van 1886 had aan het licht gebracht, hoeveel onkruid er op den akker van het sociale leven te wieden viel.
Zoo werkten verschillende factoren samen, om den drang naar organisatie op te wekken. En nòg een factor van beteekenis was, dat de ‘kleine man’ onder de katholieken toen ook zijn eigen courant koja gaan lezen. Tot dusver had hij daartoe weinig of geen gelegenheid gehad, maar nu begon dit anders te worden en de uitwerking bleek grooter dan menigeen verwacht had. Toen ik bij de viering van het 25-jarig bestaan van den Volksbond eens met Passtoors ging praten over dien eersten tijd, wees hij zeer nadrukkelijk op deze bizonderheid en herinnerde hij aan den invloed, welk Het Centrum en de destijds daarbij uitgegeven Volkscourant hadden kunnen uitoefenen, om de geesten wakker te maken.
De begrippen waren echter nog zeer zwevend bij velen, wat wel niemand verwonderen zal. Men mag den toestand van nu niet vergelijken met dien van toen. Er is nu jaren en jaren lang gewerkt; er zijn gansche stapels boeken en kleinere geschriften verschenen, welke het sociale vraagstuk aan alle kanten belichten. De ideeën hebben zich verruimd en in menig opzicht staan wij op de schouders van hen, die ons zijn voorafgegaan en hebben wij met hun ervaringen ons voordeel kunnen doen.
In 1888 tastte men veelal nog in 't duister, stond men voor een onontgonnen terrein; en een der allereerste vragen was wel, hoe men de katholieken, die tot een ‘neutrale’ of socialistische vereeniging waren toegetreden, zou onttrekken aan dat milieu en onderbrengen in een eigen organisatie. Dat voor zulk een organisatie de tijden rijp waren geworden, bewees de verbazend groote weerklank, welken de oproep van Passtoors vond. Eén enkel ingezonden stuk in de Volkscourant was voldoende, om hem in Amsterdam een volle zaal te bezorgen en het eigenaardige daarbij was, dat hij, die opriep, en zij, die aan dien oproep gehoor gaven, elkaar geheel vreemd waren, maar dat bij allen leefde eenzelfde gemeenschappelijke wensch naar vereeniging.