[Nummer 4]
[Voorwoord]
IN het nummer van Maart 1951 schreef Band ‘De kunstmanifestaties nemen zo ver vorm, dat het noodzakelijk wordt de samenbundeling en organisering van de verschillende initiatieven te onderzoeken opdat de rondreizen in de puntjes zouden verzorgd zijn. Het is de rol van een centraal organisme de komst van kunstenaars en geleerden te verwekken en te financieren. Het is de rol van plaatselijke afdelingen de propaganda te voeren, de nodige faciliteiten te scheppen en onder de bevolking belangstelling te doen ontstaan en te onderhouden’.
Sedertdien werd onophoudelijk deze gedachte bepleit.
Te Leo is er in de Kongostroom veel water voorbijgevloeid en op de Koninklijke Plaats te Brussel zijn veel tramwagens voorbijgebold.
En eindelijk is de kogel dan toch door de kerk.
De studiereis van de Heer Van den Haute, Kabinetsattaché van de Heer Minister van Koloniën heeft inderdaad in eerste instantie voor doel de nodige inlichtingen ter plaatse in te winnen en contacten te leggen tot het oprichten van een kultuurraad waar de onderscheidene bestaande verenigingen zouden vertegenwoordigd zijn.
De idee door Band vooropgezet in 1951 wordt aanvaard.
Ons blijft nu de heerlijke taak weggelegd meer nog dan vroeger de propaganda te voeren en de belangstelling te wekken voor de initiatieven die de kultuurraad zal nemen.
Zoals vroeger moet echter deze taak ook mede vervuld worden door alle plaatselijke Vlaamse verenigingen.
BAND.