Driemaal is Jacques Perk tijdens zijn kort leven door de liefde beroerd geworden. Maar telkens botste deze liefde op de tegenstand van het lot. Het leek wel of deze gevoelige knaap voorbestemd was om nooit het eenvoudig, menselijke liefdegeluk te mogen kennen. Maar zonder deze ontgoochelingen zouden wij wellicht nooit de verzen hebben waaruit de hoge geestelijke vervoering opklinkt van een dichter die, evenals Dante voor zijn Beatrice, de ideale schoonheid oproept van de, alleen zuiver geestelijk, te bereiken beminde.
Op achttienjarige leeftijd werd Jacques Perk voor de eerste maal verliefd op Marie Champury. Het was niet de louter romantische verliefdheid van de knaap die dichterlijke aspiraties koesterde, doch de oprechte hartstocht van de vroegrijpe dichter, die zich reeds in alle ernst als verloofd beschouwde.
‘Voor de groei van de mens en de dichter was deze eerste muze-enminnares van een onschatbare betekenis’ getuigde Garmt Stuiveling. ‘Blijkens enkele bewaard gebleven briefkladjes heeft Jacques op deze verhouding, welke door toedoen van de ouders verbroken werd, gereageerd met een heftige ernst, die duidelijk bewijst, hoezeer dit alles hem aan het hart ging’.
Al moet deze eerste ontgoocheling groot geweest zijn, tot het schrijven van waardevolle verzen heeft zij hem niet geinspireerd. Maar een jaar nadien zou dit wonder gebeuren, toen hij in Juli 1879, tijdens zijn vacantieverblijf te Laroche in de Belgische Ardennen, Mathilde Thomas leerde kennen, een jonge blonde dame van twintig jaar, die hij goed en schoon en innemend vond en waarvoor hij, ofschoon zij reeds verloofd was, een diepe verering gevoelde, ‘maar niet de liefde, die nodig is voor een huwelijk’.
Zelf verklaarde hij in een van zijn brieven: ‘vijf lange dagen genoten we haar gezelschap en ik bemerkte alras dat zij in zich verenigde al het innig vrouwlijke wat ik toekende aan de ideale vrouw mijner gedachten, niet aan de vrouw, die ik tot gade zou wenschen’.
Maar niet alleen Mathilde doch ook de natuurschoonheid van de Ardennen, met de raadselachtige aantrekkingskracht van de grotten van Han, had op hem een diepe indruk gemaakt. In dit rotsachtig bergland, dat zulk een sterke tegenstelling vormt met het bijna vlakke en egale hollandse lanschap werd de schoonheid geboren die Jacques Perk in zijn gedichten heeft opgeroepen.
De schoonheid van de natuur, samen met de bekoorlijkheid van Mathilde, schonk hem een nieuwe visie op het leven en de kunst. In de spiegeling van de Ourthe en in de sombere grootsheid van de grotten van Han vond de twintigjarige, door de liefde beroerde dichter, de beelden en de gevoelens die in de tamme, burgerlijke wereld van de toenmalige Hollande poëzie een gans nieuwe poëtische wereld zouden doen ontstaan.
Maar naast deze uiterlijke invloeden, opgevangen door een nog argeloos oog en een nog bijna kinderlijk gemoed, dat reeds bittere teleurstellingen had gekend, werd de innerlijke sfeer van deze poëzie bepaald door de