Band. Jaargang 12

[p. 357]

Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut
Jaarlijkse Wedstrijden 1954-1955

Het bij koninklijk besluit van 4 September 1928 opgericht Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut heeft tot doel de koloniale propaganda in het hoger onderwijs in te richten, de verbinding tussen de verschillende organismen die zich met koloniale studies bezighouden te verzekeren en alle wetenschappelijke studies die op de kolonisatie betrekking hebben, te ondernemen.

Het omvat drie Secties: Morele en Politieke Wetenschappen, Natuuren Geneeskundige Wetenschappen, Technische Wetenschappen.

Iedere Sectie bestaat uit vijftien leden en mag bovendien dertig nationale of vreemde buitengewone leden, en vijftien corresponderende leden tellen; deze worden gekozen onder de in Belgisch-Congo of Ruanda-Urundi verblijvende kolonialen.

Ieder Sectie stelt jaarlijks twee prijsvragen, waaraan een som van 2.000 tot 10.000 frank wordt toegekend. De prijswinnende verhandelingen worden daarenboven op de kosten van het Instituut gedrukt.

De antwoorden moeten, in drie exemplaren, vóór 10 Mei van ieder jaar, op het Secretariaat-Generaal van het K.B.K.I., 25, Marnixlaan, te Brussel toekomen.

De tekst van de gestelde vragen, evenals het volledig reglement van de wedstrijden, verschijnen jaarlijks in de eerste aflevering van de Mededelingen der Zittingen, die kan worden geraadpleegd in een groot aantal Belgische bibliotheken en in al de openbare bibliotheken van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi.

Voor de jaren 1954 en 1955 worden onderscheidenlijk de volgende vragen gesteld:

Prijsvragen voor de jaarlijkse wedstrijd van 1954

Eerste vraag. - Men vraagt een door nieuwe en nauwkeurige feiten gestaafde studie over de levenskrachten-vernielende elementen in de cosmogonische opvattingen van een volksstam of meerdere aanverwante volksstammen in Congo, en meer in het bijzonder over het specifiek vernielende element dat gebruikt wordt in wat men gewoonlijk de zwarte kunst of toverij noemt, over zijn aard en uitwerking alsook over de middelen die men gebruikt om er zich tegen te behoeden.

[p. 358]

2^de vraag. - Men vraagt een studie over de inlandse huisvestingsvoorwaarden in de gewoonterechtelijke middens: mobilier, mogelijkheden voor familieleven, hygiëne, duurzaamheid, enz...

3^de vraag. - Men vraagt een studie over de veranderingen van het geografisch landschap door de spoorwegen in verschillende streken van Belgisch-Congo.

4^de vraag. - Men vraagt nieuwe opzoekingen over de samenstelling uit aminozuren van de in het voedsel - en dan bijzonder het plantaardige - der inlandse bevolking van Centraal-Afrika bevatte proteïnen.

5^de vraag. - Er wordt een vergelijkende studie gevraagd over de verschillende transportwijzen in Congo, per spoor, langs het water, langs de baan, door de lucht en door zweefvervoer, onder het oogpunt der techniek, kostprijs en invloed op de economische ontwikkeling van Belgisch-Congo.

6^de vraag. - Men vraagt een studie over het aanwenden van de plantaardige hulpbronnen van Belgisch-Congo voor de bereiding van papierdeeg.

Prijsvragen voor de jaarlijkse wedstrijd van 1955

Eerste vraag. - Men vraagt een studie over de vreemde invloeden van voor de doortocht van Stanley door het Congobekken op de inspiratie, de esthetische gevoeligheid en op de techniek in de kunst van een bepaalde volksstam van Congo of Ruanda-Urundi.

2^de vraag. - Men vraagt een studie over al wat met het jacht- of visritueel in een landse gemeenschap samenhangt, namelijk:

a) Over de vormen van het ritueel: gebeden, offers, bezwerings- en toverformules, voorschriften, verbodsbepalingen, waarzeggerij, voortekens, enz...;

b) Naar gelang ze zich voordoen in de tijd: voor, tijdens en na de jacht of de visvangst;

c) Met nauwkeurige omschrijving van de functionele rol van zekere personaliteiten - zoals het streekshoofd en de eerstegeborene - van de jagers en de vissers zelve, en van de gemeenschap.

3^de vraag. - Men vraagt opzoekingen over de minerale voeding der runderen in Belgisch-Congo en meer in het bijzonder over de tekorten of de afwezigheden die werden vastgesteld, alsook over het mineraal metabolisme bij de dieren in funktie van de locale voederproducties.

4^de vraag. - Men vraagt opzoekingen over de afro-alpiene ijsformaties en de quaternaire ondergeschikte formaties in Belgisch-Congo.

5^de vraag. - Men vraagt een inventaris van de mijnhulpmiddelen van de Kolonie in metalen die nieuwe gebruiksvooruitzichten stellen (tungsteen, niobium, tantalium, titatium, litium, germanium, torium, cerium, yttrium,

[p. 359]

lantanium, didimium) in de huidige staat van onze kennis en een studie over de te gebruiken methoden om de ertsen die ze bevatten, af te zonderen.

6^de vraag. - Men vraagt een bijdrage tot de studie van de wegdekbekledingen, die in Belgisch-Congo kunnen gebruikt worden, waarbij in het bijzonder belang moet gehecht worden aan het gebruik van plaatselijk materiaal.

Het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut kent bovendien de volgende prijzen toe:

Albrecht Gohr-prijs

Deze prijs, die 2.500 frank beloopt, werd ingesteld om de auteur te belonen van een Franse of Nederlandse verhandeling over een juridisch vraagstuk van koloniaal belang.

Hij zal voor de derde maal in 1955 worden toegekend voor het vijfjarig tijdperk 1951-1955.

Het reglement van de jaarlijkse wedstrijden zal, in casu, worden toegepast.

De verhandelingen moeten in vijf exemplaren op het adres van het Secretariaat-Generaal vóór 10 Mei 1955 toekomen.

Driejaarlijkse prijs voor koloniale letterkunde

Deze prijs, die 20.000 frank bedraagt, werd ingesteld voor het beste (Frans of Nederlands) geschreven of gedrukt werk door Belgische auteurs samengesteld en dat met Belgisch-Congo of de Belgische mandaatgebieden verband houdt.

Deze prijs wordt toegekend aan een letterkundig werk zoals roman, novellenbundel, vertellingen, verhalen of essays, reisverhalen of geschiedenis van Congo.

De keuze van de Jury beperkt zich niet tot de geschreven of gedrukte voorgedragen werken, maar mag eveneens al de in de driejaarlijkse periode verschenen werken omvatten.

In geval geen enkel van de onderzochte werken de prijs schijnt te verdienen, mag, aan het beste, een prijs van mindere waarde toegekend worden. Deze onderscheiding kent aan hem die er het voorwerp van is, niet het recht toe de titel van laureaat te dragen. De prijs mag eveneens tot de volgende periode verschoven worden.

Voor het driejaarlijkse tijdvak 1951-1953, moeten de handschriften in vijf exemplaren op het adres van het Secretariaat-Generaal van het Instituut, uiterlijk op 31 December 1953 toekomen. De ingezonden exemplaren blijven het eigendom van het Instituut.