| |
| |
| |
Merendree een gastvrij oord voor de dichters. De XIe Vlaamse Poëziedagen
DAT de Vlaamse Poëziedagen te Merendree reeds een elfde jaarlijkse week-end beleefden, moet nu stilaan de sceptici wel gaan overtuigen dat de goede animator E.H. Baziel De Craene, zijn mooi domein Geerolfswal tot een nationale Olympiade heeft weten in te richten.
Op 26 en 27 Juli jl. kwamen de getrouwen en de nieuwsgierigen uit alle delen van ons land naar Merendree, het kleine dorp dat volgens de Nederlanders als poëziedorp te veel ontsierd wordt door de publiciteit van het bier, om andermaal in het stemmige kader onder de katalpa de oogst 1952 te genieten en te keuren.
Ondanks minder goede weersvoorspellingen schijnt E.H. De Craene op een beste voetje te staan met cumulussen en andere weermakers, want ook ditmaal werd de poëzie overgoten met een stralend zonnetje en bleek de kracht van de wind slechts geschikt om de stilte met een zacht gesuis te accentueren.
Merendree had zich opengesteld voor de jonge en oude gasten, die naargelang het programma sprekers en declamators aanhoorden of zich tot kenners en critici van de geprezen (of van Hollands standpunt uit misprezen) biersoorten en andere vochten ontpopten. Maar deze mengeling van smaken hoort nu eenmaal bij deze dagen, beide elementen hebben immers iets met de geest te maken.
Zaterdagnamiddag, toen aan de eretafel het zilveren belletje van de blozende paster weerklonken had, en alle aanwezigen het zo sympathieke en hartelijke welkomwoord hadden vernomen, werd meteen het startschot gegeven voor de eerste round en kon het Olympisch poëzievuur ontbranden.
Naast het voltallige comité der Vlaamse Poëziedagen, konden wij de aanwezigheid opmerken van de hh. minister Dequae en De Taeye, dhr. Dr. O. Van Mulders, directeur bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs die de h. Minister verving doch evenwel een der trouwste bezoekers van de poëziedagen mag genoemd worden, dhr. L. Roppe, Gouverneur van Limburg, dhr. J. Storme, afgevaardigde van de Provincie Oost-Vlaanderen, Gravin d'Hespel, terwijl tussen de talrijke bezoekers o.m. de letterkundigen, | |
| |
E.H.R. Van de Moortel, Jan Schepens, J. Crick, Edm. Van Offel, Prof. Franz De Backer, Karel Jonckeere, St. Weyts, R. -F. Seghers, P. Dewalhens, Henri Bruning, Fr. Babylon, Herm. Van Snick, Hugo Wauters, Mark Decorte, H. Diddens, Jan Walravens, Gh. Laureys, Clare Haesaerts, Else Van Doren, H. Van den Eede, enz., aanzaten.
In zijn openingsrede wees E.H. De Craene, op de stijgende waarde van de talrijke inzendingen terwijl hij er nogmaals op aandrong dat te Merendree vooral het contact tussen ouderen en jongeren op een gunstige wijze zou ontstaan en bestendigd worden.
Nadat aangekondigd werd dat de lezing van E.H. Van de Moortel over ‘Poëtische Oogst 1951-1952’ wegens nalatigheid van de dichters die vergaten hun publicaties naar het comité op te zenden, niet kon doorgaan, werden door de voordrachtkunstenaars C. Verleyen, F. Roggen, H. Niels, de dames M. Bonquet, G. Dijckhoff-Ceunen, D. Daghouy, gedichten voorgedragen van L. Hendrickx ‘Lievenheersbeestje’, Jan Veulemans ‘Rondo’, Herm. De Cat ‘Op Naakte Rotspunt’, Frans Babylon ‘Russisch Requiem’, Ant. Van Wilderode ‘Het Gedicht’, J. Pleumeckers ‘Kitzbücheler Horn’ en Henri Bruning ‘De Rivier’.
| |
‘Poëzie en volksopleiding’ en ‘Modernistische poëzie in Vlaanderen.’
Als eerste spreker behandelt Johan Van Mechelen het onderwerp ‘Poëzie en Volksopleiding’. Vertrekkende van de vaststelling dat de dichtkunst niet tot in alle lagen van het volk doordringt, geeft Van Mechelen in eerste plaats de facetten van de mogelijkheden van de dichtkunst weer. Niet alleen de oude dichtkunst dient voorgesteld te worden, ook de hedendaagse werken moeten langs alle middelen zoals pers, voordrachten, radio, e.a. op de brede lagen van het volk kunnen inwerken. Maar bijzonder door het leren begrijpen van de dichtkunst moet een intense liefde gewekt worden die allengsaan dieper en ruimer tot alles zal doordringen.
De gekende kunstcriticus Jan Walravens, trad vervolgens als tweede spreker op met de voordracht ‘Modernistische Poëzie in Vlaanderen’, waarin hij de moeilijke opgave tot een goed einde wist te brengen. Na op het gevaar gewezen te hebben de hedendaagse modernisten steeds te willen beschouwen met dezelfde ogen als de expressionistische dichters na de eerste wereldoorlog, gaf Walvarens een inzicht in de elementen van de moderne poëzie.
Als typische vertegenwoordigers van de Vlaamse modernistische dichtkunst vermeldde hij o.m.: Hugo Claus, A. Bontridder, R.C. Van de Kerckhove, B. Cami, M. Wauters en Nic Van Beeck.
Het was omzeggens in aansluiting met deze spreekbeurt dat onder leiding van P.G. Buckinx, zich het aangekondigde debat ontspon, waarin naast de pleitbezorger Jan Walravens voor de moderne dichtkunst, vooral E.P. Brauns, dhr. J. Storme, afgevaardigde van de Bestendige Deputatie, Spee- | |
| |
ckaert, L. Rens en Herm. Van Snick aan het woord kwamen, met een onverwacht slot met de tussenkomst van Prof. Fr. De Backer te vinden. Maar vruchtbaar was het debat stellig.
| |
Een avond van kunst en geestrijk dessert.
In samenwerking met het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, had 's avonds op het grote poëzieplein een kunstavond plaats, waaraan de guitarist Max Damasse et de declamatrice Theresa van Marcke, medewerkte en poëzie en muziek ten gehore brachten, terwijl velen in de daartoe bestemde lokalen van Merendree elkaar achteraf terugvonden.
| |
Het appél van Zondag.
Voor het appél op de tweede dag waren nog meer bezoekers opgekomen, zodat de aanwezigen in de voormiddag de gedichten konden beluisteren van C. Lemaire ‘Orion’, Clara Haesaert ‘De Mand’, J. Sterkens ‘De Dichter’, J. Maeyens ‘Tu mouras seul’, Fr. Gijsen ‘De Goddelozen’, E.H. De Schutter ‘Emaus’, J. De Geest ‘Ontvoering’, H. Schoofs ‘Zelfportret’, St. Baetens ‘Kleine Prinses’, terwijl wij nog even opsommen voor de namiddagzitting, G. Van Ees ‘Bruiloftslied’, P. Aerts ‘Fontein’, Yv. Pauwels-Vennekens ‘Verzuchting’, H. Diddens ‘Fata Morgana’, H. Van den Eede ‘Medelijden’, J. Mollekens ‘Eeuwig Lied’, M. Braet, ‘Laatste Bezoeker’, Is. Van den Berghe ‘Panta Rei’, M. Tripas ‘De Bramen’, M. Verhaeghe ‘Witte Donderdag’ en P. Leroy ‘Oosterlied’.
| |
Synthetische dichtkunst en poëtische cavalerie.
E.P.M. Brauns s.j. handelde in zijn zeer uitvoerige en doordachte lezing over het begrip ‘Synthetische Dichtkunst’, waarmede hij wil aantonen dat geen enkel isme, de algemene en waarachtige dichtkunst kan vertegenwoordigen. Wijsgerig gezien stelt spreker zich tegen de vrije dichterlijke inspiratie, omdat het gedicht tot synthese wordt van een geheel, van een godsdienstige of menselijke belijdenis, zoals bij Hadewich het hele leven vervat is in één gedicht, bij Vondels reizang een geheel godsdienstige overtuiging. Onze moderne mens wenst meer te vinden dan de fraaie letteren alleen, zodat thans het verschijnsel zich voordoet dat men terug gaat grijpen bv. naar Hadewich en zelfs Ruusbroeck.
Nadat in de namiddagzitting de h.P.J. Flouquet, een omstandige uiteenzetting had gegeven over de ‘Biennales Internationales de Poésie’, welke doorgaan te Knokke van 11 tot 15 September a.s., kwam Jan Schepens, met een geestige en pittige causerie ‘Een woordje tot de Zondagse Pegaguscavalerie’, de waarheden verkondigen van de oudere die als redactie-secretaris van het letterkundige tijdschrift ‘De Vlaamse Gids’, ten overstaan van het ganse koloriet van jonge en oude scribenten zijn waarnemingen ten beste geeft.
| |
| |
Door Dr. P. De Rijck, werd vervolgens aangekondigd dat de Prijs voor het Essay, dit jaar nog niet kon toegekend worden wegens gebrek aan volwaardige inzendingen, terwijl dan het komende jaar voor dezelfde tak voornamelijk verwacht wordt een critisch overzicht met bloemlezing over de jongerenpoëzie in Vlaanderen, waaraan een hoger bedrag zal verbonden worden.
| |
Uitreiking der prijzen.
De dichter H. Van Herreweghen, bracht vervolgens verslag uit van de jury, terwijl de bekroonden na de voorlezing van hun gedichten onder applaus de uitgereikte prijzen in ontvangst mochten nemen.
De Prijs der Vlaamse Poëziedagen te Merendree 1952 werd toegekend aan E.H. Anton Van Wilderode voor ‘Het Gedicht’, terwijl de Pastoor De Craeneprijs 1952, werden verdeeld onder Louis Hendrickx voor ‘Lievenheersbeestje’ en Clara Haesaert ‘De Mand’.
Aldus vonden de XIe Vlaamse Poëziedagen te Merendree een gunstig besluit en wij betwijfelen het niet dat de afscheidsgroet van de sympathieke herder De Craene ‘Tot volgend Jaar’ een ruim gehoor zal vinden.
Remi De Cnodder
|
|