‘Ja, ja, ik weet het wel. Nu er zoveel jonge mannen zullen weg zijn, zult ge het wel eenzaam vinden.’
Martijn gluurde van ter zijde naar haar gezicht.
‘Plaaggeest! We trachten hier allen naar de thuiskomst.’
‘Dus tracht ge ook om mij weer te zien.’
Martijn bekeek stoutmoedig doch vragend het meisje, dat zich in 't nauw gedreven voelde. Maar ditmaal bekende ze rechtuit:
‘Wel ja. Waarom niet?’
‘Jaantje.’ Martijn hield stil. ‘Ik moet u iets vragen. Ge weet wel wat. Ik heb het reeds eerder gedaan. Maar nu zou ik een duidelijk en beslist antwoord willen. Mag ik vertrekken met uw jawoord?’
De jonge zeeman hield het meisje bij de arm en trachtte in haar ogen te zien. Maar ze sloeg verward de blik neer.
‘Mag ik er op rekenen, Jaantje?’ drong hij aan. ‘Geef me het mee. Het is nog tijd. Ik ben nog aan wal.’
‘Ik kan nog niets vast zeggen’, prevelde ze.
‘Dus ge geeft niets om mij?’
‘Dat heb ik nooit gezegd. Zo moet ge dat niet opnemen, Martijn.’ Er lag een soort verwijt in haar stem. ‘Maar 't is voor mij... 't is zo moeilijk.’
‘Nog twee dagen en dan zal ik u in zes maanden niet meer zien. Hoe gaarne zou ik uitvaren met zekerheid in het hart. Gij kent die eenzaamheid der zee niet. Vrouwen hebben van dit leven geen begrip. Het zou voor mij een grote opluchting zijn. Ge weet dat ik u gaarne zie, Jaantje. Zo kan ik niet scheiden.’
Er klonk hartstocht en een verre angst in de bevende stem van de jonge visser.
‘Ja, Martijn, ik begrijp u wel. Maar ik weet nog niet goed wat ik moet doen. Ik wijs u niet af, dat weet ge wel. Het is echter een grote beslissing. Ik kan die niet zo ineens nemen. Ik heb het u nog al gezegd. Laat me er nog eens goed over nadenken’, meende het meisje.
‘Goed, ik zal wachten; maar tot wanneer?’
Weer stond Jaantje besluiteloos.
‘Ik weet nog niet’, zei ze. Dan na een poosje: ‘Maar als ge terugkomt, zal ik het vast en zeker kunnen zeggen.’
‘Nog zo lang...’ Een droeve trek kwam op het gelaat van de zeeman. ‘Nog zo lang...’
Het meisje zweeg, niet wetend wat te antwoorden.
Martijn staarde naar de haven en zei zacht:
‘Als het dan niet anders kan. Ja, dan zal ik wachten. Ge weet het: voor u doe ik alles... Kom hier.’