II. Oefeningen
Om de leerlingen tot een beredeneerd aesthetisch inzicht van het gedicht te brengen raden we ten zeerste aan, mondeling en schriftelijk werk te maken, in de klas zelf of thuis, als voorbereiding of als toepassing op de les.
Samenvatting van bepaalde stukken, vrije opstellen van algemene aard over aangeduide passages, om het oordeel van de leerlingen te bevorderen, zijn aanbevolen onderwerpen voor huiswerken.
Aan te raden is ook het beantwoorden van volgende en soortgelijke vragen:
1. | Is ‘Beatrijs’ een legende? (Verhaal, bovennatuurlijk element; wáár?) |
2. | Hoe verloopt de handeling? (bedrijven, overgangen, toppunt, ontknoping) |
3. | Wat is de kern van het gedicht? (het wonder) - Wat is het doel van de schrijver? (de lof te zingen van Maria Middelares). |
4. | Wat is hoofdzaak in het gedicht? (Wat wil de dichter laten uitschijnen?) |
5. | Beatrijs: Naar wie gaat haar liefde? (God, jonkman, kinderen, natuurschoon, hoofsheid) - Is ze een echte vrouw? (Liefde, schaamtegevoel, fijnheid). - Is ze een echte kloosterzuster? (bidt veel en regelmatig, twijfelt nooit aan haar roeping, uitstortingen, gevoelens (allusies uit de Bijbel, getijdenboeken), wantrouwen tegenover de wereld; uitsluitend conflict tussen God en natuur). |