opzicht wou uitspreken over het principe of de wenselijkheid der overname van Kongo, die trouwens slechts elf jaar later, in 1908 plaats greep.
De bepaling dat de verdediging van de eventueel door België over te nemen gebieden uitsluitend zou moeten waargenomen worden door vrijwilligers werd in de grondwet opgenomen om te verhinderen dat jonge Belgen zouden verplicht worden hun bloed te vergieten en hun leven te wagen voor de verdediging van bezittingen die men desgevallend later in verre landen zou kunnen verwerven. Hierdoor kwam de grondwetgevende vergadering tegemoet aan een bezwaar dat in bepaalde kringen geopperd werd tegen de eventuële overname door België van de Onafhankelijke Kongo-staat.
De geesten zijn sedert 1893 sterk geëvolueerd en over het principe zelf van België's beheer over Kongo bestaan in ons land tegenwoordig geen bezwaren meer. Integendeel schijnt men thans meer dan ooit de mening toegedaan dat onze grondwet voor iedereen, zowel voor het buitenland als voor de Belgen en Kongolezen in het moederland en de kolonie, zou moeten beklemtonen dat Kongo integrerend deel uitmaakt van het Belgisch grondgebied, en dat er juridisch gesproken geen onderscheid mag gemaakt worden tussen België en Kongo. Sommigen zouden deze eenheid zelfs willen zien tot uitdrukking komen in eenzelfde vlag voor België en Kongo, bv. door het opnemen van de gouden Kongolese ster op blauwe hemel in de Belgische driekleur. In bepaalde kringen wenst men dat de grondwet niet langer zou bepalen dat België verdeeld is in provinciën, maar wel in provinciën en overzeese gebieden. Bovendien wijst men er op dat het verkeerd is te blijven spreken over ‘koloniën, bezittingen en protectoraten’ die België zou kunnen krijgen, als zouden bedoelde gebieden eigendom worden van de Belgische staat, terwijl er veeleer zou moeten gesproken worden van fusie en assimilatie, of tenminste van intieme unie en integratie in een Belgische eenheidsstaat. Verder zijn sommigen van oordeel dat de Belgische regering en met haar gans het Belgische volk zouden moeten verklaren dat de Afrikanen in Kongo Belgen zijn, in dezelfde graad als de Belgen in het moederland. Zij doen opmerken dat het verkeerd is onderscheid te maken tussen Belgen en Kongolezen, evenzeer als het verkeerd is tegenover het begrip Belg deze te plaatsen van Vlaming en Waal. Boviendien kan men de vraag stellen of men onderscheid moet blijven maken tussen de Belgen in Kongo en deze in het moederland, wat betreft de uitoefening van bepaalde rechten en vrijheden - individuële en sociale - waarover alle Belgen volgens de grondwet moeten kunnen beschikken.
In een andere orde van gedachten stellen sommige juristen de vraag of er in de grondwet geen onderscheid moet gemaakt worden tussen de Belgische overzeese gebieden waarover onze souvereiniteit volledig is, zoals Kongo, en deze wier ons beschavingswerk berust op andere rechtsgronden, zoals het voogdijgebied Ruanda-Urundi.
Men kan zich ook afvragen of het ogenblik niet gekomen is om ook in onze grondwet te voorzien in welke richting wij ons bewegen wat betreft