| |
| |
| |
| |
Triumph-zang.
Wijs: Uw schuld tien duizend ponden zwaar. Of: On doit soixante mille francs.
Triumph! Bataafsche Broederkring,
Voor wien ik vrije toonen zing,
Uw heildag is verscheenen, (bis)
Triumph! 't onschatbaar vreê verbond,
Op 's Menschen heilig regt gegrond,
Mogt Gal en Belg vereenen! (bis)
Civilis Kroost, te lang verdrukt,
Gij zijt der Dwinglandij ontrukt.
Zie haar in 't stof geboogen. (bis)
De heerschzucht knarsetand van spijt,
Haar snood gevolg, de wraak en nijd,
Deez derven haar vermoogen. (bis)
| |
| |
Dank zij de Gal, wien heldenstaal
Het wreed gekluisterd Leeuwendaal,
Bij 't bliksmen der Musketten, (bis)
De lang gewenschte Vrijheid bragt,
Den Dwingland en zijn helsche magt,
Den voet op 't harte zette! (bis)
't Waar niet genoeg, o vrijen Frank!
Dat gij den Dwinger op den klank
Van 't Krijgsklaroen deet vlieden. (bis)
O Neen: Gij maakte Neerland vrij,
Verbrak haar boeij, en dorst daar bij
Ons uwe vriendschap bieden! (bis)
O Belgen! welk een edel hart
Bezit een Volk, dat donders tart,
En weet haar kragt te ontrukken! (bis)
Het durst zijn overwonneling,
Geboogen voor zijn heldenkling,
Aan 't edel harte drukken. (bis)
| |
| |
Triumph Bataafsche Burgerij,
Nu spreekt uw achtbre volkstem, vrij!
En uwe dwingren zwijgen. (bis)
Volhard in trouw, volhard in deugd,
En laat uw ongeveinsde vreugd,
Naar 't heldre luchtruim stijgen. (bis)
Nooit zag ons Vrij Gemeenebest
Te wreed gekluisterd, door een pest
Van drukkende Tijrannen. (bis)
Zijn Dwingeland zoo kleen vergruist;
Noch heerschzucht, schoon zij woeld en druist,
Zoo zegerijk verbannen! (bis)
Dat nu de Koopmanschap herleev'!
De Zeevaardij door 't pekel streev',
Met rijk geladen Kielen! (bis)
Dat Gal en Belg, op Nereus vloed,
Iet Zeeregtschendend Roosgebroed,
Door 't Heldenstaal vernielen. (bis)
| |
| |
Zoo word de ruime Zee ook vrij,
Zoo zal der Britten dwinglandij,
Die zich Vorstin durft noemen, (bis)
Verzuipen in dien waterplas,
En zij, die ons ten geesfel was,
Zich zien ten afgrond doemen. (bis)
Triumph! Gij smaakt de Vrijheid weer.
Civilis Kroost, het geldt uw eer,
Blijf, blijf dien schat bewaaren. (bis)
De Gal ging U op 't Heldenspoor,
Bij 't rommlen van den Krijgstrom voor,
Pluk naast Hem Lauwerblaaren. (bis)
Toon dat Gij nimmer zijt ontaard,
Maar, dat Gij 't Hollend Oorlogspaard,
Ook in zijn vaard durft vellen. (bis)
Verheft zich ooit de dwinglandij,
Volgt dan de spreuk: Of dood, of vrij!
En blikfem haar ter helle. (bis)
| |
| |
Leef vrolijk, als den vrijen Gal,
Die bij het vreeslijk krijgsgeschal,
A-ca-ira doet hooren. (bis)
O! de altoos blijde heldenmoed,
Is 't die de heerschzugt vlugten doet,
Met nederhangende ooren. (bis)
Dat eeuwig 't nu gestaafd Verbond,
Op Vrijheid, liesde en trouw gegrond,
Dat de Hovaardij doet bukken. (bis)
De Grondvest zij van ons geluk,
En wij bevrijd van zorg en druk,
De Vrugt der Vrijheid plukken. (bis)
|
|