschap van vrouw Lucassen, of u de grootmoeder in de loop van de morgen zou kunnen komen bedienen. Ze zullen u met de kar komen halen. Past.
Zoo, Zoo.... Vrouw Lucassen.... Is er geen haast bij? Huish.
Nee pastoor, ze kan nog wel 'n maand zoo liggen, moet de dokter gezegd hebben. 't Leven gaat uit als 'n nachtkaars. Maar voor alle securiteit vond de dokter 't nou toch maar beter.... | |
[pagina 332]
| |
Past.
Twee-en-negentig jaar.... 'n gezegende leeftijd. Huish.
Wat u gezegend noemt.... Ik vind negen-en-twintig gezegender. (Zij ruimt de tafel af.)
Past.
En als je dan bedenkt, dat Thilde Feliksen nog lang geen negen-en-twintig was. Huish.
In de kerk moet ik telkens kijken naar de schilderij, waar ze op staat en dan moet ik denken: zoo zal ze er nu uitzien in de hemel. Past.
Ja, in de hemel zal ze wel zijn, het lieve kind. (Hij staat op, opent de glasdeuren en strooit fluitend de broodkruimels naar buiten.)
Huish.
(huiverend). Hè, wat 'n kou laat u binnen. Pas toch op, u haalt nog 'n ziekte op de hals.
Past.
Ja, 't is binnen beter dan buiten. (Hij sluit de deuren). 't Is 'n gure wind. Ik vrees, dat er nog 'n hoop sneeuw komt. Heb je Kievits nog een boodschap gestuurd voor de tochtlatten?
Huish.
Hij zou vanmorgen de maat komen nemen. Past.
(de hand bij de reten van de glasdeuren houdend) We kunnen er niet buiten. Je moet 'ns voelen, hoe 't tocht, nu de wind er op staat.
Huish.
Ik weet er alles van. Ik voel 't hier. Is er nog iets van uw verlangen pastoor? Past.
Nog 'n beetje kolen straks, Lucia. Huish.
Ik zal er voor zorgen. (Zij gaat weg met het vuile servies. De pastoor stopt 'n Goudsche pijp en zet zich in den leunstoel bij de kachel, terwijl hij de post naziet: 'n briefkaart 'n brochure en 't Kunstblad, dat hij aandachtig begint door te bladeren, tot hij verrast een artikel gaat lezen. De huishoudster komt intusschen weer binnen met 'n kit met kolen, die ze naast de kachel zet.)
Past.
(haar het Kunstblad toonend). Ken jij die meneer, Lucia?
Huish.
Wel natuurlijk, meneer Feliksen. En wie is die andere meneer? Past.
Dat is z'n kunstkooper. Hier nog meer foto's: ‘'n Musical tea in 't atelier van den maestro’. Dat noemen ze Hollandsch. Huish.
't Ziet er rijk bij 'm uit. | |
[pagina 333]
| |
Past.
Hoe moet 'n ernstig man als Feliksen zich voelen tusschen die ijdele aanstellers! Wie is die rare juffrouw naast 'm? (leest) Nomero drie van links: de gevierde danseres Cathrien Slavatski, die avond aan avond zulke schitterende triomfen viert in het ballet ‘Le papillon noir’. Daar achter, de Belgische componist Delaterre, wiens symfonische Dichtung ‘Theos athanatos’ zulk 'n stormachtige bijval, maar ook 'n storm van verontwaardiging heeft gewekt. Rechts naast Feliksen, de fijnzinnige kunstkenner en -kooper Van der Steen, wien het dezer dagen gelukt is één van Feliksens beste schilderijen uit Amerika voor ons land terug te koopen.
Huish.
Ik begrijp er weinig van, pastoor. Past.
Zalig zijn de eenvoudigen van geest. Vort prul! (Hij smijt driftig het Kunstblad in 'n hoek.)
Huish.
Maar pastoor, dat is toch zonde. Past.
Zeker, dat walgelijke gevlei is stellig zonde en daarom weg er mee. Ik wil dat weeë geleuter niet meer onder mijn oogen zien. Huish.
Maar het plaatje van meneer Feliksen, mag ik dat hebben? Past.
Scheur het plaatje er maar uit, als je daar zoo op gesteld ben. (De huishoudster scheurt de foto er uit.) Help me onthouden, dat ik m'n abonnement op dat vod opzeg! 't Is schande, dat ze de man, in deze tijd van rouw voor 'm, niet met rust laten, dat ze juist nu met zulke foto's voor de dag komen. De eenvoudige Feliksen tusschen al die charletans.... Ik begrijp, dat ie overstuur raakt. Z'n laatste brief was verre van normaal. Trouwens, hij klaagt zelf, dat-ie overspannen is. Ik heb 'm al voorgesteld 'ns 'n maandje bij me te komen logeeren, om weer wat op z'n verhaal te komen in onze rustige omgeving.
Huish.
Dat zou prettig voor u zijn. Past.
Ja, dat zou ik zeker prettig vinden. Ik heb altijd nog 'n stille hoop, dat-ie m'n voorstel aanneemt en dat we hem binnenkort hier zullen krijgen. Maar hij heeft, vreemd genoeg, niets meer van zich laten hooren. | |
[pagina 334]
| |
Huish.
Misschien staat-ie op 'n goeie dag onverwachts voor onze neus. (Er wordt aan de deur gebeld). Daar zal je Kievits hebben. (Ze gaat weg, laat de plaat op tafel liggen. De pastoor neemt het Kunstblad en stopt het in de kachel).
Past.
(voor zich). Arme Feliksen. Zoo wordt de moord op je kunstenaarsziel nog verheerlijkt.... En 't publiek slikt.
| |
2de Tooneel: Pastoor Beck - later huishoudsterKievits.
Goeie merge, menier pestoor. Past.
Morgen Kievits. Kom je de maat nemen? Kiev.
Jaowel, menier pestoor. Past.
Ga je gang maar. Kiev.
(de maat nemend). Hà-Hà.... wâ is 't toch koud buten!
Past.
Binnen zijn de beste. Kiev.
Dâ vertel ik oe. Ik zal ze d'r vanmiddag efkens op komme maoken. Is dê goed? Past.
Hoe eer, hoe liever. ('n sneeuwstorm breekt los.)
Kiev.
Kijk toch 'ns, wâ 't begint te sneeuwen. Past.
Dat ziet er leelijk uit. Ik moet naar vrouw Lucassen. De grootmoeder moet bediend worden. Kiev.
Och zoo, 't ouw-mins. (Ziet de foto-gravuren op tafel). Kijk-Kijk, is dê nie menier Feliksen?
Past.
Ja, dat is Feliksen.... Oud geworden, hè? Kiev.
(in beschouwing). Kijk-kijk. Jao, wâ ik ou toch 'ns vraoge wou, menier pestoor. Die schilderijkes van dieë Feliksen, ge wet wel, zouë die nog veul werd zèn?
Past.
Waarom vraag je dat zoo? Kiev.
Dê zâ 'k ou 'ns gauw vertelle. D'r kwam lest 'n jode-koopman bij mèn over de vloer en die zag die twee stukskes, die ik van Feliksen hai, bij mèn in 't veurkaomerke hangen. En nou geef ik ou toch te raoien, wê-ie veur die twee schilderijkes booi? Past.
Hoe kan ik dat nou raden, Kievits? Honderd gulden misschien. Kiev.
Neeë.... vijftig. Past.
En je heb ze toch niet voor die prijs gegeven? | |
[pagina 335]
| |
Kiev.
Ik heb er vijf-en-zestig veur gemaokt, veur de twee. Past.
Maar vrind, dat is toch veel te weinig. Die twee studies waren zeker vijfhonderd gulden waard. Kiev.
(spijtig). Wel verdikke.... Hè 'k niet gezeed gehad?... Dè stomme wijf van mien!... Omdat de slaoger 't zijn veur dartig gulden verkocht hai, dacht zij dê wij al 'n heele hooge prijs maokte.... Dè kan me nou verdimme....
Past.
Ja, Kievits, je heb de koopman 'n goeie dag bezorgd. Kiev.
Dè geleuf 'k.... vijfhonderd gulden, zegt de.... Wâ mot 'n minsch nie doen om ze te verdiene. As-ge 't goed beschauwt, zij ik dus veur vierhonderd vijf-en-dartig gulden opgelicht. Daor most ik toch 'n pelisie-zaok van kenne maoke.... Wà dunkt ou d'r af, pestoor? Past.
't Moest kunnen, ja.... Maar je zult moeten berusten, vrind. Maar, Kievits, nou je toch hier ben, moest je 'ns even kijken naar de deur van de bijkeuken, die klemt nog al, weet je. Kiev.
Jaowel menier pestoor. Goeie dag, menier pestoor.... Die lamme jood!... (mompelend af. De pastoor gaat naar de kachel, stookt die op, zoekt vervolgens 'n boek in de boekenkast. Intusschen wordt er aan de voordeur, twee keer vlug achter elkaar, gescheld. De pastoor luistert, of er opengedaan wordt; daar dit niet het geval schijnt, opent hij de kamerdeur en roept in de gang) Lucia, Lucia.... doe toch 'ns wat vlugger open...! met dat hondenweer moet je de menschen niet zoolang buiten laten staan! Er is tweemaal gebeld.
Huish.
(achter het tooneel). Ik had het niet gehoord, pastoor; ik was bij Kievits in de achterkeuken. (De pastoor zet zich met een boek in den leunstoel. Even later huishoudster.)
Huish.
Ik begrijp 't niet... Ik zag niemand aan de deur en er liep ook geen sterveling op de weg. Past.
Zag je niemand? Ik heb toch duidelijk tweemaal hooren bellen. (Op dit oogenblik verschijnt de gestalte van 'n man voor de tuindeuren, klopt op de ruiten. Beiden schrikken hevig, doch de pastoor gaat onmiddellijk naar de deuren, roept ‘Hemel, 't is Feliksen’, en laat hem binnen.)
| |
[pagina 336]
| |
3de Tooneel: Dezelfden - Feliksen.Past.
(bezorgd). Lieve hemel, beste kerel....
Fel.
(zenuwachtig, verward, schuwig, naar adem hijgend, blijft aan de deur staan). Zijn ze hier.... zeg eerst.... zeg eerst, of ze al hier zijn.... of hier geweest soms.... voor mij....
Past.
Welnee.... welnee.... geen mensch.... wie zou?... Fel.
(hem angstig in de reden vallend). Ik hoor toch 'n mannestem.... (wijkt terug naar de deur.)
Past.
(opbeurend). Kalmeer toch, Feliksen.... Dat is Kievits, de timmerman, die ken je toch nog wel?
Huish.
Heusch, meneer, dat is Kievits. Past.
(op Feliksens ongeloovig, gejaagd kijken). Zal ik 'm soms binnen roepen? Dan kan je je zelfs overtuigen.
Fel.
Nee-nee-nee, niemand mag weten, dat ik hier ben.... niemand, niemand.... En als ze naar me komen vragen.... ik ben hier niet.... jullie weten niet waar ik ben. Past.
Welnee dat spreekt van zelf. (met 'n blik van verstandhouding naar de huishoudster) Geen mensch hoeft te weten, dat jij hier ben. En je kan hier zoolang blijven logeeren, als je maar wil.... streng incognito.... Je ben hier volkomen veilig.... dat begrijp je toch, ouwe vriend.
Fel.
(geheimzinnig). Ze zitten me na.
Past.
Ze zullen je hier niet vinden, hoor. Kom, begin nu maar vast je jas uit te trekken. (Hij helpt Feliksen z'n besneeuwden jas uittrekken, geeft dien met den hoed aan de huishoudster) Hier Lucia, berg jij die zaken maar op voor meneer. En dan zorg je een-twee-drie voor koffie en maak de logeerkamer in orde, hè.
Huish.
Zeker pastoor. (af.)
| |
4de Tooneel: Pastoor Beck - Feliksen.Past.
(z'n leunstoel bij de kachel schuivend). Toe, kruip nou maar dicht bij de kachel en doe maar of je thuis ben. En nou de muizenissen uit je hoofd.... Je ben hier veilig (duwt Feliksen in den stoel.)
| |
[pagina 337]
| |
Fel.
Veilig....? Ik ben nergens veilig. Past.
Maar lieve hemel, waar ben je dan toch zoo bang voor? Fel.
Ze willen me opsluiten.... Ze willen me opsluiten in 'n gekkenhuis. Past.
Wie wil dat? Fel.
M'n vrouw.... m'n zoon.... Van der Steen. Past.
(bemoedigend). Ja, maar hoor 'ns even, dat gaat zóó maar niet.... dat weet je toch? Daar is heel wat voor noodig, formaliteiten en zoo.
Fel.
(wanhopig). 't Is waar, pastoor.... 't is de waarachtige waarheid.... Ze hadden me er vandaag naar toe willen brengen.... naar Nijhoven.
Past.
Naar de inrichting van dokter Hommen? Fel.
Dat is toch 'n gekkenhuis....? Tja, ik weet 't wel, ze noemen 't sanatorium, inrichting voor zenuwzieken, omdat ze de ware naam niet willen noemen.... om hun eigen geweten niet te verontrusten, noemen ze 't woord gekkenhuis niet.... Past.
Maar, beste kerel, haal jij je nou geen dingen in je hoofd, die erger lijken dan ze zijn? Fel.
Nee-nee.... 't is zoo. Ik ben zoo gek niet, of ik heb ze begrepen. Vandaag had ik er heen gemoeten.... maar ik ben gevlucht.... 't huis uitgeloopen, toen ze allemaal sliepen nog.... Met de eerste trein ben ik gevlucht.... Ik kom loopen van Eindhoven..... twee en 'n half uur door die sneeuwstorm.... dat ik er niet bij neergevallen ben....! Ik wou, dat ik er bij neergevallen was.... Past.
Over de hei in dit noodweer? Fel.
In dit noodweer, hè! Ik wou, dat 't nog erger werd, dat geen mensch er door kon.... Want let 'ns op. Ze zullen me komen halen. Past.
Maar wat kunnen ze nu vóór hebben, met zulke krasse maatregelen? Fel.
Wat ze er mee vóór hebben? Ze hebben me 'n proces willen aandoen, baron Huft en Van der Steen.... Van der Steen eischte vijf-en-twintig duizend gulden schadevergoeding, | |
[pagina 338]
| |
omdat ik 't contract verbroken had. Toen heeft m'n vrouw door dokter Hommen laten verklaren, dat ik in 'n vlaag van verstandsverbijstering m'n eigen werk heb vernield, dat ik niet toerekenbaar was.... nòg getroubleerd ben.... Hij, die Hommen, adviseerde opneming in 'n sanatorium.... zijn sanatorium natuurlijk. O, die dagen na Thilde's dood, toen ik met 't lijk terug kwam uit Davos, toen wàs ik misschien wel gek van verdriet, konden ze alles met me doen.... me alles laten verklaren.... Past.
Heeft dat onderzoek van dokter Hommen en die bedreiging met dat proces zich direct afgespeeld na het overlijden van Thilde? Fel.
Ja.... 'n Week na de begrafenis hadden ze me al willen expedieeren naar Nijhoven, maar m'n huisdokter heeft er zich toen tegen verzet.... wou 't probeeren met kalmte en rust thuis. Past.
En nu? Fel.
Nu heeft-ie zich laten overdonderen door Hommen, dorst niet op tegen die autoriteit. O, 't is 'n wraakneming van Van der Steen en omdat-ie safe wil zijn tegen baron Huft.... 't Is 'n comedie.... En Hommen wil me gebruiken als reclame-patiënt. Want reclame moet er mee gemaakt worden.... Nu kunnen ze weer wat nieuws over me schrijven.... er over disputeeren, wat ik in m'n gekke en wat ik in m'n gezonde periode heb geschilderd.... 't Staat al in de krant, de krant van gisteren-avond.... Heb u 't niet gelezen? (Hij zoekt zenuwachtig in z'n zakken, haalt er eindelijk 'n verfrommeld stuk krant uit, zoekt nerveus in de kolommen.) In de coupé gevonden.... Waar staat 't nou.... Ik heb 't toch gelezen.... O, m'n kop.... m'n kop.... Past.
Doe maar geen moeite. Fel.
Nee, ik moet 't vinden, anders denkt u ook nog, dat ik getroubleerd ben.... O, hier staat 't. ‘Het heele land zal met leedwezen vernemen, dat de geestestoestand van Feliksen....’ (reikt den pastoor de krant.) Daar staat 't zwart op wit.... Iedereen weet nu, dat de beroemde schilder
| |
[pagina 339]
| |
Feliksen gek is.... Ha-Ha.... kiesch, hè? En overmorgen opent Van der Steen 'n tentoonstelling van m'n laatste schilderijen.... Er zullen hooge prijzen betaald worden op speculatie.... Van der Steen zal wel van me rondstrooien, dat ik ongeneeslijk ben, dat dit het laatste werk is, dat ze van me kunnen verwachten. Past.
Toe beste kerel, win je nou niet zoo op.... Je overdrijft de dingen. Fel.
Nee-nee.... Let 'ns op m'n woorden.... O, als de kranten zes jaar geleden van me hadden geschreven, dat ik gek was geworden, hadden ze gelijk gehad.... toen ik m'n vrijheid prijs gaf, maar raak begon te schilderen om geld te verdienen.... En hoe meer ik verdiende, hoe meer er opgemaakt werd door Alet, door Theo.... Maar nou ik tot bezinning gekomen ben.... nou ik m'n vrijheid terug wil, nou sluiten ze me op in 'n gekkenhuis. Past.
Dat zullen we 'ns zien, of ze dat aandurven. Fel.
Ze durven alles om me maar in hun klauwen te houden.... om me weer tam te maken.... Maar ik zal ook alles durven om los te komen.... Ik moet.... De laatste woorden van Thilde waren, dat.... (snikt) ik me niet langer mocht laten exploiteeren.... dat ik weer me zelf moest worden.... En ik heb 't d'r beloofd.... aan Thilde, die me zoo begreep.... En nu moet er maar van komen, wat er van komen moet.... proces om contractbreuk.... bankroet.... alles.... alles.
Past.
Toe nou, Feliksen, kalmeer.... We gaan nou 'ns ernstig en rustig de dingen overleggen, hè.... Wat jij doet, is je overspannen maken. Fel.
Overspannen.... Is 't wonder, dat ik overspannen ben na wat ik meegemaakt heb?... Eerst.... Past.
Laten we liever over je toekomst praten.... je toekomst in vrijheid. Fel.
Ja-ja, m'n toekomst in vrijheid. (Er wordt aan de voordeur gebeld. Hij schrikt heftig.) Daar wordt gebeld!
Past.
Ik verwacht, dat ze me komen halen voor 'n bediening. Fel.
(opspringend). Nee-nee.... 't is om mij te doen.
| |
[pagina 340]
| |
Past.
Dat kan niet. Er is geen trein om deze tijd. (Er klinken stemmen in de gang, Feliksen luistert gespannen.)
Fel.
(in doodsangst.) Van der Steen.... Ik wil niet mee.... ik wil niet mee.... Help me toch!... stuur ze weg. (Hij loopt in waanzinnige ontsteltenis naar de tuindeuren, morrelt aan de spanjolet.)
Past.
(houdt hem terug en brengt hem naar z'n slaapkamer). Blijf toch bedaard.... Ga maar zoolang in m'n slaapkamer, daar ben je veilig, beste vrind.
Fel.
Ik zal nergens veilig zijn. Past.
(hem naar binnen duwend). Rustig nou maar, rustig en 'n beetje vertrouwen op Onze Lieve Heer! Ik zal de heeren wel te woord staan. (Hij sluit de deur. Even later wordt er geklopt.)
Huish.
(geheimzinnig). Daar is de jonge meneer Feliksen met nog 'n meneer om u te spreken. Wat moet ik zeggen?
Past.
Laat de heeren binnenkomen. | |
5de Tooneel: - Pastoor Beck - Theo - Van der SteenTheo
(voorafgegaan door Van der Steen met strijkages, binnenkomend). Meneer pastoor, 't zal u wel niet verwonderen, dat u ons ziet verschijnen.
v.d. Steen.
Ja, ja, we komen voor 'n diep-treurige zaak, pastoor Beck. Past.
(koel, afwachtend). Neemt u plaats, heeren.
Theo.
M'n vader is bij u, niet waar? Men heeft hem tenminste bij u zien aanbellen. Past.
Ja, je vader is bij mij.
v.d. Steen.
Juist zooals we verwachtten. Theo.
Goddank, dat is 'n pak van m'n hart. En nu weet u zeker ook al het heele drama? Past.
Ja, Theo, ik ken het heele drama.
v.d. Steen.
Maar toch eenzijdig voorgesteld, ben ik bang. Theo
(haastig). Doet er niet toe. Hoofdzaak is, dat ik m'n goeie vader gevonden heb. U weet niet, wat 'n doodsangst we hebben uitgestaan, toen we vanochtend tot de ontdekking
| |
[pagina 341]
| |
kwamen, dat papa weg was.... verdwenen.... Moeder was desperaat gewoon.
v.d. Steen.
Je kon natuurlijk niet weten, wat Feliksen overkomen was in 'n vlaag van verstandsverbijstering, waaraan hij lijdt sinds de dood van z'n dochter. U zult 't al wel gemerkt hebben, dat de arme kerel er geestelijk beroerd aan toe is, pastoor. Theo.
Vóór de dood van Thilde was 't al mis.... maar, natuurlijk, je houd zoo iets stil, zoolang mogelijk.... Och, och, wat 'n angst heb ik de heele morgen uitgestaan! 'n Mensch is altijd geneigd het ergste te denken. Past.
't Is jammer, dat je niet eenvoudig hebt getelegrafeerd, dan had ik je onmiddellijk de meest geruststellende berichten kunnen terug seinen. 't Had je ook 'n uiterst onaangename reis bespaard. Theo.
Die reis was ons toch niet bespaard.... Maar bovendien door de storm van vannacht was er 'n defect aan de lijn, we konden niet telegrafeeren. Het laatste stuk van de reis hebben we per auto afgelegd.... We wouen geen seconde verliezen, niet wachten op aansluiting.... zoo zaten we in de knoei.
v.d. Steen.
Geen wonder waarachtig. Aan de trein hadden ze ons weten te vertellen, dat Feliksen 'n kaartje had genomen naar Eindhoven; dat stelde ons 'n beetje gerust.... maar overigens, voor 'n man in de toestand van Feliksen.... Past.
U schijnt er wel heel sterk van overtuigd te zijn, dat Feliksen....
v.d. Steen.
Getroubleerd is? Natuurlijk! Denk u, dat ik zoo iets beweren zou, wanneer ik 'n oogenblik twijfelde? 't Is geen kleinigheid, om zoo iets van iemand te zeggen. Past.
Dat is zeker. En daarom aarzel ik.... Theo.
M'n vader heeft zich zeker bizonder goed gehouden tegenover u. Want dat kan ie tegenover vreemden. Past.
Ik geloof, dat je vader en ik nu juist geen vreemden voor elkander zijn.
v.d. Steen.
Me dunkt, 't moet ù met uw doorzicht en | |
[pagina 342]
| |
menschenkennis toch wel zijn opgevallen, dat de arme kerel ver van normaal is. Past.
Ik ontken niet, dat hij 'n zenuwachtigen, overspannen indruk op me heeft gemaakt, maar ik vraag me af, of ik dat niet moet toeschrijven aan de angst voor wat u met hem voor heeft. Als ik 't precies zou moeten zeggen, hij maakte op mij volkomen de indruk van 'n opgejaagd dier.
v.d. Steen.
Wat wij met Feliksen voor hebben is z'n geestelijk en lichamelijk welzijn. Hij moet behouden blijven voor z'n gezin en voor de kunst. Past.
En voor u meneer Van der Steen.
v.d. Steen.
(brutaal). Zooals u terecht opmerkt, pastoor. Ik ben financieel nogal geinteresseerd in de prestaties van Feliksen, ja....
Past.
En daarom neemt u maar ineens de meeste krasse maatregelen.
v.d. Steen.
Ik ben geen man van halve maatregelen. Past.
Ik nog minder. Maar wat Feliksen noodig heeft, is volslagen rust. Dat wil de huisdokter en dat ziet een leek. De verpleging in 't sanatorium van dokter Hommen komt in hoofdzaak daarop neer. Nu, die volslagen rust en wat hij verder mocht noodig hebben, kan hij bij mij in m'n stille pastorie vol-op genieten.... Laat hij bij mij blijven, laat ik hem mogen verplegen; dat is 't beste wat wij voor hem doen kunnen. Ik zeg wij, want mij gaat Feliksen zeker niet minder aan 't hart dan u.... En 't is de wensch van je vader bij mij te mogen blijven, Theo. Theo
(aarzelend). Dat aanbod, meneer pastoor.... we waardeeren 't natuurlijk zeer, maar me dunkt, we mogen u, die overlast niet aandoen. U weet niet, wat het is met 'n zenuwpatiënt op te trekken.
Past.
Ik heb 't met liefde voor hem over en 'n oude priester weet wel iets van zielsziekte af.
v.d. Steen.
Jawel, maar 't lijkt mij voor Feliksen evenmin als voor u gewenscht, om op dit voorstel in te gaan, al apprecieeren we ook uw goede bedoeling. | |
[pagina 343]
| |
Past.
Maar ik zei u toch al, dat Feliksen zelf niets liever wil dan hier, bij mij op verademing komen. De angst voor het sanatorium maakt hem van streek, dat verzeker ik u.
v.d. Steen.
Heel vriendelijk.... maar ik blijf er bij, 't is beter voor de patiënt en ook voor ons.... Past.
Voor u, waarschijnlijk wel. Ja, u ziet er misschien meer voordeel in, wanneer u kunt publiceeren - op 'n fijngevoelige manier natuurlijk en omdat de gemeenschap 't moet weten - dat Feliksen in een gekkenhuis zit, dan dat hij bij een eenvoudige dorpspastoor.... Theo.
Misschien doelt u op 'n onbescheiden berichtje in de krant van gisterenavond, maar als u er zich over verwondert.... Past.
O, nee, nu ik je spreek, verwondert me niets meer.
v.d. Steen.
U schijnt er van te houden, klare wijn te schenken, pastoor. Ik zal me die zelfde vrijheid veroorloven. Als u 't dan precies wilt weten: het komt me absoluut verkeerd voor, dat Feliksen weer onder uw invloed raakt. Theo.
'n Feit is, dat uw bezoek aan de ouwe heer hem geen goed heeft gedaan. Want sinds die tijd tobt hij over 'n opdracht, die u hem heeft willen bezorgen voor 'n Dominicanenkerk, als ik 't wel heb. Op 'n nacht hebben we hem in z'n atelier gevonden, terwijl hij vreemde, levensgroote figuren aan 't schetsen was en aan 't malen over God weet welke heiligen. Past.
Zou dat moeten bewijzen, dat mijn invloed verderfelijk voor hem is? Dat bewijst alleen, dat ik misschien te laat ben gekomen om z'n geestelijke ruïne te verhinderen. Want dat zeg ik jullie, jullie hebben z'n ziel vermoord en z'n droomen verstoord met het gerinkel van jullie zilverlingen, je heb z'n oorspronkelijke, kinderlijke geest niet begrepen. Jullie hebben 'm onder het juk gebogen en z'n vertrouwen misbruikt.... Uit hebzucht hebben jullie 't beste in hem verstikt, omdat daarmee niet genoeg te verdienen en te sjacheren viel. Van 'n man, die feitelijk vèr heen reikte over z'n tijd, die geroepen leek om de grondlegger te worden van 'n groot- | |
[pagina 344]
| |
sche, sociale, decoratieve kunst, die komen mòèt om met 'n moderne architectuur samen te werken aan scheppingen voor heel het volk, heb je gemaakt de onoorspronkelijke fabrikant van schilderijen-in-gouden-lijsten, die de kamers moeten versieren van menschen met het geld om ze te kunnen koopen en soms ook de smaak om ze te waardeeren. Ik ben er van overtuigd, dat later geslachten....
v.d. Steen
(nuchter). Jawel pastoor, schei asjeblieft maar uit. Ik begrijp er al alles van; 't is best mogelijk, dat u gelijk heeft. In uw vak is 't de gewoonte om wissels te trekken op de toekomst, maar ik weet niet, of ze ooit worden gehonoreerd. Ik hou me bij 't tegenwoordige en 't komt me voor, dat Feliksen meer profijt heeft gehad van z'n onoorspronkelijke schilderijenfabrikatie, zooals u dat noemt, die met klinkende munt betaald wordt, dan door de vader te worden van 'n richting, waar op 't moment nog niemand naar vraagt en die 'm de kans laat te verhongeren. Maar ik ben hier niet gekomen om diepzinnige beschouwingen te houen. We hebben al veel te lang geredeneerd. Waar is Feliksen? De auto wacht.... en dat kost geld.
Theo.
Ja, pastoor, wees zoo goed, m'n vader te roepen. Het is voor alles beter, dat hij meegaat. U zult er toch, hoop ik, niet aan twijfelen, dat we 't beste met 'm voor hebben? Past.
Dat doe ik wel. En als ik nu 'ns weigerde, je vader mee te geven?
v.d. Steen.
Met het attest van de dokter en 't bewijs van de kantonrechter in onze zak, zult u die dwaasheid toch wel uit uw hoofd laten. Past.
Ik begrijp, dat ik op 't oogenblik je niet kan beletten 'n daad van verregaande liefdeloosheid te begaan, maar ik zal onmiddellijk alles probeeren, om Feliksen te bevrijden.
v.d. Steen.
Wel ja, dat moet u doen.... maak er 'n lief schandaaltje van. Past.
Dat zou u niet onaangenaam zijn.... reclame! | |
[pagina 345]
| |
6de Tooneel: - Dezelfden - HuishoudsterHuish.
(binnenstormend). Pastoor, pastoor.... ik geloof, dat meneer Feliksen met z'n bloote hoofd de moestuin doorrent.
Past.
Wat zeg je? (Hij rukt de slaapkamerdeur open.) Hij is weg.... gevlucht.... door 't raam.... 'm na, voordat er iets ergs gebeurt.... Loop 'm na, om Godswil....
Theo.
Welke kant op? Past.
Volg me.... en laat Kievits mee komen.... We hebben misschien sterke armen noodig. (Hij opent de glasdeuren, 'n sterke wind huilt binnen en blaast de fotogravure van de tafel. De pastoor en Theo rennen naar buiten. Van der Steen blijft.)
v.d. Steen.
Die deuren dicht, mensch! Je waait hier onderste boven. Huish.
(de deuren sluitend.) De pastoor, die zoo maar wegholt.... hij haalt zich nog 'n ziekte op z'n lijf.... Hij lijkt wel gek.... net als die meneer Feliksen.
v.d. Steen.
(grinnikend.) Dat zijn 't ook: twee gekken. (Hij volgt voor de tuindeuren den wedloop)
A. Jurriaan Zoetmulder
einde |
|