De Beiaard. Jaargang 1
(1916-1917)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
1ste Tooneel: Feliksen - Mathilde - Theo(Feliksen staat voor 'n ezel te werken aan 'n schilderij in gouden lijst. Theo ligt op den divan, met 'n sigaret tusschen de lippen, 'n notitieboekje in de hand. Thilde zit voor den vleugel en speelt zachtjes 'n weemoedige melodie. Als ze even ophoudt, vraagt Feliksen bezorgd):
Fel.
Thilde, is 't nog geen tijd om te gaan rusten? Theo.
Och, laat ze nog even. Ze inspireert me met d'r fantaseeren. Math.
Ik voel me toch zoo goed vandaag, vader. Fel.
Dan moeten we je ook goed houden. De reis zal toch vermoeiend genoeg voor je zijn. Math.
Och, waarom moet ik naar Davos? Of ik 'n jaar eerder of later dood ga.... Fel.
Foei, kindje, niet zoo praten! Je komt terug als 'n gezonde zus! Math.
Als ik terug kom. Fel.
(legt palet en penseelen neer, gaat naar haar toe.) Waarom is m'n flinke meid zoo down?
Math.
(zich tegen hem aanvleiend.) Ik zie er zoo tegen op om weg te gaan. 't Is toch voor niets.
Fel.
En ik.... ik verwacht er alles van. En je zult 't daar zoo goed hebben.... Thilde je weet niet, hoe ik er naar verlangd heb je dit te kunnen geven. Math.
Als jij maar met me meeging, vadertje. Fel.
Theo brengt je immers. En over 'n maandje, als ik door 't werk heen ben, dat dringend af moet, kom ik je met moeder 'n heele tijd gezelschap houden. Dat hebben we afgesproken, nietwaar? Theo.
Wel natuurlijk.... die sentimentaliteit. We zullen 't er best samen koersen, Thilde. Ik vlas er op met m'n | |
[pagina 227]
| |
derrière 'ns op 'n bobslee te komen. (maakt met z'n hand 'n snelle beweging van boven naar beneden.) Dzzt... wat moet dat bliksems gauw gaan.
Fel.
(streng). Als jij er maar om denkt, dat jij niet enkel voor je pleizier meegaat! En nou jij, een-twee-drie naar bed, meisje.
Theo.
Laat ze nog even spelen. Fel.
Geen kwestie van. 't Is meer dan tijd.... Ja, 't is niet plezierig, Thilde, maar daarom is 't juist zoo goed, dat je onder streng regiem komt. In het sanatorium weet je niet beter, of 't hoort zoo. Math.
(berustend). Ik ga al.
Theo.
Ik begrijp jou niet, Thilde. Ieder ander zou 't 'n buitenkansje vinden. Fel.
(streng). Zou jij niet 'ns wat gaan uitvoeren, beste vrind?
Theo.
Ik ben druk aan de arbeid. Fel.
O, werk jij!? Theo.
Ik heb 'n prachtig idee voor 'n sonnet in m'n hoofd. Fel.
Ik hoop van harte dat het er uit zal komen ook. Wacht Thilde, ik ga mee.... contrôleeren of je je bouillon wel drinkt. Math.
Ik zal 't heusch niet vergeten. Fel.
Daar ben ik nog zoo gerust niet op. (tot Theo) Als freule Silverton komt om les te nemen, zeg je, dat ik aanstonds terug ben.
Theo.
O, haast u maar niks. Ik zal ze wel zoolang aangenaam bezig houden. (Feliksen met Thilde af.)
| |
2de Tooneel: Theo - Alet - Twee knechts van v.d. SteenTheo
(begint in z'n zakboekje te schrijven, declameert eindelijk):
Wen in 't azurendiep van je sereene oogen, M'n ziel, m'n eigen ziel, m'n hoogste eigen zelf In gansch haar armoe naakt, erbarmelijk gebogen,... Alet
(de deur openend). Papa niet hier?
Theo.
Juist weggegaan. Alet
(tot de knechts in de gang). Komen jullie dan maar binnen. Jullie hebben toch goed je voeten geveegd?
| |
[pagina 228]
| |
1ste Knecht.
Jawel, mevrouw. Wij maken nooit geen vuile boel. Theo.
Weg is de inspiratie. (Alet en de knechts komen binnen.)
Alet
(wijzend op twee schilderijen in lijst, die op ezels staan).
Deze twee stukken zijn 't, maar passen jullie 'n beetje op. Ze zijn nog nat hier en daar.... Meneer heeft er vanochtend nog aan gewerkt. 1ste Kn.
O, mevrouw, ik ken dat.... Ik heb van me leven al zooveel schilderijen versjouwd. (De twee knechts nemen 'n schilderij van den ezel.) Voorzichtig voor de lijst, Hendrik... vooral oppassen voor de lijst.... Zoo.... Nou even kalm neerzetten.... We zullen ze één voor één inpakken.
Alet.
Denk er om, geen rommel maken, hoor! 1ste Kn.
Ik maak nooit geen rommel en de rommel die ik maak, ruim ik nog op. (Knechts met schilderij af.)
| |
3de Tooneel: Alet - TheoTheo.
Waar gaan die naar toe? Alet.
Naar Amerika. Ik zal pas gerust wezen, wanneer ze op zee zijn. Je vader had van ochtend weer zoo'n kippekuur. Hij vindt ze nog niet dàt en nou wil-ie ze eigenlijk nog niet laten gaan. Theo.
Hij heeft er juist nog aan staan werken. Alet.
Idioot gewoon! Van der Steen vond ze af en dan zijn ze immers af. Theo.
Dat is zoo'n manie van de ouwe heer. Hij wil z'n werk al maar verder doorvoeren. Alet.
Nou ze worden ver genoeg doorgevoerd.... naar Amerika. Theo
('n blad uit z'n notitieboekje scheurend). Alweer 'n rijksdaalder verdiend.
Alet.
Zoo heb je eindelijk weer 'ns 'n vers gemaakt? Theo.
'n Sonnet.... Er ontbreken nog maar 'n paar regels. Alet.
Als 't nou maar geplaatst wordt. Theo.
Ze weigeren geen gedichten van de zoon van 'n beroemd man. De zoon van 'n genie is minstens 'n talent. | |
[pagina 229]
| |
Maar wat ik u eigenlijk vragen wou, leen me even 'n rijksdaalder op dit sonnet. Alet.
Ik heb je gisteren pas 'n tientje gegeven. Jij ben eeuwig en altijd court d'argent. Theo.
Kan ik 't helpen, dat ik zoo'n duur bestaan heb? Ik maak reclame voor de ouwe heer en reclame kost geld. Alet.
Je maakt zeker reclame in de Bodega. Theo.
En op 't voetbalveld en bij de wedrennen. Dat zijn je moeilijkste terreinen om belangstelling voor de kunst te wekken. Heeft de pipa soms aan mij niet te danken, dat-ie 't levensgroot portret van Pim Cox, de keeper van IJ.V.V. heeft mogen schilderen en de terrier van baronnes Van Merxem? Ik vraag geen commissie voor de bestellingen, die de ouwe heer door mijn bemiddeling zooal gekregen heeft, daar ben ik te onbaatzuchtig voor. Maar als ik geen ruimer toelage krijg, kan ik 't niet vol blijven houen. Alet.
Och, och.... 't Is aandoenlijk. | |
4de Tooneel: Dezelfde - De twee Knechts1ste Kn.
(het andere schilderij aanvattend). Voorzichtig maar weer. Hoepla.... even neerzetten.... 't Is een zwaar stuk.
Alet.
Schieten jullie 'n beetje op met dat inpakken? Meneer Feliksen had graag, dat ze 't huis uit waren, vóór-ie terug komt. 1ste Kn.
Jawel mevrouw, maar 't moet secuur gebeuren.... d'r mag niks aan de lijsten beschadigen bij 't transport. Vooruit, Hendrik, daar gaat-ie weer; goed lichten! (Knechts af)
| |
5de Tooneel: Alet - TheoAlet.
Zou papa lang wegblijven? Theo.
Nee, hij komt aanstonds terug. Hij ging zorgen dat Thilde d'r bouillon kreeg. Alet.
Keukenpiet! Thilde is toch mans genoeg zelf er voor te zorgen, dat ze niet te kort komt.... Als die menschen met d'r schilderijen maar weg zijn, voor-ie terugkomt. Theo.
Geef me nou die rikspop! Alet.
Ik denk er niet over jou altijd te stoppen. | |
[pagina 230]
| |
Theo.
Kom, wees toch niet zoo krenterig, moeder. Daar gaan twee schilderijen de deur uit, die de pipa toch zeker 'n kleine twee duizend pop opbrengen en kan u me nou nog geen riks leenen? 't Is toch maar leenen.... als voorschot op m'n sonnet. Alet.
Waar heb je 't alweer voor noodig? Zeker om portjes te gaan drinken? Theo.
Nee, ik wil er bloemen voor koopen.... voor 'n jonge dame. Alet.
O Zoo. Theo.
Ik heb trouwplannen. Alet.
Jij? Theo.
Waarom niet? Alet.
Waarop zou jij in 's hemelsnaam trouwen! Op je dichtersinkomen van honderd gulden per jaar? Theo.
Waar ziet u me voor aan? Alet.
Of wou je op onze beurs trouwen? Zet dat maar uit je hoofd. Theo.
U veronderstelt alle mogelijkheden, behalve de eenige verstandige. Vraag nou eerst 'ns de naam van het meisje. Alet.
Nou wie is de ongelukkige? Theo.
Julie Silverton. Alet.
Wat freule Silverton?.... Nou ze is er excentriek genoeg voor om op jou te verlieven. Hoe weet je dat ze van je houdt? Theo.
Ze leest m'n verzen en sinds gisteren tutoyeeren we elkaar.... O maar ik ben er van overtuigd, dat ze gewoon idolaat van me is. Alet
(ongeloovig). Nou als 't waar is.
Theo.
Wat dan? Alet.
Dan is 'n rijksdaalder voor bloemen te weinig, dan mag je wel 'n tientje besteden. Theo.
Juist 'n tientje.... geef me 'n tientje. Alet.
Wat dacht je? laat die bloemen maar opschrijven op de rekening; d'r staat nog een heeleboel meer bij Bremmer. | |
[pagina 231]
| |
Theo.
Dat is gemeen.... U spot met m'n heiligste gevoelens. Alet.
Stil 'ns.... hoor ik daar je vader? | |
6de Tooneel: Dezelfden - Feliksen - De knechtsFel.
(achter de coulissen). Dan brengen jullie ze maar weer netjes op hun plaats, verstaan? (De knechts komen binnen met het schilderij, dat ze zooeven hebben weggehaald en zetten het weer neer op den ezel. Feliksen volgt ze.) Dat wordt hoe langer hoe mooier. Ze grissen je tegenwoordig het werk onder je handen weg. (tot Alet) Dat wist je toch, dat die twee schilderijen nog niet klaar waren? Ik heb er van morgen nog aan gewerkt!
Alet.
Weet ik, wanneer je schilderijen af zijn? Van der Steen stuurt z'n knechts, ik laat die menschen d'r gang gaan. (De knechts gaan weg, halen het andere schilderij, dat ze op z'n oude plaats zetten.)
Fel.
Ik had Van der Steen gezegd, dat ik ze nog 'n paar dagen houen wou.... Nou laat-ie ze toch halen! Alet.
Hij vindt ze af. Als 't ie jou je zin gaf, kwam er geen schilderij uit je handen. Theo.
Ik begrijp niet, dat u maar niet verstandiger wordt, papa. Als Jan Publiek je oevre bewondert en 't grif koopt en je kunsthandelaar is tevreden.... m'n hemel, wat zal je je dan 't leven moeilijk maken? Alet.
En hoe vlugger je werkt, hoe meer je verdient. Fel.
Ja, ja.... zoover is 't met me gekomen, dat ik op stuk werk. 1ste Kn.
Heeft u nog iets te belasten, meneer? Fel.
Zeg maar tegen meneer, dat ik wel zal opbellen, wanneer jullie de schilderijen kunnen komen halen. Willen jullie 'n sigaar? 1ste Kn.
Nou asjeblieft, meneer. Fel.
(z'n sigarenkoker aanbiedend). Steken jullie dan maar 'ns op.
1ste Kn.
Dank u wel.... En u neemt ons niet kwalijk? Goeie morgen. | |
[pagina 232]
| |
2de Kn.
Goeien dag saam. (Beiden af.)
Alet
(tot Feliksen). Je krijgt nog 'ns zoo'n ongenoegen met Van der Steen, dat ie 't contract met je verbreekt.
Fel.
Verbrak-ie 't maar. Ik ben 't beu.... O, dat afschuwelijke gevoel van geëxploiteerd te worden! Theo.
't Contract verbreken? Van der Steen zal gek zijn. Dienstbode.
Daar is freule Silverton. Fel.
Laat de freule maar hier. (Dienstbode af.) Dat is ook zoo'n wanhoop.... 'n Minimum aanleg en 'n maximum pretentie.
Alet.
Sla de prijs van je les dan op. Je kan makkelijk 't dubbele rekenen bij zoo'n rijke juffer. Theo
(z'n moeder aanstootend). Zeg toch niet zulke domme dingen!
Alet.
Of in ieder geval bij nieuwe leerlingen. Fel.
God beware me voor nieuwe leerlingen. Alet.
Alweer niet goed! 't Brengt toch aardig wat geld in. Fel.
Praat toch niet altijd over geld; ik walg van geld. Theo.
Nou 't geld, dat u hindert, kunt u altijd gerust aan mij kwijt. Fel.
Hoepelen jullie as-je-blieft op! Theo.
Mag ik hier blijven? 't Is hier zoo'n aangename temperatuur en zoo'n rustig licht. Ik voel me hier beslist geïnspireerd; ik zal heel zoet aan 't werk blijven. Fel.
Om jou aan 't werk te krijgen, ben ik tot elke concessie bereid. | |
7de Tooneel: De vorigen - Freule - SilvertonFreule
(opvallend, gewild artistieke verschijning). Cher maître, Mevrouw.... Theodoor. (ze drukt alle drie stevig de hand.)
Fel.
U is wat laat, juffrouw. Freule.
't Spijt me, de modiste heeft me opgehouden. Alet
(beminnelijk, familiair). Hoe gaat 't uw mama, freule? Ik had gisteren 't genoegen mevrouw in de Princess-room te ontmoeten.
| |
[pagina 233]
| |
Fel.
(als 'n schoolmeester in z'n handen klappend). Aan den arbeid, asjeblieft.... De minuten zijn kostbaar.
Freule.
Vooral als men van u les neemt. Fel.
(verkeerd begrijpend; scherp). O, wanneer m'n lessen soms te duur zijn....
Freule.
Maar cher maître, zoo bedoel ik 't niet.... Das Geld spielt keine Rolle. (Theo geeft z'n moeder 'n knipoogje.) Ik wou natuurlijk zeggen, dat ik elke secunde wil benutten, die ik van 'n groot schilder als u....
Fel.
Ja juist en daarom moet u maar aanstonds beginnen met de teekening van uw stilleven.... Alet.
Ik ga maar gauw.... Freule, m'n respecten aan uw mama, s'il vous plait. Freule.
Mevrouw. (Alet af.)
Fel.
....de teekening van uw stilleven te herzien. Freule.
De teekening? Maar bij ons modernen komt de teekening er toch heelemaal niet op aan. Fel.
Bij ons modernen? Wie bedoelt u? Freule.
U schijnt me vandaag maar niet best te begrijpen. Ik bedoel: in de moderne kunstrichting natuurlijk. Fel.
(streng). Zoo gauw als u kunst maakt, kunt u, wat mij betreft, de teekening verwaarloozen, maar zoolang U bij mij studeert, verwaarloost u niets, juffrouw Silverton. Dus vóór u verder gaat, verbetert u consciencieus de teekening, anders krijgt u daar later de grootste last mee. Ik kom aanstonds wel 'ns kijken.
Freule.
Jawel, cher maître. (Zij zet zich voor 'n kleinen ezel waarop de aanzet voor 'n stilleven, dat in 'n hoek is opgesteld. Theo zit op den divan in haar onmiddellijke nabijheid. Feliksen, den rug naar beiden toegewend, begint eveneens te arbeiden aan een der teruggebrachte schilderijen.)
Freule.
Weet u wel, dat ik 't heerlijk vind, dat u zoo streng voor me is, cher maître? Ik hou van mannen, die streng zijn, die 'n wil hebben, en die hun wil op anderen kunnen overbrengen. Theo.
O Julie.... Als je eens wist hoe streng ik ben.... speciaal voor anderen. | |
[pagina 234]
| |
Fel.
(zonder om te zien, waarschuwend). Sust.... (korte stilte.)
Freule.
Weet jij 't verschil, Theo, tusschen de visie van Millet en Vincent? Theo.
Om je de waarheid te zeggen: nee. Freulf.
Weet jij hoe Vincent z'n boeren zag? Theo
(spottend). Door 'n bril misschien?
Freule.
Nee, tragisch. Theo.
Zoo zie ik het heele leven.... één groote tragedie. Freule.
Je moet dat boek van Gillof 'ns lezen over Vincent, drie dikke deelen.... buitengewoon. Je kan Vincent eigenlijk niet begrijpen, zonder dat boek. Er is bevoorbeeld 'n heel hoofdstuk over de stoelen, die Van Gogh geschilderd heeft en de ziel, die hij in die stoelen.... Fel.
(boos). Stilte asjeblieft.... Je kan wel tegelijk praten en breien, maar niet tegelijk praten en schilderen. (Stilte, waarin 'n coquet, flirterig spel gespeeld wordt tusschen Theo en freule S.)
Freule
(tot Feliksen). U heeft er toch niets tegen, dat ik de gemberpot min of meer cubistisch opvat?
Fel.
M'n lieve hemel, juffrouw Silverton, waarom praat u toch altijd onder uw werk? Ik zeg toch ook niets.... Werk u maar, werk u maar. Ik kom wel 'ns kijken naar het resultaat. (Theo zit freule S. smachtend aan te staren.)
Freule
(zich naar hem toebuigend). Wat kijk je me aan?
Theo.
Je inspireert me, Julie. Nog nooit is me 't dichten zoo makkelijk gevallen als in jou bijzijn. Freule.
Ik heb ook muze-achtige kwaliteiten, snap je? Hoeveel regels heb je al? Theo.
Drie en 'n halve. Maar ze zijn dan ook reusachtig oorspronkelijk. | |
8ste Tooneel: De vorigen - AletAlet
(opgetogen binnenkomend). Feliksen, er is bezoek voor jou.
Fel.
(stug). Ik kan niemand ontvangen.
| |
[pagina 235]
| |
Alet.
Maar 't is baron Huft, die komt praten over z'n portret. Zal ik hem hier laten? Fel.
Nee, dan zal ik maar weer.... (hij gaat onwillig met Alet mee.)
Theo
(neuriet). Wir sind allein, zum ersten Mal allein.... (na 'n poosje) Hou jij van Wagner, Julie?
Freule
(doorschilderend). Of ik van Wagner hou? Ik adoreer Wagner.... Ik adoreer alle groote mannen.
Theo.
't Spijt me, dat ik geen groot man ben. Freule.
O, je kan 't nog worden.... 'n groot dichter. Theo.
Geloof je 'n beetje in m'n dichterschap, Julie? Freule.
Wel, ik zeg altijd: zoolang er leven is, is er hoop hè. Theo
(als peinzend). Weet je, waar ik wel 'ns bang voor ben?
Freule.
Dat niemand je verzen leest. Theo.
Och nee, ik dicht niet voor de menigte. Nee, maar ik ben wel 'ns bang, dat de ouwe heer mij in den weg zal staan om als dichter beroemd te worden. Ik weet niet, of er naast de beroemde schilder Feliksen nog wel plaats is voor 'n dichter Feliksen. Wil je wel gelooven Julie, soms vind ik 't ellendig, dat ik de zoon ben van m'n vader. Freule.
Hoe kan je 't zeggen? Ik benijd jou juist zoo'n vader. Als ik niet de dochter was van baron Silverton, zou ik de dochter van de artiest Felix Feliksen willen zijn. Theo.
Zoo!? Nou maar, ik ben blij dat je 't niet bent hoor! Freule.
Vin je me dan zoo'n verschrikkelijk mensch? Theo.
Integendeel.... integendeel.... Ik vin je.... hoe zal ik 't onder woorden brengen? Freule.
'n Dichter die naar woorden zoekt! Theo.
Julie, laten we kalm blijven. (Hij nadert haar smeekend) Kijk 'ns, Julie, ik ben maar 'n arme dichter, maar wat er in me leeft....
Freule
(rustig). Lieve vrind, waar wil je naar toe?
Theo
(dwepend). Wat ik uitzeg in m'n verzen.... jij, Julie, moet 't begrepen hebben, je moet gevoeld hebben, dat de Beatrice uit mijn verzen niemand anders is dan jij.
Freule
(kalm, verbaasd). Ik jouw Beatrice?
| |
[pagina 236]
| |
Theo.
Wil je 't zijn? Freule.
Theo.... de Beatrice van je verzen? Theo
(hartstochtelijk). Van m'n leven.... Julie, m'n engel.... (Hij doet 'n paar stappen nader nog, maar zij bedreigt hem kalm met 'n groote kwast verf.)
Freule.
La distance, s'il vous plaît. Dante heeft zijn Beatrice nooit aangeraakt, denk daaraan asjeblieft. Theo
(aanhoudend). Nee, maar wat is de liefde van Dante vergeleken bij mijn liefde! Ik heb je lief boven alles, Julie, en mijn liefde is er niet een die bevrediging zoekt in contemplatie en zoete verlangens.... Je herinnert je, hoe ik in sonnet XIII van m'n ‘Nachtpaden’ m'n liefde bezing. (declameert):
M'n liefd' is niet als 't maagd'lijk vier der Vestalinnen
Maar als 'n brand, die gloeiend heet het binnen
Van ziel en lijf verzengt....
(Hij nadert haar om haar hand te grijpen en die te kussen.)
Freule
(hem 'n smeer gevend.) Ben je idioot geworden?
Theo.
Dat is gemeen. Freule.
Ik heb je gewaarschuwd. Theo
(beziet zich zelf in 'n zakspiegeltje, wischt dan z'n wang af met z'n zakdoek). Wel verdomd!.... Waarom, heb je met me gespeeld?.... Je heb me aangemoedigd met je gecoquetteer.
Freule.
Kan ik 't helpen dat jouw dichterlijk brein aanstonds in vuur en vlam staat? Niet als het maagdelijk vier der Vestalinnen, maar als de stommiteit van 'n troep ezelinnen. Theo.
Als je denkt, dat je me voor de gek kan houen! Freule.
Ik heb meelij met je. Hier heb je benzine, maak daar je wang mee schoon. Theo.
Ik heb jouw benzine niet noodig. (Hij wischt z'n wang af met z'n zakdoek.)
| |
9de Tooneel: De vorigen - Dienstbode Goldström Junior en SeniorDienstb.
(de Goldströmen in het atelier latend.) Wil u maar binnengaan? Meneer komt dadelijk bij u.
| |
[pagina 237]
| |
Goldström Sr.
(zwaarlijvig, druk, burgerlijk, stelt zich voor). Goeden middag! Goldström.... me zoon.
Theo.
Aangenaam.... m'n naam is Feliksen. (Freule S. heeft rustig haar arbeid hervat zonder notitie van de anderen te nemen.)
Goldstr. Sr.
(familiair). Ik kwam 'ns met je vader praten over me zoon. Ik wou 'm les laten geven.
Theo.
Zoo? Heeft uw zoon aanleg? Goldstr. Sr.
Aanleg? Talent meneer.... 'n reuzetalent zit er in dat kereltje. Wat wil je worden, Samuel? Goldstr. Jr.
Kunstschilder, pa. Goldstr. Sr.
Hoor je 't?... En daarom zeg ik tegen me vrouw.... (zich omwendend naar z'n zoon, die door het atelier loopt en vrijmoedig alles opneemt) Nergens anzitten, Samuel!
Goldstr. Jr.
Nee pa. Goldstr. Sr.
De jongen is zoo gauw met z'n handen.... Zeg ik tegen m'n vrouw, we laten onze jongen les nemen bij 't beste adres. Dat is trouwens 'n principe van me.... Ik doe ook alleen maar zaken met prima huizen. (Naar freule S. stappend en haar werk bekijkend, indringerig) U is ook 'n leerlinge zeker?
Freule
(stug). Ja.
Goldstr. Sr.
D'r zit wel wat in. Theo.
Ik zal m'n vader nog maar 'ns even waarschuwen, dat u er is. Hij heeft bezoek, weet u. Goldstr. Sr.
O Zoo.... Nou zeg je ouwe heer, dat bankier Goldström er is, van Goldström, Aärons & Co. om 'm over lessen te spreken. Theo
(groetend). Meneer Goldström.
| |
10de Tooneel: De vorigen - behalve TheoGoldstr. Sr.
(het atelier rondloopend). Wat 'n kunst.... Wat 'n groote kunst. Ik heb ook verschillende Feliksen in m'n bezit. Ik heb 'n landschap van 'm, dat ik nou al met duizend gulden winst kan verkoopen. Maar ik verkoop niets, voor Feliksen 'n jaar of tien dood is. Dan zal je eens prijzen
| |
[pagina 238]
| |
zien! Ik raad tegenwoordig Feliksen aan, zooals ik vroeger Bethlehem Steels heb aangeraden, al krijg ik geen cent commissie. Ik heb ook een van z'n beste stukken: Christus verdrijft de wisselaars uit de tempel.... Maar wat ik u in vertrouwen zou willen vragen, juffrouw, wat vraagt Feliksen voor z'n lessen? Freule
(stug). Ik weet 't niet.... Voor mij spielt das Geld überhaupt keine Rolle.
Goldstr. Sr.
In deze voor mij ook niet. Al vroeg hij vijf-en-twintig gulden per les en al had ik vijf-en-twintig kinderen, die ik les wou laten geven.... Maar ik betaal niet graag de hoogste mart, weet je. | |
11de Tooneel: De vorigen - Feliksen DienstbodeFel.
(met 'n visitekaartje in de hand) Meneer Goldström?
Goldstr. Sr.
(Feliksen de hand reikend). Goldström..... van Goldström, Aärons & Co.... m'n zoon, meneer Feliksen, m'n zoon.... Ik wou 'ns met u komen praten over lessen voor Samuel.
Fel.
Over lessen? Goldstr. Sr.
Ja, over schilderles. Fel.
(terughoudend). Wat kent 't ventje?
Goldstr. Sr.
Wat-ie kan? Hij teekent van alles..... 'n talent die Samuel! 'n geboren schilder, dat zeggen we thuis iedere dag.... Kom bij je pa, Samuel.... je zat toch nergens an? Ik ben maar bang, dat ie met z'n vlugge vingertjes.... Samuel vertel 'ns an meneer, wat je worden mot. Goldstr. Jr.
Kunstschilder. Goldstr. Sr.
Hoor u 't? Dienstb.
Daar is de zuster van freule Silverton, of de freule mee gaat. Freule.
O, dat is waar, cher maître, ik had beloofd te komen eten bij 'n vriendin van m'n zuster. Vindt u goed, dat ik voor vandaag maar uitschei? Fel.
(onverschillig). Natuurlijk.
| |
[pagina 239]
| |
Freule
(pakt haastig haar schildergerei in, reikt Feliksen de hand). Cher maître.
Goldstr. Sr.
(plechtstatig buigend). Freule. (Freule S. vlug af met 'n stom knikje naar G.)
Goldstr. Sr.
(met respect). 'n Dochter van baron Silverton zeker? Eerste klas.... primissima.... 'n Charmant meisje, zou ik ook wel les willen geven. (bekijkt haar werk.) En talentvol.... U maakt school, meneer Feliksen. Dat moet wel 'n heele voldoening voor u zijn om kunstenaars te kweeken, die uw voetstappen drukken.... Ik weet 't bij ondervinding.... Aärons, m'n compagnon, is heelemaal door me zelf gevormd. Hij is om zoo te zeggen 'n copie van me.... O, zoo aangenaam. (Plotseling getroffen door 'n schilderij, dat aan de wand hangt.) Sapperloot, wat 'n prachtig staal van uw kunst. Is dit schilderij te koop?
Fel.
(bitter). Alles wat ik maak is te koop.
Goldstr. Sr.
Wat moet 't kosten? Fel.
Dat weet ik niet. Goldstr. Sr.
(verbaasd). Weet u dat niet?
Fel.
Als u iets van me koopen wilt, moet u zich wenden tot de firma Van der Steen. Die heeft de alleen-verkoop van m'n werk en bepaalt de prijzen. Goldstr. Sr.
Ah zoo. U doet dus geen zaken zonder commissionnair. 'n Gezond principe. Leven en laten leven. Je moet de tusschenpersonen niet uitschakelen. Dan zal ik aanstonds is naar de firma toestappen.... Maar als ik 't koop, moet u de sneeuw een beetje witter voor me maken.... Sneeuw is toch wit en niet paars, meneer Feliksen, zou ik denken. En op de weg moet u 'n mannetje of 'n vrouwtje schilderen. Ik hou niet van die uitgestorven streken. Fel.
(ongeduldig). U kunt 't krijgen als u 't hebben wil.
Goldstr. Sr.
Ik ben al de gelukkige bezitter van een aantal Feliksen. Ik heb onder anderen dat groote doek van u.... Fel.
We dwalen, geloof ik, 'n beetje af meneer Aärons. Goldstr. Sr.
Goldström. | |
[pagina 240]
| |
Fel.
Excuseer, Goldström. Wat zijn nu eigenlijk uw plannen met uw zoontje? Hoe oud is-ie? Goldstr. Sr.
Veertien jaar. Fel.
En is-ie nou al volleerd! Goldstr. Sr.
Hij gaat op de H.B.S. Fel.
Prachtig. Die moet hij dan maar afloopen. Goldstr. Sr.
Maar de Zaterdagmiddagen heeft-ie vrij, dan zou ik willen, dat-ie 'n uurtje bij u kwam schilderen. Goldstr. Jr.
Nee pa, dat ken niet. Goldstr. Sr.
Waarom niet jongen? Goldstr. Jr.
Dan mot ik voetballen. Fel.
Juist meneer Goldström. Laat uw jongen gaan voetballen, laat-ie 'n groot voetballer worden. Er is tegenwoordig meer roem te behalen als voetballer dan als kunstenaar. | |
13de Tooneel: De vorigen - Alet - MelisAlet.
Feliksen.... O, neem me niet kwalijk, dat ik stoor.... Hier is meneer Melis, de redacteur van het Kunstblad voor 'n interview. Fel.
(woedend). Wie nu weer? Verduiveld nog toe, word ik dan geen oogenblik met rust gelaten?
Melis.
Het spijt me, dat ik u derangeer, maar ik heb u acht dagen geleden schriftelijk om 'n onderhoud verzocht en dat onderhoud is me toegestaan. Alet.
Ja, dat onderhoud heb ik toegestaan. Fel.
(tot Alet). Jij? (tot Melis) Interview u dan voor mijn part m'n vrouw, ik groet u. (Snel af.)
| |
14de Tooneel: De vorigen - zonder FeliksenAlet
(eenigszins verlegen). Ik moet u wel m'n excuses maken, meneer.
Melis
(zuur-zoet). O, mevrouw.... de eigenaardigheden van 'n groot man.
Goldstr. Sr.
Ja, ja.... die heeren kunstenaars.... ze zijn als Amerikaansche fondsen, je ken maar niet op ze aan.... En de meesten zijn nog onsolide ook. | |
[pagina 241]
| |
Alet.
Heeft u afgehandeld met m'n man? Goldstr. Sr.
We zijn halverwege blijven steken. Ik was juist met hem bezig over lessen voor m'n zoon. Alet.
En heeft Feliksen al 'n dag bepaald? Goldstr. Sr.
Ik kreeg zoo de indruk, dat uw man er niet veel trek in had. Tegenover mij, die de gelukkige bezitter ben van zes Feliksen, vind ik dit nogal.... hum.... Alet.
O, maar dat is 'n misverstand, dan moet u 'n verkeerde indruk gekregen hebben; m'n man doet zich soms 'n beetje eigenaardig voor.... Maar natuurlijk nemen we uw zoon als leerling, stellig en zeker. (zoetsappig tot Goldström jr.) Niet waar, vent?
Goldstr. Sr.
Uw man moet 't natuurlijk graag doen of niet. Er zijn waarachtig schilders genoeg, die 'n zoon van bankier Goldström les willen geven. Dus, ik hoor dat nog wel nader. Alet.
Zeker, meneer Goldström, vandaag nog. Goldstr. Sr.
(tot Melis). Interview u alleen kunstenaars?
Melis.
Pardon, meneer Goldström.... alle mogelijke interessante persoonlijkheden. Goldstr. Sr.
Zoo, Zoo.... Ook uit de handelswereld? Melis.
Ook uit de handelswereld.... U staat bijvoorbeeld ook op m'n lijstje. Misschien kunnen we nu al afspreken, wanneer ik u.... Goldstr. Sr.
Onmogelijk. Ik ben geen uur zeker van m'n tijd.... Ik zal wel 'ns opbellen. Melis.
Heel graag. Goldstr. Sr.
(blufferig). Ik sta u zoo'n onderhoud toe, omdat ik 'n groot bewonderaar ben van de pers.
Melis.
En de pers bewondert u. Goldstr. Sr.
Samuel, geef meneer 'n hand. (groetend) Mevrouw Feliksen. Meneer Melis.
Melis.
Uw dienaar. (Alet laat de Goldströmen minzaam uit.)
| |
15de Tooneel: Alet - MelisMelis.
Het spijt me 'n beetje van m'n verloren middag. | |
[pagina 242]
| |
Alet.
Maar die hoeft u volstrekt niet als verloren te beschouwen. Ik kan u alle mogelijke inlichtingen geven. Man en vrouw zijn immers één. Melis
(aarzelend). Jawel, maar tegenover het publiek.
Alet.
Ik hoef toch niet in 'n fonograaf te spreken. Melis.
Hoe bedoelt u dat? Alet,
Wel of u de inlichtingen uit mijn mond of uit die van m'n man opschrijft, dat hoort het publiek toch niet. En ik verzeker u, de kunstprincipes van m'n man zijn dezelfde als van mij. Melis.
Tja, als uw man tegen 'n dergelijke oplossing geen bezwaar heeft. Alet.
Och wat! Feliksen leest geen interviews en allerminst 'n interview van hem zelf. Begin u maar te vragen. Melis
('n opschrijfboekje voor den dag halend, gewichtig).
De wijze, waarop uw man in enkele jaren van 'n tamelijk onbekend schilder tot 'n beroemdheid is geworden, is zoo merkwaardig, dat het voor mij 'n aanleiding is te vragen.... Alet.
Wat daarvan de reden mag zijn. Meneer Melis, m'n man is altijd een bloem geweest, die in 't verborgen heeft gebloeid. En dan z'n groote bescheidenheid.... z'n sober leven.... Melis.
Men zegt: er steekt iets van 'n wereldverzaker in de artiest Feliksen. Alet.
Dat is 't juiste woord. Meneer Hanlo heeft hem tegenover mij eens genoemd: 'n groote geest met 'n kinderlijke ziel. Melis.
Dat kenschetst uw man voortreffelijk.... Mag ik dat opschrijven? Alet.
Wel zeker. Dat hoeft geen geheim te blijven. Melis.
En hij zou er waarschijnlijk volkomen tevreden mee geweest zijn om in absolute overgave en liefde voor z'n werk z'n leven in vergetelheid te eindigen? Alet.
Dat is te zeggen: hij heeft de roem nooit gezocht, maar de roem hem. Melis.
Het is dan wel 'n heel groote voldoening, dat hij | |
[pagina 243]
| |
als om strijd door iedereen gehuldigd wordt als een onzer grooten.... ofschoon - en het is misschien pijnlijk dit aan te roeren - er in de laatste tijd critici zijn, nietwaar, die beweren, dat z'n kunst naar het virtuose verloopt. Alet.
Afgunst, m'nheer, dat begrijpt u toch, groote woorden van 'n paar jongelui, die alles beter willen weten dan 'n ander. 'n Feit is: het publiek houdt van z'n werk en ik zeg maar: vox populi vox Dei. Melis.
Volkomen waar. En toch is de houding, die 'n criticus van naam als Hanlo in de laatste tijd tegenover uw man aanneemt.... Alet.
Och ja, als u alles wist.... Persoonlijke kwestietjes.... 'n zekere animositeit tegenover Van der Steen.... Dat moet u maar niet opschrijven. Melis.
U noemt daar 'n naam, mevrouw, Van der Steen.... Het is wel 'n groote verdienste van hem, uw man te hebben ontdekt. Alet.
'n Groote verdienste voor hèm is 't zeker. Melis.
U zegt dat zoo eigenaardig. Hoe is uw opinie wel over de verhouding van de kunstenaar tegenover de handel? Alet.
M'n opinie? Wel, de kunst leeft van de handel en de handel van de kunst. Melis.
Jawel, maar.... Alet.
Meestal ten koste van de kunst, beweert Feliksen. Dat hoeft u niet op te schrijven, want daar begrijpt het groote publiek toch niets van. Melis.
En uw opinie over de groote stroomingen, die zich heden ten dage in de kunst manifesteeren? Alet.
U bedoelt het futurisme, het cubisme....? Melis.
Juist. Alet.
Wanneer die ismes voldoende kapitaal achter zich hebben, zullen ze nog wel een poosje de wereld in beroering brengen. Melis.
U wilt dus zeggen? Alet.
Meneer Melis, er is 'n kunst, die alle andere kunsten | |
[pagina 244]
| |
overtreft, dat is: de money-makerij. 'n Artiest, die ook deze kunst verstaat, heeft naar mijn idee het hoogste bereikt. Ik wil u wel bekennen, dat mijn man zelfs nog zoo ver niet is. Melis.
O, nee? Alet.
Maar hij heeft 'n vrouw. Melis.
Ik begrijp.... u vult hem aan. Alet.
Zoo goed en zoo kwaad als 't gaat. Melis
(aldoor ijverig noteerend). En nu meneer Feliksen.... pardon, mevrouw Feliksen.... de cardinale vraag.... Hoe beschouwt u uw eigen kunst?
Alet
(opdreunend). De kunst van Feliksen, streeft naar het visionaire en 't hyper-sensitieve zonder daarmee de bodem van 't uiterlijk waarneembare in de uiterlijke waarneming te verlaten. Hij is in tegenstelling met bijvoorbeeld Odilon Redom meer geneigd naar 't plastisch-contemplatieve.... Begrijpt u 't?
Melis.
Natuurlijk.... woord voor woord.... (noteerend.) plastisch contemplatieve....
Alet.
....met de negatie van de affirmatieve idee in het complex.... of in de comtemplatie.... Dat weet ik niet precies meer. Melis.
Weet u dat niet precies meer? Alet.
Nee, maar ik kan 't wel even voor u naslaan. Melis.
Ha, is wat u me daar gezegd heeft, misschien 'n stuk uit de mémoires van uw man? Alet.
Welnee, dat is uit 'n artikel van Peterson over m'n man. Ik dacht, dat ik 't vrijwel van buiten kende. Weet u wat, ik zal u dat artikel mee geven, dan kunt u 't gebruiken voor uw interview. Er staat meer in dan mijn man zelfs u zou kunnen vertellen van z'n bedoelingen.... Trouwens, daar bedenk ik op eens, we krijgen hier aanstonds op 't atelier 'n illuster gezelschap voor 'n musical tea, weet u. Ik heb nog eenige preparatieven te maken. Tot m'n spijt moeten we 't interview wat bekorten. Schrijf u dus nog gauw even op. Groote gouden medaille in | |
[pagina 245]
| |
Buenos-Aires, San Francisco, Milaan. Eerekruis in goud in Berlijn en Odessa. Portret geschilderd van baronnesse de Vivé, markiezin de Cossetti, om 'n paar buitenlandsche te noemen - u weet: hij schildert de dames van de high life met 'n onnavolgbare chiek - comtesse de Pommerelle en Klaas Been, de groot-industrieel uit Tilburg, u weet wel, en zoo voort en zoo voort.... Verder: schilderijen in de Neue Pinakotheek in München.... Maar het is eenvoudiger, wanneer ik u daarvan 'n lijstje opzend. En wilt u ook z'n onderscheidingen weten? Z'n lintjes bedoel ik? Melis.
Hoe vollediger uw opgave, hoe liever. Alet.
'n Nederlandsche orde heeft m'n man nog niet kunnen bemachtigen. Melis.
Dat verbaast me, mevrouw. Want er is geen land, dat z'n kunstenaars zóó eert als het onze en waar de aristocratie van geboorte zoo gewillig de voorrang laat aan de aristocratie van de geest. Dat is werkelijk 'n vreemd verzuim van de hooge regeering. Wij kunnen het hier bij laten. Ik heb op 't oogenblik stof genoeg voor 'n grandioos artikel. Maar....e, u sprak daar juist van 'n musical tea. Vindt u 't heel erg indiscreet van me, wanneer ik me zelf met journalistieke onbescheidenheid daarvoor uitnoodig? Alet.
Volstrekt niet. Ik wilde u juist vragen te blijven. Er komen eenige beroemdheden; onder anderen de componist Delaterre en de danseres Cathrien Slavatski. Melis.
Ha, prachtig. M'n journalistieke speurneus heeft in uw tea al copie ontdekt voor m'n blad. En dan 'n idee, mevrouw, 'n pracht-idee. Wanneer ik 'ns 'n opname mocht maken van het gezelschap.... 'n artistieke groep voor 't Kunstblad, waarbij ik dan 'n artikel zal schrijven? Alet.
Daar zal niemand van 't gezelschap iets op tegen hebben.... integendeel. Melis.
Dan permitteert u mij, dat ik m'n camera ga halen. Ik had die al meegebracht voor 't geval uw man me zou veroorloven 'n paar foto's te nemen van hem en z'n werk. Ik maak die opname altijd zelf. | |
[pagina 246]
| |
16de Tooneel: Alet - Melis - Van der Steen - De twee knechts
v.d. Steen
(binnenstappend of hij thuis is). Je man er niet?
Alet.
O zeker. (ze geven elkaar de hand) Hoe gaat 't? Kennen de heeren elkaar? (wil Melis voorstellen.)
v.d. Steen.
Natuurlijk. Bonjour Melis. Melis.
Meneer van der Steen. Zoo juist 'n interview met de groote kunstenaar gehad.
v.d. Steen.
Ha, juist, uitstekend. Nu kom ìk voor 'n interview. (tot de knechts) Hendrik, pak maar in.
1ste Kn.
Jawel meneer. (De knechts nemen het schilderij van den ezel.)
Melis.
Voor ik in de weg loop, ga ik m'n camera halen. (Af, gevolgd door knechts met schilderij.)
Alet.
Ik zal Feliksen even waarschuwen. (Gaat naar 't huistelefoon-toestel, telefoneert.) Ben jij daar Theo? Stuur papa 'ns naar 't atelier, meneer Van der Steen is er om 'm te spreken.... Ja direct natuurlijk.
v.d. Steen.
Je man is weer 'ns recalicitrant. Ik kom 'm de duimschroeven aandoen. Alet.
Groot gelijk. 't Is soms 'n wanhoop met 'm. Als jij er niet achter zat, kwam er niets uit z'n handen.
v.d. Steen.
En ik zal er achter blijven zitten. Maar....e ik vind, dat Feliksen er 'ns uit moet. Hij moet 'ns van onderwerp gaan veranderen. Sinds die brutale Hanlo je man heeft af durven kammen, begint de critiek er al meer en meer over te zeuren, dat hij altijd met 't zelfde voor de dag komt tegenwoordig. Hij zal 'n andere koers op moeten, vóór 't publiek begint te verflauwen. Ik zou willen, dat-ie naar Parijs ging, studies maken in nachtcafé's en tingel-tangels.... dat is 'n genre, waar ik me enorm veel van voorstel. Alet.
Maar dat is toch niets voor Feliksen!
v.d. Steen.
'n Schilder als je man kan maken wat-ie wil. Alet.
Als 't moet, dan moet 't, zeg ik altijd.... Maar ik ga mee. | |
[pagina 247]
| |
v.d. Steen
(lachend.) Dat kan je doen, maar noodig lijkt 't me niet.
Alet.
Wat ik vragen wou.... Ik zal nog 'ns om 'n voorschot bij je aan moeten kloppen.... ik ben geweldig court d'argent.
v.d. Steen.
Alweer? Jullie hebben al veel meer opgenomen dan ik je heb toegezegd. Alet.
't Leven is duur.
v.d. Steen.
Denk je, dat 't leven voor mij niet duur is? Enfin, je man krijgt 't portret te schilderen van baron Huft voor de foyer van de schouwburg.... Baron Huft is de man, die zich zoo verdienstelijk maakt voor de tooneelspeelkunst, weet je misschien. De helft van 't honorarium wil ik je alvast wel geven. | |
17de Tooneel: Alet - Van der Steen - Feliksen - Later MelisFel.
Bonjour.
v.d. Steen
(wijzend op het tweede schilderij, dat de knechts juist wegdragen). Je ziet, daar gaat het.
Fel.
(somber, moedeloos). Ik had er nog aan willen werken.... Ze kunnen zoo niet weg, waarachtig. Laat ze nog 'n paar dagen hier.
v.d. Steen.
Nonsens, nonsens. Ik vind ze goed genoeg voor de kerel, die ze gekocht heeft; die heeft er toch geen kaas van gegeten. Trouwens, ik heb je die schilderijen al lang betaald; ze zijn dus feitelijk m'n eigendom. (streng) En nou in 't vervolg m'n knechts asjeblieft niet meer terugsturen! Die hebben wel wat anders te doen dan voor niets te loopen.... En nou nog iets. Ik liep daar juist meneer Goldström tegen 't lijf. Hij zei me, dat-ie z'n zoon les bij je wou laten nemen. Goldström is 'n groot bewonderaar van je en 'n goeie klant van mij. Zou je dat jochie niet 'n beetje op streek willen helpen met schilderen? Nou ja, natuurlijk, 'n beetje vaderlijke ijdelheid van die man, begrijp ik heel goed. Hij zal er graag mee geuren, dat z'n zoontje les krijgt van Feliksen. Jedes Tierchen sein Plaisirchen.... Dus dat komt wel in orde hè?
| |
[pagina 248]
| |
Alet
(tot Feliksen, die in gedachten, afwezig voor zich uitstaart). Maar man, zeg toch 'ns wat. Je staat er bij, of je geen tien kan tellen.
Fel.
(angstig). Thilde heeft ineens weer hooge koorts.
Alet.
Dat is ons kruis.
v.d. Steen.
Nou ja, ze gaat immers naar Davos, daar zal ze wel opknappen. Fel.
Ik ben maar zoo bang, dat 't te laat is.
v.d. Steen.
Kom, kom, niet zoo somber. Nou, ik moet weg. Dat is dus afgesproken? Alet.
Blijft u toch teaen. We krijgen 'n illuster gezelschap.
v.d. Steen.
Ik heb waarachtig geen tijd. Alet.
Delaterre komt en Cathrien Slavatski.
v.d. Steen.
Op z'n Hollandsch Aaltje Visch. Alet.
Foei, u bederft alle poëzie.
v.d. Steen.
Doe ik? Maar heusch, al kwam Caruso.... ik heb op m'n eerewoord geen tijd. Alet.
't Is wel jammer, want meneer Melis wil 'n kiek van 't gezelschap maken voor het Kunstblad.... Jammer, wanneer u daarop zou ontbreken.
v.d. Steen.
O, wou Melis 'n kiek maken.... Nou ja, 'n kwartiertje zou ik nog wel kunnen wachten. (kijkt op z'n horloge.) 't Valt me nog mee. Ha, daar is meneer Melis al.
Melis.
(met camera op driepoot). Ik ben klaar. Wanneer nu 't gezelschap maar komen wil.
v.d. Steen.
Wat zou je er van zeggen, Melis, als je vast 'ns 'n kiek nam van Feliksen en mij? Melis.
Met plezier. Hoe meer opnamen, hoe liever. Wilt u dan hier maar gaan zitten, meneer Feliksen, met uw palet in uw hand asjeblief en zoo meneer Van der Steen bij u, net of hij u iets prettigs vertelt. (Hij duikt onder het doek, stelt camera in.) Opgepast, heeren! 't Is uitstekend zoo. Meneer Feliksen, niet zoo'n begrafenisgezicht, asjeblieft. Daar gaat-ie.... een, twee, drie....
(Doek)
(Slot volgt) A. Jurriaan Zoetmulder |
|