Ik wist eerst niet wat te antwoorden.
En dan alleen: ‘O, doet hij dat?’
Yolande beaamde met een knikje.
‘Goed, dan zal ik je voortaan zo noemen, tenminste, als niemand het overhoren kan...’
Yolande bloosde...
De zon zet Yolande in het goud. Wanneer de zonnebundel door het getraliede venster gesplitst wordt, is ze als omgeven van tropische tover. Haar ogen glinsteren. Ze kijken naar mij. Dan weer niet. Soms loer ik over mijn bril. Er sluipt iets langzaam nader.
‘Mijnheer Schlegers, ik heb een drink meegebracht, zoudt U mij kwalijk nemen, moest ik U daarvan ter gelegenheid van mijn verjaardag een heel kleine hoeveelheid aanbieden?’
Ik ben mij niet bewust van wat ik antwoord, maar uit het kluwen van licht en schaduw, zwart en goud, staat een jong, beweeglijk vrouwspersoon op. Uit haar mandje haalt zij een karaf te voorschijn. Uit haar handtasje tovert zij twee fonkelende likeurglaasjes, die door een donkere wolk in de hemel worden overschaduwd. Een heerlijk elixir wordt met kleine slanke handen geschonken.
Goudstof stuift door de kamer.
En wij drinken.
Ik merk eerst nu hoe jong Yolande nog is. Ze veegt een druppel van het goudgele vocht met haar geel zijden zakdoekje van haar kin. Haar kaken gloeien. Ze lacht...
‘Mijnheer Schlegers, mag ik U ook een zoen geven?’ scherst ze, maar vooraleer ik durf ja te zeggen zoent ze mij, drie, vier maal op mijn linkerwang.
‘Oef!’ zegt ze, wanneer ze me loslaat, ‘mijnheer Schlegers, wees nu niet boos, ik heb nog nooit een man gezoend, en...’
Maar ze voltooit haar zin niet.
Ik voel mij aan iets schuldig, maar die drink benevelt mijn bewustzijn.
‘Het is tegen de noen!’ zeg ik plots.
‘O! maar dat is niets!’ zegt zij, ‘ik heb alles bij wat wij nodig hebben: voorgerecht, Julienne-soep, pommes allumettes, kip, sla, dessert, koffie, pousse-café, sigaren, sigaretten... en een grote roomtaart, met een 17e-eeuwse karos er op, voortgetrokken door zes vurige paarden, in marsepein... steigerend in de ruimte! Bindt mij met een gouden snoerlint aan U vast en droom met mij...’
Ik bind het snoerlint om haar hals en om de mijne en wij rijden, wij rijden in de marsepeinen karos door elysische velden... door labyrinthen van