Beatrijs
(1947)–Anoniem Beatrijs– Auteursrecht onbekend
[pagina 11]
| |
Korte uitweiding over het gedicht
| |
[pagina 12]
| |
Met niet minder lof spreekt Rob. Guiette over het gedicht, hij zegt: ‘l'auteur, avec un souverain don de la mesure, conduit son récit, sans un accroc, sans une défaillance, son poème vaut par la pureté cristalline du style et l'émouvante simplicité du récit. Le respect et l'amour de la Sainte Vierge, unis a un tact admirable, lui ont permis de traiter un sujet scabreux, sans le moindre scandale. Jamais il n'a besoin de forcer la voix pour exprimer un drame serré, où, sans cesse, le realisme contrebalance l'idéalisme. Le surnaturel du miracle ne l'empêche pas un instant de conserver à ses personnages leur caractère humain bien vivant et de les faire évoluer dans une atmosphère riche à la fois de réalité et de poésie.’Ga naar voetnoot(*) | |
oorsprong der legendeDe oorsprong van het Beatrijs-verhaal is moeilijk te achterhalen. Van der Elst meent, hoofdzakelijk steunend op het feit dat de Beatrijs-legende in het bijzonder in de Nederlanden gebloeid heeft, dat ook daar haar ontstaan te zoeken is. Hij kan gelijk hebben. Rob. Guiette echter wijst op de moeilijkheid om in die tijd van algemeenheid der cultuur, een land van herkomst aan te duiden. Toch, zegt hij, zijn er tussen de verschillende versies van Beatrijs te veel punten van overeenkomst om geen gemeenschappelijke oorsprong te aanvaarden. De legende is wel ergens geboren, wij weten echter niet waar. Evenmin is het te bepalen wanneer zij ontstaan is. De oudste tekst is uit het begin der XIIIe eeuw: hieruit te besluiten dat de legende ook toen ontstaan is ware al te eenvoudig. | |
bronVoor wat echter ons gedicht betreft wijst Stracke als enige bron Caesarius van Heisterbach's Liber Octo Miraculorum aan dat ± 1237 voltooid was, terwijl V.d. Elst ook wijst op het zeer verspreide werk van dezelfde schrijver Dialogus Miraculorum, voltooid in 1222Ga naar voetnoot(**) waarin het Beatrijsverhaal eveneens voorkomt. | |
ouderdon van het gedichtWij kennen de ouderdom der beide bronnen van het verhaal: de Dialogus 1222 en de Liber Miraculorum ± 1237, hetgeen van groot belang is om de ouderdom van het gedicht te bepalen: dus na 1237 en vóór 1374 datum van het handschrift. Dr Stracke beweert dat Beatrijs omstreeks 1240 gedicht werd, het zou dus zijn bron als het ware op den voet gevolgd hebben, hetgeen weinig waarschijnlijk lijkt. | |
[pagina 13]
| |
auteurschapHet auteurschap is nog niet opgelost. Verwijzen wij echter naar Dr Stracke, die Diederic van Assenede als auteur noemt: er heerst, zegt hij, treffende innerlijke en uiterlijke overeenkomst tussen ‘Floris ende Blancefour’ en ‘Beatrijs’. | |
emendatiesDe afwezigheid van enig ander manuscript sluit elke vergelijkende tekststudie met het oog op loutering, wat men pleegt te noemen emendatie, uit. Nochtans komen in ons gedicht plaatsen voor die zich zelf emenderen, ik noem:
vs 205 ‘Maria, moeder, soete name’, enz. dit gebed richt zich tot Jezus, dus ‘Jesu, lieve, soete name’, hetgeen wordt bevestigd door vs 215 en volgende. Eerst nadien richt zij zich tot O.L. Vr.
vs 480 tot 482. Deze verzen sluiten bezwaarlijk aan op de tekst van vs 483. Stracke meent dat deze verzen thuishoren tussen vs 432 en 433; v. Mierlo contra.
vs 614 Het handschrift heeft ene lombarde op dubbele lijn aan hoofde van vs 615. ‘Deze tale’ terwijl Tinbergen en al de andere tekstuitgaven die ik heb geraadpleegd het gedicht scheiden tussen vs 613 en 614 en de kapitaal aan hoofde van vs 614 plaatsen. |
|