Band. Jaargang 15(1956)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Ons genaakt de avondstar Ons genaakt de avondstar Die ons verlichtet alzoo klaar: Wel was haar doe, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. Dat huis dat hadde zoe menig gat, Daar Christus in geboren was: Wel was haar doe, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. Ze zette dat kind op haren schoot, Ze kuste het voor zijn mondeken rood; Het was zoo zoet, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. Ze zette het kind op hare knieën, Ze sprak: ‘Groot eer moet u geschien.’ Wel was haar doe, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. [pagina 35] [p. 35] Ze zette het kind op haren arm, Met grote vreugde zag zij 't aan; Het was zoo zoet, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. De moeder maakte den kinde een bad, Hoe liefelijk dat het daar inne zat; Wel was haar doe, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. Het kindekijn pletterde met de hand Dat het water uit het bekken sprank. Wel was haar doe, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. De os ende ook het ezelkijn Die aanbaden dat zoete kindekijn. Wel was haar doe, Susa ninna susa noe, Jezus' minne sprak Maria toe. Vorige Volgende