ambassadeur van de Koning van Kongo en werd door Pater Antoine-Marie de Monteprandone vervangen (1650).
In de eerste tijden hadden Montesarchio en zijn gezellen veel moeite om zich een hut en een kapel in kleiaarde te bouwen. Niemand wilde hen helpen. Zij begonnen een moestuin, maar de zwarten volbrachten er rooftochten in en dreven de stoutmoedigheid zo ver dat zij zelfs tot in hun woning kwamen stelen.
Montesarchio gelukte erin de Hertog, die gedoopt was, doch die leefde alsof hij het niet was, te overhalen.
Daar hij volstrekt de overste wilde bereiken, die op de linkeroever van de stroom cijns inde, maar die op de rechteroever woonde, overschreed de Pater de Kongostroom en doopte hem. Hij kwam nadien naar Nsundi terug.
Een brief van hem, gedagtekend van 22 Maart 1650, onthult ons dat hij als enig voedsel over een weinig grauwe erwten beschikte. Op zekere dag moest hij zich tevreden stellen met enige wortels die hij langsheen de weg uittrok.
Sedert een jaar had hij op zijn been een open wonde, die hem veel pijn veroorzaakte, doch zulks remde zijn werk niet.
De zorgen, die hij nam om zich te genezen, bestonden in wonderdoekjes, met kopersulfaat doordrenkt, welke hij tweemaal daags op zijn wonde legde. Hij had een jaar nodig om te genezen. Niettegenstaande dat was hij steeds op weg daar hij gans het hertogdom van Nsundi wilde evangeliseren.
Tot in 1650 riep hij, voor zijn bediening, de hulp van een tolk in, maar hij had hem weldra niet meer nodig.
Vanaf 1648, ter gelegenheid van zijn kort verblijf in San Salvador, was hij begonnen de inlandse taal aan te leren. Roboredo had hem, alsook aan zijn makkers, enige lessen gegeven, en de Pater had zich met een woordenschat voorzien, die hij eerst had overgeschreven van een spraakleer, van een boetvaardige methode en van een catechismus, bestemd om de meerderjarigen tot de doop voor te bereiden. Hij leerde het Kikongo aan zijn makker, Antoine-Marie de Monteprandone aan, die volgens zijn eigen bekentenis, zulks bij zijn aankomst het meest moeilijke zaakje ter wereld vond.
In het vervolg, in 1661, zal Monteprandone te Rome ten behoeve der zendelingen de catechismus in Kimbundu van Pater Couto doen uitgeven met toevoeging van een Latijnse vertaling.
Gedurende de maand December 1650 kwam het voor dat Pater de Montesarchio in de brousse verdwaalde. Hij had, als gidsen, twee knapen medegenomen, die hem talrijke moerassen en rivieren deden overschrijden, hoge bergen omgaan. Ten einde krachten, kwamen zij eindelijk te Matari aan, dat zich langsheen de weg van Nsundi naar San Salvador bevond, op vijf dagen afstand van de hoofdstad. Aldaar was er een goede markiezin, die door Pater Antoine-Marie de Monteprandone was bekeerd op het ogenblik dat hij juist zijn post te Nsundi vervoegde (in 1650).